Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 99
Jaar: 2013
Maand: September
Auteurs: Giel Detienne

WETENSCHAP EN BIJGELOOF

Mijn collega en ik volgen met interesse de verschillende bijdragen in het Maandblad van de KonVIB en in andere tijdschriften. We zijn immers benieuwd naar andere standpunten en nieuwe bedrijfsmethoden, naar wat een ander prioritair vindt en welke gloednieuwe oplossingen voorgesteld worden. Maar soms storen we ons aan het vertellen van sprookjes.

Prikkelen

Neem nu als voorbeeld prikkelen. Veel imkers doen het in het voorjaar, sommigen ook in het najaar. De ene beweert dat je de verzegelde voedselraten moet openritsen, de andere geeft voederdeeg (soms gebrouwen volgens geheime recepten tijdens de nieuwe maan?) of suikerwater in verschillende concentraties.

Wat verwacht men er allemaal wel niet van: de koningin zou meer eitjes leggen, er zouden meer larven opgekweekt worden, de kolonie zou sneller groeien, er zouden meer winterbijen aangemaakt worden, de kolonies zouden sterker de winter ingaan en er dan ook sterker uitkomen … Diegene die prikkelen kunnen allen beamen hoe belangrijk en nuttig hun ritueel is. Ze zien dit toch met hun eigen ogen, en die bedriegen je niet. En ze oogsten veel meer honing, dankzij hun ingrepen.

Wetenschappelijk onderzoek

Is er iemand die het niet gelooft? Ja, wij! Waarom? Omdat wetenschappelijk onderzoek al lang aantoont dat prikkelen geen enkel effect heeft, behalve dan op de portemonnee van de imker.

Geprikkelde kolonies hebben noch meer broed, noch meer bijen, noch verzamelen ze meer pollen, noch is er meer honing. Dit werd al in 1946 (!) door Colin Butler in Engeland aangetoond. Later hebben Anton Imdorf en collega’s in Zwitserland (1984), en Gerhard Liebig in Duitsland (1994) dit kunnen bevestigen, zowel voor het prikkelen in het voorjaar als voor het prikkelen in het najaar (Imdorf en collega’s 1983).

In het najaar woorden soms wat meer bijen gekweekt, maar zonder effect op de volksgrootte bij de in- en uitwintering. Dit wil uiteraard niet zeggen dat men kolonies niet moet voederen als ze te weinig voedsel hebben, maar er is geen positief effect op een gezond volk met voldoende voedselvoorraad.

Raammaat

Of zullen we ons even over een ander sprookje buigen? Wat denk je van de invloed van de raammaat op de kolonieontwikkeling en de honingoogst? Ben je er ook van overtuigd dat de kolonie het snelst groeit als er geen raamhout het broednest dwarst?

Is het daarom beter om met dadant te werken, waar de koningin nooit een houten balkje moet betreden? Nou, ook dit is onderzocht. En neen, er is werkelijk geen verschil te zien (Liebig en collega’s 1997). Het kan de bijen blijkbaar weinig schelen.

Het scheelt de imker wel, en dus kiest die voor een raammaat dat voor zijn doeleinden het meest geschikt is. Er zijn goede redenen om voor dadant te kiezen, net zoals er goede redenen zijn voor langstroth, zander, simplex, … Maar de volksontwikkeling is er geen van.

Tradities

En zo zijn er nog heel wat weetjes en regels, die niet blijken te kloppen als je ze eens van dichterbij bekijkt. Maar hoe kan het nu dat duizenden imkers in hun dagelijkse imkerspraktijk, naar het schijnt met succes, methoden toepassen die volgens herhaaldelijk onderzoek geen voordeel bieden? Hoe komt het dat zoveel imkers de ervaring hebben dat het werkt, en daarom weigeren nieuwe inzichten te verwerven?

Ik denk niet dat imkers meer bijgelovig zijn dan andere mensen. Ik denk dat het eerder een algemeen menselijk fenomeen is. Het voelt vertrouwd aan, het is traditie en het werkt. Dus waarom zou je iets veranderen? Het probleem is dat onze waarnemingen en ervaringen bedrieglijk kunnen zijn.

Van uitspraken zoals: ‘De zon draait rond de aarde, dat zie je toch meteen!’ of ‘Ik ken iemand die rookt en meer dan 80 werd, dus kan roken toch niet zo schadelijk zijn’ of ‘Je doet suiker in de honing, want ik zie er suikerkristallen in!’ weten we allemaal dat ze niet kloppen. Het is niet altijd evident zo’n redenering te ontkrachten.

Neem als voorbeeld het roken: ja er zijn rokers die vrij oud worden, en ja, er zijn mensen met longkanker die nooit gerookt hebben. Maar kunnen wij dat wel correct inschatten? De meeste mensen kennen slechts een beperkt aantal personen, laat staan dat men volledig op de hoogte is van al hun ziektes en rookpatroon.

Beperkt beeld

En hebben wij ook niet een heel beperkt beeld wat de bijen betreft? Hoeveel kolonies heb jij bijvoorbeeld? En hoe beoordeel jij of een bepaalde ingreep een meerwaarde heeft? Weeg jij nauwkeurig hoeveel honing je per kolonie oogst? Weet jij hoeveel bijen en hoeveel broed in je kolonie aanwezig is? En dit voor de helft van de kolonie met prikkelen, en de andere helft zonder, maar wel op dezelfde bijenstand (want de invloed van de locatie is veel groter dan die van de gebruikte bij of de ingrepen van de imker)?

Ook hier is de kans groot dat je maar een beperkt beeld hebt, ook al beschik je over 20 of 30 kolonies. Wetenschappelijk onderzoek met een groot aantal kolonies is daarvoor nodig. De resultaten zijn al lang gepubliceerd, alleen negeren de meesten imkers ze.

Lesgevers en cursussen

Moet men hieraan iets doen? We denken van wel. Het imkeren gaat niet bepaald gemakkelijker worden in onze tijden met een toenemend aantal varroa en andere mijten, pesticiden en virussen.

Aangezien de massale verliezen van kolonies de laatste jaren, kan men ook niet beweren dat de ‘goede oude methodes’ het nog goed stellen.

Het is dus aangewezen de kennis die er al is ook effectief te gebruiken. Hoe kunnen we dit bereiken? Ik denk vooral aan het informeren van onze lesgevers. Beginnende imkers leren het vak dikwijls van een ervaren imker die al 20, 30 of meer jaren met bijen bezig is.

Deze heeft zijn kennis vaak zelf van een oudere imker gekregen, die op zijn beurt de stiel leerde van een ervaren imker die nog de Grote Oorlog meemaakte.

Een mooie keten van mondelinge overlevering en traditie, waarop we terecht trots zijn, maar helaas houdt dit niet voldoende rekening met de veranderingen waarmee we als imkers geconfronteerd worden. Jaarlijks worden er in zoveel afdelingen cursussen voor beginnelingen en gevorderden georganiseerd, met groot succes.

Ik wou dat die lesgevers hun methodes en kennis af en toe opfristen, en de basis helpen leggen voor een succesvol imkeren.

Even stilstaan

Gaan nu minder imkers prikkelen? We vrezen van niet. Veel prikkelaars gaan zich geprikt voelen, en hun positie driftig verdedigen. Dat mag zeker, want we willen openstaan voor andere opinies en discussies, en we moeten elkaar vooral niet proberen te overtuigen van ons eigen gelijk. Wie verder geld en tijd aan het prikkelen wil besteden, mag dat gerust doen.

Referenties

Butler, C. G. 1946. The provision of supplementary food to hive bees.

Annals of Applie33, 307-309.d Biology

Imdorf, A., Bühlmann, G., Gerig, L., Maquelin, C. & Wille, H. 1984. Wasbewirkt die flüssige Frühjahrsreizfütterung? Schweizerische Bienen- Zeitung, 107, 46-59.

Liebig, G. 1994. Entwicklung von Bienenvölkern – Ergebnisse des Forschungsprogramms ‘Volksentwicklung’. In: Gesellschaft der Freunde der Landesanstalt für Bienenkunde der Universität Hohenheim, Festschrift Hohenheim aktuell.

Liebig, G., Gerlich, R. & Sanzenbacher, R. 1997. Die Entwicklung von Bienenvölkern auf verschieden großen Waben. Deutsches Bienen- Journal, 5, 18-19.

Imdorf, A., Wille, H. & Bühlmann, G. 1983. Pflege der Völlker nach der Ernte: Lohnt sich eine Nachsommerreizfütterung? Schweizerische Bienen-Zeitung, 106, 402-416.