Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 99
Jaar: 2013
Maand: November
Auteurs: Freddy Franck

DE BOSWILG, SALIX CAPREA L.

Vertegenwoordigers van de uitgebreide wilgenfamilie komen bijna overal ter wereld voor. Ze groeien van aan de waterkant tot hoog in de bergen. Imkers zijn reeds van oudsher geïnteresseerd in wilgen. Op vergaderingen

55 1a

en op internetfora wordt er dan ook druk van gedachte gewisseld over soorten en variëteiten. In heel dit verhaal staat uiteraard de nuttigheid voor onze bijen centraal.

De boswilg, soms ook waterwilg genoemd, is voor ons ongetwijfeld één van de interessantste vertegenwoordiger uit deze familie. In onze Bijenplantengids krijgt hij zowel voor nectar als voor pollen een score van 5. Ook wordt hij in Das Trachtpflanzenbuch van Anna Maurizio als zeer waardevol beschreven.

Hij is hier inheems en als pionierplant vraagt hij veel plaats en licht om zijn natuurlijke groeivorm te bereiken. Soms krijgt hij de kans om uit te groeien tot een 10 meter hoge boom, waarvan de opgaande takken een smalle kroon vormen. Meestal groeit hij uit tot een hoge struik. Hij verkiest een vrij droge tot matig vochtige standplaats op goed doorlaatbare, voedselrijke zandleem- en leembodems. De bladeren staan verspreid en zijn breed elliptisch van vorm met een gegolfde bladrand.

De bovenzijde van het blad is iets glanzend en de onderzijde grijsviltig behaard. De bladsteel is roodachtig en kenmerkend zijn de halfhartvormige steunbladen. Hij is, zoals de meeste wilgen, tweehuizig en bloeit in maart-april voor de bladeren zich ontwikkelen. De mannelijke planten vallen in het voorjaar op door de mooie goudgele rechtopstaande katjes. De vrouwelijke planten dragen eveneens grote rechtopstaande grijsgroene katjes.

55 1

Na de bevruchting ontwikkelt zich een doosvrucht. Als de kleine zaadjes rijp zijn, bezitten ze een witte haarkuif waarmee ze gemakkelijk door de wind meegenomen kunnen worden. De bladeren van de boswilg gaan bij het uitgroeien over van rood naar bleekgroen om dan in de zomer donkergroen te kleuren.

In de natuur gebeuren jammer genoeg spontaan kruisingen met wilgensoorten die in dezelfde periode bloeien zoals S. viminalis, S. aurita, S. repens, S. nigricans, S. purpurea en S. daphnoides. De bastaarden zijn meestal vruchtbaar. Dit heeft voor gevolg dat het moeilijk is om hier een zuivere Salix caprea te vinden. Bovendien kan enkel een genetisch onderzoek de zuiverheid confirmeren. Een ander probleem is de vermenigvuldiging. De meeste wilgen kunnen gemakkelijk door stek vermenigvuldigd worden.

Alle nakomelingen zijn dan quasi identiek aan de moederplant. De boswilg laat zich echter niet gemakkelijk stekken. Ook het aanaarden, afleggen, marcotteren en enten op andere wilgen geeft weinig resultaten. Met veel kennis van zaken en evenveel geduld kan men zuiver zaad bekomen door de vrouwelijke katjes van een zuivere boswilg af te schermen voor vreemd stuifmeel en ze dan zelf te bestuiven met raszuiver stuifmeel.

Als de bevruchting slaagt, kan men raszuiver zaad oogsten. Ook het zaaien moet omzichtig gebeuren. Belangrijk is dat de boswilg een lichtkiemer is. De zaailingen kunnen opgekweekt worden tot volwaardige planten. Zowel de zaailingen als de volwassen planten kunnen aangetast worden door schimmels, zoals wilgenmeeldauw, zwarte kanker en roest, en door insecten zoals galmuggen, wilgensnuitkevers en sapzuigende luizen.

Deze euvels kunnen enigszins beperkt worden door de planten niet te dicht bij elkaar te zetten en door de zieke planten en afgevallen bladeren te verwijderen. Bovendien is de boswilg geliefd bij knagend wild, zodat we best de jonge planten met een omheining beschermen en de stammen van de oudere planten insmeren met een wildafweermiddel.

Ondanks het feit dat de boswilg geen gemakkelijke plant is, is hij de moeite waard om hem te kweken en aan te planten.

Bron: Borms Julien, De Boswilg, 2004.

55 2