Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 93
Jaar: 2007
Maand: Juli
Auteurs: Hans Vereecken

AV, BLIJF OP UW HOEDE

Hopelijk kent u deze ziekte slechts ‘van horen zeggen’ en wordt u er nooit mee geconfronteerd.

Het is belangrijk dat iedere imker de typische ziektesymptomen kent en herkent. In deze bijdrage zullen we leren dat we, mits behoorlijk wat inspanningen, een bijenstand ziektevrij kunnen maken, zelfs zonder de inzet van geneesmidde­len.

Het is hiervoor echter nodig dat ook bijenstanden van naburige imkers gecontroleerd en, indien nodig, aangepakt worden. Om deze reden is het Amerikaans vuilbroed (de gangbare afkorting is AV) een meldingsplichtige ziekte. Als u AV op een bijenstand vermoedt, verzuim dan niet om deze ziekte aan te geven.

AV wordt veroorzaakt door de sporenvormende bacterie Paenibacillus larvae (arvae. Dat betekent dat ze in twee vormen voorkomt. In haar vegetatief (of levend) stadium is ze staafvormig. Ze voedt en vermenigvuldigt zich en verricht hierbij haar destructief werk. Haar tweede vorm is dan die van een spore. U kunt dat beschouwen als de ‘winterslaap-vorm’ van de bacterie.

Terloops vermeld ik dat antibiotica enkel op het vegetatieve stadium inwerken en niet op de spore. Door het gebruik van antibiotica wordt de ziekte onderdrukt, ze verdwijnt echter niet omdat de spore aanwezig blijft.

Het gebruik van antibiotica is in Europa terecht verboden. Het gebruik ervan leidt mogelijkerwijs tot antibiotica-resten in de honing, maar in het slechtste geval ook tot resistente bacteriën. Waar zitten we dan? Denk maar aan de varroamijt die resistent werd tegen Apistan (en Apivar?) door het onoordeelkundig gebruik van verboden middelen, zoals Klartan.

De spore blijft meer dan 35 jaar levenskrachtig en verdraagt tem­peraturen tot 120° C. Dat is hoger dan de temperatuur die we door­gaans in een wassmelter bereiken.

28 1_1
Sporen Amerikaans vuilbroed

Theoretisch is het hierdoor moge­lijk dat de spore zich via waswafels verspreidt.

Wist u trouwens dat er in Oostenrijk producenten van waswafels zijn die hun wafels radioactief ontsmetten? Deze werkwijze doodt alle bacteriën ter­wijl de producenten garanderen dat er geen straling in de wafels achterblijft. Een tip voor onze pro­ducent(en)?

De spore dringt de larve binnen via de voedselketen. Ze ontkiemt in het darmkanaal waardoor er een staafvormige bacterie vrijkomt. Bij een larve is het darmkanaal niet voldoende ontwikkeld en hier­door vrij poreus. De bacterie kan daarom door de darmwand heen breken en zich in het lichaams­vocht van de larve nestelen. Eenmaal zover, voedt ze zich met het daar aanwezig proteïnerijke lichaamsvocht en vermenigvuldigt zich razendsnel.

Niet te verwonde­ren dat dit leidt tot de dood van de larve. Eenmaal alle voedsel uit de larve gehaald is, gaat de bacte­rie over naar haar winterslaap-vorm, de spore. Dat is een bijzon­der knappe vorm van overlevings­strategie. Bijen die de zieke of dode larve uit de raten verwijde­ren, komen aldus op hun beurt met de sporen in contact waarna de cyclus herbegint, maar nu met veel meer sporen dan voorheen.

De resten van de larve zijn eerst geelachtig, later donkerbruin tot zwart. De larve rot uiteindelijk vol­ledig weg, waardoor een brij ont­staat. Als de bijen deze niet tijdig verwijderen, droogt ze op tot een korstje dat de bijen niet meer kun­nen opruimen.

De imker herkent AV slechts als het volk al de klinische symptomen vertoont. Deze zijn:

• veel lege cellen in het gestoten broed (de larven zijn verwijderd of ingedroogd);

• donkere en vochtige broedcel­len, de dekseltjes zijn dikwijls ingezonken; soms geperforeerd;

28 1_2
Kleverige larve
28 2_1
De luciferproef
28 2_2
Ingevallen broeddeksels

• kleverige larvenresten; met behulp van een lucifer kunnen we dergelijke resten tot draden trekken. Als dat het geval is, is AV zeker aanwezig (bij het Europees vuilbroed kunnen we geen draden trekken).

• een lijmgeur in de kast.

Tips om AV te vermijden (of althans te beperken):

• enkel sterke volken op de stand dulden;

• zwakke volken, die verdacht worden van om het even welke ziekte, afmaken met zwavelwie­ken en niet verenigen met een ander volk;

• geen honing voeden. Hierdoor gaat de spore van bijenvolk naar bijenvolk over (ook andere ziek­ten worden overgedragen!). Buitenlandse honing bevat regel­matig residuen van antibiotica.

• geen honingramen of waszegels in de open lucht laten uitlikken. Dat lokt bijen van andere standen aan waarbij er een intens onderling contact plaats­vindt.

• regelmatige controle van het broedpatroon;

• regelmatige vervanging van de ramen om ophoping van ziekte­kiemen te vermijden (minstens om de drie jaar alle raten ver­vangen).

Wist u trouwens dat er in Oostenrijk meer en meer imkers zijn die na de zomerdracht al hun volken op exclusief waswa­fels zetten? Daarna wordt er natuurlijk krachtig gevoederd. Dat de volken plots zonder pol­len, broed en voorraad kwamen te zitten, lijkt sterke volken niet te deren.

De voordelen zijn het krachtig onderdrukken van de varroamijt en eventueel aanwe­zige ziektekiemen. Omdat het volk broedloos is, kan de varroa op dat ogenblik al bestreden worden zoals dat normaal slechts einde november of begin december kan. Hebt u daarmee ervaring? Meld het aan de redactie.

• hygiëne bij het werken aan de bijen. Opletten met het uit­wisselen van ramen, gebruiken van hetzelfde gereedschap (bijv. handschoenen) voor alle volken. Ontsmet u regelmatig uw mate­riaal, bijv. met ijsazijn of door koken?

• vervliegen tussen de volken beperken (oriëntatie van de kasten, kleuren en patronen aan het vlieggat);

• roverij vermijden;

• importeren van bijen beperken, ken de afkomst van deze bijen;

• geen antibiotica gebruiken;

• ziekte melden;

• solidariteit tussen imkers.

Terloops wens ik nog even te vermelden dat de moderne bedrijfswijzen ziekten in de hand werken. Trachten we bijv. het zwermen niet met alle middelen te onderdrukken? Hierdoor dwingen we de bijen om op de oude raten te blijven.

Dan te bedenken dat het natuurlijke zwermen niet alleen een vorm van vermenigvuldiging is, maar tevens van het verlaten van die oude, wellicht met ziektekiemen belaste, raten.

Der Bienenvater

Tot slot van deze beschouwingen over AV, volgt nu een samenvat­ting van drie bijdragen verschenen in het maandblad van de Oostenrijkse imkersbond.            
Dit maandblad, Der Bienenvater, is downloadbaar op www.imkerbund.at. Het onderzoek werd uitgevoerd door het Institut fOr Bienenkunde te Wenen.

De eerste bijdrage beschrijft het onderzoek op 105 volken verspreid over verschillende standen. Deze standen bevonden zich in verschillende provincies.

Op een van de standen werden de klinische symptomen van AV bij een volk vastgesteld. Daarom namen de onderzoekers van het instituut honingstalen van alle volken van deze stand. Ze namen die stalen aan de rand van het broednest. Dat is de gangbare werkwijze om AV aan te tonen als er nog geen klinische symptomen vast te stellen zijn. De honingsta­len werden vervolgens in het labo op de aanwezigheid van AV-bacte­riën onderzocht (hiervoor werden bacteriënculturen gekweekt).

Resultaten:

• van de twaalf volken op de besmette stand waren er acht positief. Zoals vermeld, had 1) slechts één volk de klinische symptomen.

• op alle andere standen was de bacterie eveneens aanwezig, maar procentueel gezien veel minder (ongeveer 10 % van de volken waren besmet);

• van de 105 volken waren er in het totaal negentien besmet.

Gevolgtrekkingen:

• als AV uitbreekt op een stand, is de besmetting zeer waarschijn­lijk al op de andere standen te vinden;

• de bacterie is niet meteen in alle volken aanwezig. Het kan zijn dat de onaangetaste volken resistenter zijn of een beter poetsgedrag bezitten. Het zou logisch zijn om uit deze volken te telen.

• dat de bacterie ook op de andere standen te vinden is, wordt uitsluitend door de imker veroorzaakt. Er worden immers regelmatig kasten, ramen en gereedschap uitgewisseld. Een doordenkertje.

De tweede bijdrage gaat in op de verspreiding van AV in sperzones. Na het uitbreken van de ziekte wordt in Oostenrijk, zoals bij ons, een sperzone met een straal van van 3 km afgebakend, waarin o.a. het vervoeren van bijen verboden is. Er werd onderzoek gedaan in twee verschillende spergebieden.

Resultaten:

• in een eerste spergebied waren 67 % van alle volken (27 volken van twaalf verschillende imkers) positief getest. Slechts één volk had de klinische symptomen.

• In een tweede sperzone waren 40 % van alle volken (31 volken van tien verschillende standen) positief getest. Ook hier had slechts één volk duidelijke kenmerken.

Gevolgtrekkingen:

• de bacterie is niet aanwijsbaar in alle volken of op alle standen;

• de bacterie verspreidt zich door het (stille) roven en vervliegen van de bijen, eventueel ook door bezoek van dezelfde bloemen;

• een duurzame sanering is slechts mogelijk door het volledige spergebied aan te pakken. Het is daarom van het grootste belang de ziekte aan te geven en ze niet te verzwijgen en zelf (trachten) te saneren.

• het illegale gebruik van antibiotica is nutteloos, vermits nadien een herbesmetting vanuit buurvolken kan optreden. Slechts eengezamenlijke aanpak volstaat. Trouwens, zoals al vermeld, verdwijnen de sporen niet door antibiotica te gebruiken.

• verwaarloos geen bijenvolken. Op het moment dat een bijenvolk te gronde gaat (bijv. door varroa) verspreiden de overgebleven bijen zich over andere volken en dragen de ziektekiemen en varroa met zich mee (=re-invasie van mijten).

De derde bijdrage handelt over de sanering van AV. Ze toont aan dat het niet noodzakelijk is om de volken af te maken. Ik wil er wel op wijzen dat de saneringsmaatre­gelen slechts in afspraak met de verantwoordelijke voor bijenziek­ten bij het FAVV genomen mogen worden. Handel nooit op eigen houtje!

Het principe van de sanering steunt op het feit dat de volwassen bijen veel minder voor de ziekte gevoelig zijn en dat de sporen en de bacteriën zich voornamelijk in het broed, de pollen en de honing bevinden. Om alle sporen, bijv. deze in de honingblazen van de bijen, te ver­wijderen, wordt het volk aan een hongerfase onderworpen. De ver­schillende stappen in de sanering zijn de volgende:

• de bijen worden van de raten afgeklopt in kunstzwermkasten (via een grote trechter). Dat gebeurt met elk volk van de stand. In het Duits noemt men dat Kehrschwarmbildung.

• vervolgens worden al deze kunstzwermkasten twee dagen koel en donker gezet;

• de bijen worden niet gevoerd, waardoor de honingblaas zich ledigt. Ondertussen poetsen de bijen elkaar schoon, waardoor nog een deel van de sporen verdwijnt.

• intussen wordt de stand gedesinfecteerd. Alle raten worden vernietigd (en niet ter wasverwerking aangeboden). Alle niet-ontsmetbare voorwerpen worden verbrand. Kasten en raampjes worden onder druk met stoom behandeld (minstens 134 °C gedurende dertig minuten). Over het grondig afvlammen van de kasten vermeldt de bijdrage niets.

• nadien worden alle kunst­zwermen in de gereinigde kasten gebracht, op nieuwe waswafels en krijgen ze geïnverteerde siroop;

• tot aan het tijdstip dat er nieuw broed aanwezig is, hebben de bijen al verschillende reinigingsvluchten achter de rug wat het aantal sporen in het volk nog vermindert.

Het onderzoek toonde aan dat na dergelijk ingrijpende maatregelen alle sporen van de ziektekiemen volledig verdwenen waren.

Tot slot van deze bijdrage zou ik een oproep willen doen aan de verschillende imkersverenigingen en hun gezondheidsverantwoorde­lijken om AV actief op te sporen via steekproefsgewijze controles bij de imkers. Ik steun me hierbij op het feit dat, vooraleer klinische symptomen van AV te zien zijn, er al heel wat volken de besmetting hebben opgelopen.

Foto’s:

• AV-sporen: iibce.edu.uy

• AV-[arve: www.aricilik.gen.tr

• AV-luciferproef: www.cardiff.ac.uk

• AV-broed: www.uni.uiuc.edu