MAURICE MAETERLINCK

Dat het jaar 1901 een belangrijke datum betekende in de geschie­denis van de bijenteelt, werd beklemtoond door het verschijnen van een letterkundig werk van de Belgische schrijver en letterkundige Maurice Maeterlinck (1862-1949).
Hij werd geboren te Gent in 1862 en verwierf aldaar het diploma van dokter in de rechten. Zijn eerste gedichten werden uitgegeven met de spaarcenten van zijn zusters en er werden 12 exemplaren verkocht.
Met de spaarcenten van zijn moeder publiceerde hij een groot werk «De prinses Madeleine» waarvan 30 exemplaren werden van de hand gedaan. Dank zij de lovende kritiek van de Franse criticus Octave Mirbeau werd zijn werk bekend. In 1901 verscheen dan ook zijn werk «Het leven der bijen» en na enkele verdere publicaties werd hij in 1913 uitgeroepen tot Nobelprijswinnaar, wat hem onmiddellijk een enorme roem bezorgde. Dit werk wordt vervolledigd in 1907 met een nieuw werk over «De intelligentie van de bloemen» en in 1926 ver­volgt hij met een publicatie van «Het leven der witte mieren». In 1935 tenslotte kwam zijn «Het leven in het heelal» van de pers. Zijn boek over de bijen onthulde zoveel nieuws dat het sprookjesachtig en ongelooflijk voorkwam, alhoewel de meeste van deze beschrijvin­gen reeds lang waren voorbijgestreefd en in imkersmiddens waren gekend. Het feit dat voor het eerst het bijenleven voorkwam onder de vorm van een verhalend werk, romantisch en dramatisch tegelijk, deed dit boek ingang vinden bij de grote lagen van de bevolking. In de bijen en in de natuur vond hij een aanleiding om zich te onttrekken aan de zeer puriteinse en strenge opvoeding die hij als kind had genoten. Ook las hij vele werken over bijen, zij het dan wetenschappelijke of enkel letterkundige, zoals het werk van Jules Michelet (1787-1876) «Het insect», en van Alphonse Karr (1808-1890) «Les Guèpes». Hij wist al deze stof niet alleen wetenschappelijk te bewerken, maar ook een grote dosis filosofie maakte van zijn werk een nog heden genietbaar stuk geschiedenis.
In zijn laatste werk van 1948 «Blauwe luchtbellen» verhaalt hij dat zijn vader, die een bijenhalle had te Oostakker. een van de eerste was om de korven door kassen te vervangen, om zodoende de ramen te kunnen uitzwieren met een slingermolen die werkte met de middel­puntvliedende kracht.
In ieder geval, een naam meer dan waardig te worden vernoemd als schakel in de geschiedenis van de bijenteelt.

Uittreksel uit het boek“Geschiedenis van de Bijenteelt”door O. Goens en J. Maes. Een uitgave verzorgd door de Koninklijke heemkundige Kring Maurits Van Coppenolle, Brugge.