Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 98
Jaar: 2012
Maand: Mei
Auteurs: Staf Kamers

BEDRIJFSMETHODE RENSON

Naar aanleiding van het overlijden van Henri Renson, de bedenker van de beperkte broedruimte, houden we eraan om aandacht te besteden aan deze succesvolle bedrijfsmethode. In de loop van de jaren zijn er op de Renson-methode heel wat varianten ontstaan, iedere imker heeft immers zijn eigen visie en gewoonten

Principe

Vanaf het ogenblik dat er dracht beschikbaar is, wordt de moer opgesloten in een beperkte ruimte, waardoor maar een klein broednest onderhouden moet worden. Het gevolg is een overaanbod van vliegbijen op het moment dat er dracht is. Doel van de methode: zwermverhindering en hogere honingopbrengst met geringe inspanning van de imker.

Werkschema (simplexkast)

Na de reinigingsvlucht zetten we het volk op één broedkamer, waarbij erop gelet wordt geen stuifmeelramen te verwijderen. Wanneer half maart de wilg gaat bloeien, plaatsen we een tweede broedkamer zonder rooster op de onderbak. De koningin zal haar broednest naar boven uitbreiden. Bij zeer goede dracht en een sterk volk, kan soms al na twee weken geslingerd worden. Dit is wel meer uitzondering dan regel. Omstreeks 20 april plaatsen we tussen de twee bakken een koninginnerooster en brengen de koningin in de broedkamer boven het rooster, de Renson-kamer genoemd.

Deze Renson-kamer bouwen we als volgt op :

• aan de buitenzijde van de bak twee vulblokken;

• vervolgens één voerraam met stuifmeel en verzegelde honing;

• eventueel één darrenraam voor de varroabestrijding.

Er blijven dus maximaal zes ramen voor de koningin om te beleggen. De rest van de broedramen gaat naar de onderste broedkamer. Vervolgens leggen we boven de Renson-kamer een rooster en plaatsen we daarop een honingkamer, voorzien van:

• vijf tot zes vellen kunstraat;

• een paar uitgewerkte ramen;

• één raam met open broed om de bijen te dwingen naar boven te gaan. De ramen met kunstraat worden met werksterraat uitgebouwd. Er zijn immers veel jonge bijen die moeten kunnen bouwen. Het bijenvolk heeft nu drie bakken:

• de onderste bak voor het stuifmeel en tijdelijke opslag van nectar;

• de middelste bak (ca. 30.000 cellen) voor het broed;

• de bovenste bak voor de honing.

Een groot voordeel is dat om de tien dagen enkel de middelste kamer moet worden nagekeken op doppen. Indien doppen worden gevonden, deze verwijderen. Als een volk doppen blijft aanzetten, nemen we de koningin weg en voeren na vijf dagen een jonge bevruchte koningin in. Bij controle in de Renson-kamer, laten we zo veel mogelijk darren ontsnappen om verstopping van het moerrooster te voorkomen. Wanneer bij goede dracht een tweede honingkamer bijgeplaatst moet worden, zetten we deze boven de bovenrooster van de Renson-kamer, dus onder de reeds volle honingkamer.

Op 1 juli nemen we de rooster tussen onderbak en Renson-kamer weg, de koningin kan nu naar beneden, waar veel stuifmeel aanwezig is.

Op 10 juli plaatsen we opnieuw een rooster tussen de onderbak en de Renson-kamer. De koningin moet nu in de onderbak zitten, evt. daar geplaatst worden.

Op 21 juli nemen we de Rensonkamer weg en plaatsen we onder de onderste broedbak een nieuwe lege broedbak, om te overwinteren op twee broedbakken

Op 25 juli nemen we de honingkamer weg, behandelen we tegen varroa en geven we 5 kg voer.

Op 1 augustus starten we met inwinteren.

 

Voordelen aan deze werkwijze

• Meer honingopbrengst door meer haalbijen.

• Meer stuifmeel aanwezig voor de aanstaande winterbijen.

• De koningin legt gedurende het seizoen minder eitjes en slijt hierdoor minder snel.

• Tijdbesparing. De controle van de Renson-kamer waarin zich het broed bevindt, is snel gedaan.

• Geen zwermen. De koningin kan de kast niet uit, waardoor het volk niet kan zwermen. In het uiterste geval trekt de zwerm wel uit, doch bij gebrek aan een koningin vliegt deze terug naar de kast.