Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 99
Jaar: 2013
Maand: januari-februari
Moderator: Serge Hoste, met Jens D’Haeseleer, Wannes Meersmans , en Bart Vandepoele

 

DEBAT PLANTENEXOTEN EN DE IMKERIJ

f1

Na afloop van de referaten op de studiedag ‘Pantenexoten en de imkerij’ kwamen er uit het publiek heel veel vragen en bemerkingen. De imkers zien met lede ogen aan dat er heel wat interessante drachtplanten systematisch verwijderd worden omdat ze het stigma ‘exoten’ gekregen hebben. Stof dus om in discussie te gaan en de bezorgdheid van de imkers te uiten.

Ik ben een biologische en natuurlijke imker en begrijp goed de standpunten van Natuurpunt. Toch zou ik voorstellen om acties gefaseerd uit te voeren zodat de bijenweide in een bepaalde regio niet plotseling drastisch wijzigt. Bovendien is het belangrijk om aan de omgeving te laten weten wat de bedoeling is en hoe het moet worden.

Jens D’Haeseleer geeft toe dat een gefaseerde aanpak beter zou zijn, zeker om commotie te voorkomen. In geval van invasieve exoten moet echter drastisch ingegrepen worden. Wel is het zo dat er vele voorbeelden gegeven kunnen worden, zoals in Averbode, waar het resultaat twee jaar na een kaalslag zeer goed meevalt. Ten slotte gebeuren vele acties binnen een LIFE-project met Europese subsidies. In die gevallen stellen de Europese, de federale en Vlaamse overheden duidelijk deadlines. Op vijf jaar moeten 100 hectaren omgevormd worden. Over al deze acties dient door Natuurpunt beter gecommuniceerd worden.f2

Kan men, vooraleer men aan een uitroeiactie van exoten begint, niet nagaan welk effect het gaat hebben op de omgeving (‘woestijntest’) en kan men voordien geen alternatieven aanplanten zodat het nadelig effect niet zo groot is? Is de koppeling tussen het krijgen van subsidies voor kleine landschapselementen en het uitroeien van exoten wel verantwoord?

Bart Vandepoele geeft de vraagsteller gelijk en vraagt ook met aandrang gebieden geleidelijk aan te hervormen, ondanks de Europese richtlijnen. Arnout Zwaenepoel vermeldt dat voor gebieden die door het Agentschap voor Natuur en Bos beheerd worden, beheersplannen opgesteld worden die gelden voor 10, 20 of 27 jaar. De duur van de beheersperioden heeft te maken met het specifiek wettelijk kader waarin deze projecten kaderen. Belangrijk is ook dat elk beheersproject vooraf gegaan wordt door een openbaar onderzoek. Het publiek karakter van zulk onderzoek laat toe dat iedereen er inzage van kan nemen en suggesties kan doen waarmee dan zoveel mogelijk rekening gehouden wordt. Jens D’Haeseleer stelt dat Natuurpunt zelf ook gefaseerde beheersplannen, met visie, opstelt voor 27 jaar, deze zijn niet publiek. Niet iedere natuurpunter volgt deze plannen, jammer genoeg. Vroeger waren er ‘vogelmannen’ en ‘plantenmannen’ en werden bepaalde gebieden ingericht enkel voor vogels of enkel voor vegetatie. Nu zijn er gelukkig ook ‘insectenmannen’, ik ben daar een bewijs van. Belangrijk is dat we bij het inrichten van natuurgebieden rekening houden met alle facetten van het leven. Ikzelf werk veel rond solitaire bijen, deze diertjes hebben in grote mate dezelfde noden als de honingbijen.

Moeten we in het exotendebat geen rekening houden met het steeds warmer wordend klimaat en de daarbij horende wijzigende flora? In vroeger tijden was er hier ook en totaal andere flora, denk maar aan de plantenresten die we in onze steenkool terugvinden. Zelfs heide is geen natuur, vanwaar dan de interesse rond de heide?

Arnout Zwaenepoel stelt dat er nog heel wat onduidelijkheid bestaat over wat inheems is en wat uitheems is. Er zijn verschillende lijsten in omloop die elkaar vaak tegenspreken. Op dat vlak is er nog heel wat sensibilisering nodig. Ons referentiekader begint na de laatste ijstijden. We gebruiken een kader van 10.000 jaar om te kijken welke biodiversiteit tot stand is gekomen. Ook de temperatuursstijging is verwaarloosbaar ten opzichte van de temperatuursschommelingen die we de laatste 10.000 jaar kenden. In dat opzicht zijn onze planten beter aangepast aan temperatuursschommelingen dan exoten. Jens D’Haeseleer geeft toe dat heide maar halfnatuur is, gecreëerd en in stand gehouden door de mens. Toch is het ondertussen een belangrijk biotoop geworden voor vele dieren en planten, zodat het opportuun is om deze heidelandschappen op een kunstmatige wijze in stand te houden.

Een Gentse imker vraagt wat het effect zal zijn van GGO’s op de natuur en op onze bijen in het bijzonder. Wat doet het beleid aan deze problematiek?

Wannes Meersman stelt dat de lokale overheden weinig zeggingsschap hebben over deze voornamelijk Europese materie. Hij zegt dat we terecht bezorgd mogen zijn en dat de landbouw zich om economische redenen fixeert op de voordelen van GGO’s, maar misschien de potentiële nadelen voor het milieu onderschat. Het is aan de imkers en de natuurbewegingen om alert te zijn en studiewerk te verrichten om mogelijke nadelen in de toekomst op te sporen.

Bart Vandepoele noemt het een David en Goliathverhaal: de lobby van de landbouw en de farmacie tegen de natuurbeweging. Wel is het zo dat we reeds lang door kruisingen ‘foefelen’ aan het genoom van onze cultuurgewassen. Genetische manipulatie zal het kruisingswerk versnellen. Dat er problemen van zullen komen is zeker, maar hij denkt dat deze eerst in de landbouwsector zullen optreden.

Jens D’Haeseleer vindt het ook gevaarlijke ontwikkelingen, die Natuurpunt van zeer dichtbij volgt.

Arnout Zwaenepoel verwijst naar een debat van enkele weken geleden waaruit duidelijk bleek dat er een communicatieprobleem was tussen pro’s en contra’s. Van Montagu heeft wel duidelijk uitgelegd dat al de genetische ingrepen zeer gericht zijn, zodat ze zeker niet schadelijk zullen zijn voor onze gezondheid. Toch blijft het probleem dat de landbouwlobby zwaar investeert in deze sector en het spreekwoord zegt: ‘Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.’ Ook de beloften om deze gemodificeerde gewassen te steriliseren zodat ze niet in de natuur terecht kunnen komen, wordt in Amerika niet nagevolgd.

Welk belang hebben hybride sierfruitbomen? Worden er niet beter goede inheemse soorten aangeplant?

Wannes Meersmans stelt dat de provincie de gemeentebesturen inderdaad meer moet stimuleren en begeleiden om inheemse soorten, ook fruitsoorten, aan te planten. Enkel kiezen voor inheemse planten is echter geen haalbare kaart. Ook het effect van een aanplanting op de rest van het ecosysteem moet bekeken worden.

Jens D’Haeseleer vult aan dat door Natuurpunt technische fiches zijn opgesteld om landbouwers, gemeenten en openbare besturen te helpen om op een verantwoorde wijze openbaar groen aan te leggen. In deze fiches wordt heel wat aandacht besteed aan de waarde van de planten voor bijen.

Tussenkomst uit het publiek. Iemand vanuit de academische wereld stelt dat we onze bijenweide zeer slecht kennen en dat er ter zake nog zeer veel onderzoek zou moeten gebeuren.

Als imker wil ik helpen om invasieve soorten uit te roeien, op voorwaarde dat er alternatieven worden aangeplant. Zijn er handleidingen opgesteld om de verschillende invasie planten uit te roeien?

Arnout Zwaenepoel geeft enkele concrete voorbeelden. Houtige gewassen kunnen het snelst uitgeroeid worden door ze af te hakken en daarna te behandelen met glyfosaat. Je kunt ook het perceel met de afgehakte bomen 15 jaar laten begrazen. Een plant als de reuzenbalsemien echter, is een zaadplant en de zaden vallen tussen de stenige oevers van de rivieren. Dit maakt bestrijding moeilijk. Voor sommige invasieve waterplanten volstaat het om ze uit het water te scheppen, anderen groeien zo snel aan dat één jaar na opruiming de poel weer volledig overwoekerd is. Japanse duizendknoop kan afgedekt worden met plastiekfolie. Maar het is onbegonnen werk om al de spoorwegbermen in te pakken met folie. Voor heel wat invasieve soorten kennen we zelf ook geen afdoende remedie. Slechts voor sommige planten kunnen we een duidelijk advies geven. Informatie ter zake kan je vinden op de websites van Natuurpunt of het INBO. Tussenkomst uit het publiek. De bosgroepen hebben heel wat concrete ervaring bij het uitroeien van Amerikaanse vogelkers. Het INVEXO-project heeft gewerkt rond Amerikaanse vogelkers en grote waternavel. PROBOS (Nederland) verzamelde ook veel praktische informatie rond Amerikaanse vogelkers en over de pontische rododendron. Op de website van AlterIAS, contactpersoon Leen Heemers, is er ook veel informatie te vinden over het uitroeien van exoten zoals de Japanse duizendknoop.

Kunnen landbouwers niet aangespoord worden om meer groenbemesters te zaaien die nuttig zijn voor de bijen? De individuele imker kan de in zijn omgeving wonende boeren daarvan overtuigen en de imkersbonden kunnen via de Boerenbond en het ABS aankloppen bij de VLM en het Ministerie van Landbouw. Misschien kunnen de zaden ter beschikking gesteld worden voor de landbouwers.

Jens D’Haeseleer vindt het een zeer goede suggestie en wil samen met de imkersbonden naar de overheden stappen.

f3

Welke filosofie hanteert Natuurpunt bij het al of niet toelaten van imkers op de door hen beheerde natuurgebieden?

Jens D’Haeseleer geeft toe dat er geen duidelijke filosofie is. Iedere conservator beslist dat autonoom. Wel is het aangewezen dat imkers met klachten contact opnemen met het hoofdbestuur van Natuurpunt, zodat er ter plaatse kan bekeken worden welke mogelijkheden er zijn.

Als boomkweekster maak ik me zorgen over de vrijblijvendheid van de consensuslijst die opgesteld werd. Misschien wordt deze morgen wet en zullen vele boomkwekers hieronder lijden. Waar is het menselijk aspect in deze zaak?

Leen Heemers, AlterIAS, reageert hierop door te stellen dat de consensuslijst is opgesteld in overleg met de sector. Misschien komt er inderdaad een dag dat de wetgeving deze consensuslijst ondersteunt. Het voordeel zal dan zijn dat de sector inspraak gehad heeft. In het Brussels Gewest is er een wetgeving ter zake tot stand gekomen zonder overleg met de sector. Bovendien zijn er een reeks invasieve exoten die niet op de consensuslijst staan, maar waarvoor wel tips werden opgesteld, zodat deze planten hopelijk in de toekomst niet problematisch worden.

Jens D’haeseleer doet de suggestie dat de boomkwekers onder het motto ‘Kweek anders’ moeten nadenken wat ze in de toekomst wel en niet gaan kweken.

Wannes Meersman stelt dat de particulieren en de groensector door deze consensuslijst andere planten zullen aankopen die dan door de boomkwekers geteeld kunnen worden.

Tussenkomst vanuit het publiek. In Nederland staan er maar vier planten op de consensuslijst, er is geen Europees beleid ter zake.

In de provincie West-Vlaanderen wordt € 1,5 miljoen uitgegeven aan de bestrijding van de grote waternavel. Heel de Vlaamse imkerij beschikt slechts over € 150.000. Professor Dirk de Graaf vraagt of er vanuit de provincies niet meer geld vrijgemaakt kan worden voor de imkerij?

Wannes Meersman stelt dat de provincies ook liever geld zouden uitgeven aan positieve projecten, maar soms kan het niet anders.

Jens D’Haeseleer verklaart dat het niet bestrijden van sommige invasieve exoten tot veel grotere uitgaven kan leiden. In dat opzicht is een goede bewaking van de exoten superbelangrijk. Snel ingrijpen kan veel geld besparen.

Tot slot dankt de moderator, Serge Hoste, de organisatoren en de sprekers voor de interessante studiedag.

Genoteerd door Gino Bauw en samengevat door Freddy Franck.

Foto’s: Roger De Vos.