Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 96
Jaar: 2010
Maand: April
Auteurs: Lei Hensels

BLOEIEND LEVEN

Drachtplanten


13 1

Planten die aan honingbijen, solitaire bijen, hommels, vlinders, vliegen, kevers en andere insecten voedsel leveren in de vorm van stuifmeel en/of nectar, noemen we drachtplanten. We vinden ze o.a. bij: kruidachtige planten, in land- en tuinbouwgewassen, in tuinen en parken en bij de wilde flora. Drachtplanten vinden we ook bij bomen en heesters, zowel in het assortiment van het stedelijk groen, als op het platteland. Het geheel aan drachtplanten noemen we bijenweide.

In imkerstaal spreken we van voorjaarsdracht, zomerdracht, en najaarsdracht. De perioden tussen deze hoofddrachten noemen we drachtpauze. Een drachtpauze is voor bijen en andere nectareters een periode van gebrek en honger. Een drachtpauze kan ook ontstaan door een chemische onkruidbestrijding en door snoeien en maaien op een verkeerd moment.


Drachtverbetering

Drachtverbetering is het aanplanten en/of inzaaien van drachtplanten, waardoor een verbetering van de voedselsituatie voor genoemde insecten ontstaat. Tevens krijgen we een betere biotoop en een rijkere biodiversiteit. Aanplantingen van bomen en heesters zijn bijzonder waardevol omdat dit een eenmalige investering is met een langdurig rendement. Men denkt best twee keer na voor men een boom velt.

Een intens bezoek van bestuivende insecten stimuleert een rijke vruchten zaadvorming, waardoor planten beter in staat zijn zich voort te planten, en dat levert op zijn beurt een rijkdom aan voedsel voor vogels en andere dieren. Meer aandacht voor drachtverbetering heeft een brede ecologische waarde.

Bijenteelt

13_2

De mens heeft altijd de drang gehad om de natuur naar zijn hand te zetten. Hij is dieren gaan houden om in zijn levensonderhoud te voorzien of om er zich mee te vermaken. Onder de vele tienduizenden soorten insecten zijn er echter maar twee die als huisdier worden gehouden, namelijk: de zijderups en de honingbij.

Honingbijen onderscheiden zich doordat ze nectar verzamelen en er honing van maken. Nectar wordt geproduceerd in de planten door de fotosynthese. Honing was al bij onze verre voorouders een geliefd product en eeuwenlang de enige zoetstof. Het verzamelen van honing was voor hen een soort jacht.  De eerste imkers waren in zekere zin bijenjagers. Het vergde een grote kennis en opmerkzaamheid om wilde bijenvolken op te sporen en honing te winnen. Het oogsten van honing was nooit een vorm van roofbouw. De bijenvolken behielden voldoende voorraad om niet te verhongeren.

Deze bosbijenteelt of bijenjacht zien we tegenwoordig nog toegepast bij natuurvolken in Nepal, India, Afrika en Rusland. Via rotsspleten en holle bomen die als oorspronkelijke bijenbehuizing in de vrije natuur werden opgezocht, en later via stukken holle bomen en gevlochten strokorven die bij huis werden geplaatst, is de bijenteelt geëvolueerd van bijenjacht naar de imkerij zoals we ze tegenwoordig kennen. Door de overgang van de korfimkerij naar de huidige bijenkast werd de bijenteelt en het winnen van honing en was verder gemoderniseerd.

In tegenstelling tot de ontwikkeling van wilde dieren naar tamme huisdieren, verkeren de bijenvolken, gehuisvest in moderne bijenkasten, nog steeds in dezelfde wilde oerstaat als hun verre voorouders. Een andere tegenstelling ten opzichte van andere huisdieren is de wijze van voedselvoorziening en het nutsgebruik van honingbijen.

Honingbijen moeten hun voedsel zelf in de vrije natuur verzamelen. Nectar en stuifmeel worden door henzelf verwerkt tot hun voedsel: honing en bijenbrood. Het in stand houden van een bijenvolk vraagt enorm veel voer. Per jaar heeft een volk 50 kg honing en 40 kg stuifmeel nodig. Als gevolg van regelmatige tekorten aan stuifmeel is hun weerbaarheid tegen ziekten aanmerkelijk verzwakt.

Belang van de bijenweide

Het spreekt vanzelf dat een rijke dracht of bijenweide de belangrijkste factor is voor een rendabele bijenteelt. In Nederland en België is de dracht zo schraal en arm geworden dat bijen vaak niet in staat zijn om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. De imker moet geregeld een handje toesteken en de bijen bijvoeren met suikerwater. Voor stuifmeel bestaat er echter geen waardevolle vervanging. In stedelijke gebieden met tuinen en groenaanplantingen, kunnen de bijen zich nog goed handhaven. Het probleem stelt zich vooral op het platteland waar:
• het hoge rendement in de landen tuinbouw;

• het gebruik van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen;

• mechanisatie;

• ruilverkaveling;

• cultuurtechnische ingrepen en grootschaligheid de bijenweide tot een woestijn hebben herschapen.

Toch hebben vele takken in de land- en tuinbouw bijen nodig voor bestuivingsdoeleinden. In de tomaten- en fruitteelt en bij vele andere bloeiende gewassen zijn hommels en bijen onmisbaar.

Voor de wilde flora is de bestuivingswaarde van honingbijen, solitaire bijen en hommels nog steeds te weinig gekend en wordt ze daardoor onderschat. Voor het in stand houden van deze insectengroep is het de hoogste tijd dat de bijenweide als een volwaardig element wordt erkend bij:
• ruilverkavelingen;

• landschapsbouw;

• stedelijk groen;

• natuurterreinen;

• landschapsparken. Bij het samenstellen van folders en brochures dienen de begrippen drachtplanten en drachtverbetering op een volwaardige wijze belicht te worden. Ook in imkerskringen mag een drachtplantencursus niet ontbreken. Aandacht en zorg voor een rijke natuur vol bloeiend leven zijn een waarborg voor het behoud van het cultuurerfgoed ‘de imkerij’.

13_3