ANTON JANSCHA

Deze datum, waarop het boek «Verhandeling over het zwermen der bijen» verscheen, dwingt er ons toe een kort overzicht te schetsen van de auteur Anton Janscha (1734-1773) die geboren werd te Brez­nica op 20 mei 1734 in de Ober-Krain , aan de voet van de machtige Stol (2239 m). Daar staat nog steeds zijn geboortehuis en het in 1877 herbouwde «Bienenhaus». Het was eertijds de streek van de Krainer bijenexport met namen als Prser en Vrba, Zumer in Tavornik , Strgar in Bistrica (Bohemen) en Ambrozic in Mojstrana.
Keizerin Maria-Theresia die vanuit Wenen een groot deel van Europa regeerde stichtte er volksscholen, bevorderde de landbouw, veeteelt, alsmede de nevenbedrijven; dit waren de zijderupsen- en bijenteelt. Honing was de enige zoetstof. De was gebruikte men voor de verlich­ting en voor de erediensten. In Wenen begon men met een bijenteelt­school. Toen hij 32 jaar oud was trok Janscha naar Wenen. Hij kon lezen noch schrijven. Hij leerde dit echter vrij vlug en werd tenslotte nog een goed redenaar. Als leerling kunstenaar (twee van zijn broers waren dit ook) bracht hij toch een zestiental bijenvolken mee naar Wenen. Ze achterlaten wilde hij niet. Vanaf het eerste voorjaar reisde Janscha met zijn bijen naar de terrassen van de Stol waar reeds vroeg in het jaar honing te verzamelen was. In 1769 werd hij als bijenteeltleraar aangesteld in zij n school te Meidlingen die later ver­plaatst werd naar Augarten.
Aangezien deze school alleen voor het hof toegankelijk was en Maria­Theresia er vele malen de lessen en demonstraties van Janscha volgde was er, wegens deze hoge bescherming, een grote faam voor deze school weggelegd. Beieren en ook Rusland stuurden een paar leerlin­gen, bijenmeesters genoemd.
Janscha gaf overal voordrachten waardoor hij het Oostenrijks systeem van de «Wanderlehrer» invoerde. Hij bracht de «Krainer-Bauern­stock» mee uit zijn heimatland en ontwierp zijn «Wanderwagen». Hij vervaardigde verschillende werktuigen die hij langs zijn school be­kendmaakte. Hij slaagde er niet in de korfboeren te overtuigen met kasten te gaan imkeren.
Opmerkzaam als hij was wist hij reeds dat in een moerloos volk de werksters eieren legden en dat een onbevruchte moer enkel darren­eieren voortbracht.
Belangrijk is dat hij de eerste was die het bevruchtingsteken bij de koningin waarnam en daaruit ook verklaarde dat de koningin buiten de kas werd bevrucht. Hij kende de ordening van broed en bijen, de verhoudingen in het volk, de plaatsing der wasplaten en vele zaken die hij alle in zijn werk beschreef.
Vermelden wij dat kort na zijn dood in 1773 zijn «Volledige leer der bijenteelt» door zijn assistent-leraar Jozef Münzberg werd verzorgd en uitgegeven.
De zeer klare geschriften van Janscha blijven nog steeds voorbeelden van Duitse bijenteelt-literatuur. Dat Oostenrijk later steeds een toon­aangevend land is geweest op het gebied van de bijenteelt is zeker voor een deel te danken aan deze noeste werker, die een stevige en gezonde grondslag hiervoor heeft gelegd.

Uittreksel uit het boek “Geschiedenis van de Bijenteelt” door O. Goens en J. Maes. Een uitgave verzorgd door de Koninklijke heemkundige Kring Maurits Van Coppenolle, Brugge.