Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 102
Jaar: 2016
Maand: Maart
Auteur : Eddy Willems

BIOTOOPVERNIELING PROBLEMATIEK VAN

ZOWEL HONING ALS DE SOLITAIRE BIJ

Begin 2015 werden politici opnieuw gealarmeerd over abnormaal hoge bijensterfte. Het staat als een paal boven water dat bijen verdwijnen. De laatste jaren gaat ook heel wat aandacht naar deze problematiek. Verschillende oorzaken van bijensterfte worden vernoemd: parasieten, ziekten, schadelijke bestrijdingsmiddelen, vermindering van de biodiversiteit, vervuiling, klimaatverandering. Algemeen wordt aangenomen dat een combinatie van een aantal factoren mogelijk bijdragen aan verhoogde bijensterfte. Er worden acties op touw gezet zoals bloemenweiden zaaien, nestkastjes hangen voor solitaire bijen … Maar is dit voldoende? Deze vraag werd ook in het parlement gesteld. Deze acties zijn mijn inziens een druppel op een hete plaat. Er moet heel wat meer gedaan worden.

Biotoopvernieling

Een van de hoofdredenen voor de achteruitgang van zowel wilde bijen als honingbijen zou wel eens biotoopvernieling kunnen zijn. Ook wilde bijen zijn belangrijke bestuivers die de laatste decennia sterk in aantal zijn afgenomen. Ik vermoed dat de problematiek van het verdwijnen van honingbijen en wilde bijen dichter bij elkaar ligt dan men wel denkt. Door verstedelijking verdwijnen heel wat leefgebieden voor onze insecten.

In de Duitse Bondsrepubliek is men tot de conclusie gekomen dat door verkavelingen en betonnering 13,6% van het ganse Duitse grondgebied is ingepalmd. Er is daar een verlies van 73 hectaren vrije grond per dag. Als dit al het geval is in een groot land als Duitsland, vrees ik dat we in ons klein landje nog veel slechter scoren.

Als gevolg van allerhande beheermaatregelen worden leefgebieden dikwijls vernield omdat er geen of bijzonder weinig aandacht gaat naar onze bestuivende insecten. Ik denk hier aan bermbeheer en het huidig bosbeheer. Voor men iets weghaalt moeten er eerst alternatieven zijn, zoniet zal het voor vele insecten fataal aflopen. Ook het gebruik van zware machines eist zijn tol.

Bermen, houtkanten en zandwegen

Alle insecten en zeker bestuivende soorten profiteren ervan als we meer aandacht aan hen besteden in ons beheer. Onze wilde flora heeft bestuivende insecten, en in het bijzonder wilde bijen nodig. Zij zijn grotendeels gebonden aan bepaalde bloemen. Ze zijn erg belangrijk en onze honingbij is zeker niet weg te cijferen. Zowel wilde bijen als honingbijen zijn nodig.

Als voedselvoorziening en nestgelegenheid hebben solitaire bijensoorten een milieu nodig dat normaal te vinden is in bloemrijke bermen en houtkanten. Hardgelopen zandwegen waar een groot percentage solitaire bijen nestgelegenheid vinden zijn ook belangrijk, al zijn deze zeer zeldzaam aan het worden. Ik denk hier aan de opmars van onze trage wegen. Vaak worden deze door veelvuldig gebruik verhard, wat niet in het voordeel is van onze insecten.

Slobkousbij

Wilde bijen zijn erg honkvast en zeer gevoelig voor verandering en verstoring. Als voorbeeld een bij die het steeds moeilijker krijgt door ondoordacht bermbeheer: de gewone slobkousbij (Macropis europaea) een specialist van bermen en grachtkanten.

13 1

13 2

In en rondom mijn werkgebied probeerde ik deze wilde bij gedurende de laatste jaren op te volgen. In tegenstelling tot de meeste andere bijen komt de gewone slobkousbij voor in vochtige terreinen waar gewone wederik (Lysimachia vulgaris) in grote aantallen groeit. Langs greppelranden van spoor en wegen, taluds, sloten, beken, oevers van kanalen en rivieren, plassen en uiterwaarden. Soms tot in de bebouwde kom.

Deze typische plant van water- en grachtkanten, bloeit van half juni tot half augustus. Vooral de vrouwtjes treffen we hier aan. Ze zijn sterk gebonden aan deze plant. De bloemen geven geen nectar maar de bij verzamelt samen met het stuifmeel ook de plantaardige olie, die aan de voet van de helmdraden wordt geproduceerd.

Op de helmdraden staan klierharen die bij aanraking een olie afscheiden. Door capillariteit wordt de olie opgezogen door de beharing van de voorste en middelste poten en daarna in de beharing van de achterste poten overgebracht. Deze olie zorgt ervoor dat het stuifmeel aan de poten blijft kleven en dient als larvenvoedsel.

13 3

Voor haar eigen energiebehoefte is de bij in hoofdzaak aangewezen op nectar van een beperkt aantal planten die in de buurt van de grote wederik kunnen voorkomen, zoals:

  • gewone kattenstaart (Lythrum salicaria), bloeitijd juni-september
  • kale jonker (Cirsium palustre), bloeitijd juli-september
  • wilgenroosje (Chamerion angustifolium), bloeitijd juni-augustus
  • wolfspoot (Lycopus europaeus), bloeitijd juli-september
  • witte honingklaver (Melilotus albus), bloeitijd mei-augustus
  • akkerdistel (Cirsium arvense), bloeitijd juli-september
  • gewoon biggenkruid (Hypochoeris radicata), bloeitijd mei-september
  • valeriaan (Valeriana officinalis), bloeitijd juni-augustus
  • watermunt (Mentha aquatica), bloeitijd juni-september
  • braam (Rubus fruticosus), bloeitijd mei-augustus
  • gewoon havikskruid (Hieracium lachenalii), bloeitijd juni-juli
  • moerasrolklaver (Lotus pedunculatus), bloeitijd juni-augustus
  • vuilvuilboom of sporkehout (Rhamnus frangula), bloeitijd mei-september
  • framboos (Rubus idaeus), bloeitijd mei-juli
  • beemdkroon (Knautia arvensis), bloeitijd mei-september

Zelden vindt men deze planten tegenwoordig nog in de buurt van grote wederik. Meermaals is me opgevallen dat deze nectarplanten ontbreken en geen slobkousbij te bespeuren valt op grote wederik. Ook zijn heel wat van deze planten geschikt voor onze honingbijen.

Het huidige maaibeheer is de hoofdoorzaak dat deze bij het bijzonder moeilijk krijgt en dat geldt voor heel wat andere bijensoorten die gebonden zijn aan bepaalde planten. Bermen zijn niet echt bloemrijk meer, maar puur gras met hier en daar wat bloemen die meestal waardeloos zijn voor bijen.

Bijgaande foto dateert van 30 juni 2013. Oorspronkelijk komt in deze grachtkanten de grote wederik (bloeitijd van juni tot augustus) vrij talrijk voor. Ruim een week voordien werd hier gemaaid. Alle bloeiende planten inclusief grote wederik en de nodige nectarplanten voor onze slobkousbij zijn weg.

Elk jaar opnieuw gebeurt dit, half juni net de periode dat deze bij begint te foerageren. In dit gebied heb ik de slobkousbij dan ook nog nergens aangetroffen. Enkele kilometers verder, daar waar maaien minder frequent of niet gebeurt, is ze wel aanwezig. Ook de koekoeksbij, de bonte viltbij (Epeoloides coecutiens) die parasiteert in de nesten van de slobkousbij was hier aanwezig.

13 4

13 5

Degelijk bermbeheer nodig

Synchronisatie tussen bloem en bij wordt in het gemaaide gebied dapper verstoord. Volgens Westrich (1999) is maaien één van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van de soort in Duitsland. Bescherming van waardplanten voor bestuivende insecten is topprioriteit.

We weten dat de totale oppervlakte wegbermen in Vlaanderen bijna zo groot is als de totale oppervlakte erkend natuurreservaat. Een degelijk bermbeheer zou bijgevolg sterk kunnen bijdragen tot instandhouding van veel wilde planten en dieren.

Zo zouden natuurgebieden opnieuw met elkaar verbonden kunnen worden. In eentonige grasbermen zoals we die nu kennen, kunnen insecten niet overleven. Zij hebben schrale, kruidenrijke bermen nodig. Hoog tijd dat we het bermdecreet van 1984 oppoetsen en we op een degelijke manier gaan werken. Ook bij het huidig bosbeheer stel ik me grote vragen. Ongeveer één derde van de populatie wilde bijen leeft in bos en bosrand.

Wij zijn heel wat aan het verknoeien omdat we te veel bezig zijn met wat moet volgens een bepaald natuurideologie en te weinig met wat voor de natuur echt nodig is. Weten we eigenlijk nog wel wat nodig is? Is hier geen gebrek aan kennis?