Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 96
Jaar: 2010
Maand: Mei
Auteurs: Erwin Hoebrechts

BESTRIJDING VAN AMERIKAANS VUILBROED

Als ik er de website van ons Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) op nalees, dan wordt aangaande de bestrijding van Amerikaans vuilbroed (AV) het volgende gezegd:
‘Wanneer wordt vastgesteld dat een kast door Amerikaans vuilbroed is aangetast, moet de PCE (Provinciale Controle Eenheid) waarvan de bijenstand afhangt, onmiddellijk worden gewaarschuwd. Als de monsters positief zijn (sporen bevatten) wordt de besmette kolonie ofwel geruimd ofwel wordt een kunstzwerm gemaakt. Er wordt door het FAVV in samenwerking met de burgemeester een beschermingsgebied met een straal van drie km rond de uitbraak afgebakend. Het is verboden bijen te vervoeren binnen het beschermingsgebied en de andere volken worden onderzocht om eventuele besmettingen te kunnen opsporen. De bijen en het materiaal van de imker mogen het beschermingsgebied niet verlaten.’

AV wordt veroorzaakt via broedaantasting door een bacterie, nl. de Paenibacillus larvae larvae. Deze bacil is een neefje van o.a. miltvuur. Ze hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze moeilijk te doden zijn. Dat komt, omdat deze bacteriën de mogelijkheid hebben om sporen te vormen. Wanneer alle omstandigheden gunstig zijn, zal onze bacterie gewoon in bacilvorm (= vegetatieve vorm) gedijen en zich ook kunnen vermenigvuldigen.

 

In de regel gebeurt dit door zich te delen. Een deling kan in ideale omstandigheden vaak om de 20 minuten plaatsvinden, wat maakt dat één bacterie op 24 uur tijd gigantische aantallen nakomelingen kan genereren. Een bijenbroednest is een ideale omgeving, omdat er zowel de juiste vochtigheid als temperatuur heersen, en er is ‘voedsel’ genoeg in de vorm van bijenlarven. Indien de omstandigheden ongunstig zijn, dan zal de vegetatieve cel zich omvormen tot een spore. Zo’n een spore kan zich weliswaar niet delen, maar is zeer moeilijk vernietigbaar, omdat ze over een dikke, chemisch resistente buitenlaag beschikt.

Wereldwijd zijn er verscheidene strategieën om AV te bestrijden. In de meeste landen wordt antibiotica ingezet. Meestal gaat het om oxytetracycline (OTC), merknaam Terramycin. In ons land en in de rest van de Europese Unie zijn geneesmiddelen verboden, dus ook OTC. Bij ons bestaat de strategie erin om de uitbraak te isoleren en de ziekte plaatselijk uit te roeien. Laat ons beide methoden eens naast elkaar leggen en vergelijken.

OTC-behandeling

De OTC is verkrijgbaar onder de vorm van een poeder dat rechtstreeks in de kasten gebracht wordt, bv. op de ramen, of via een ‘grease patty’, dit is een deeg van suiker, voedingsolie en OTC. De voedingsolie zorgt ervoor dat het deeg zeer langzaam opgenomen wordt. De OTC verhindert klinische uitbraak van AV, maar laat de sporen onaangetast. In landen waar OTC ingezet wordt, stelt men vast dat de meerderheid van de bijenpopulatie besmet is met AV-sporen. Eenmaal men dus met OTC-behandeling begint, moet men blijven behandelen, want, als men stopt, breekt de ziekte uit. Bovendien heeft men een gerede kans op resistentie, met als gevolg dat de dosissen OTC dienen verhoogd te worden of dat er moet overgegaan worden naar het gebruik van een ander antibioticum.

Vermits er ook in de drachtperiode behandeld moet worden, heeft men onvermijdelijk sporen van OTC of zijn afbraakproducten in de honing. Het gevolg is dat de honinggebruikers (wij dus) blootgesteld worden aan subtherapeutische dosissen over lange termijn. Vermis OTC ook gebruikt wordt voor het bestrijden van infecties bij mensen, riskeren we ook daar resistentievorming. De OTC-behandelingsmethode is dus moeilijk duurzaam te noemen. Ze heeft slechts twee voordelen:
• de getroffen imker wordt niet geconfronteerd met het doemscenario dat hij al zijn kasten gaat verliezen in het geval dat een AV-uitbraak vastgesteld wordt;

• voor de farmaceutische industrie is deze werkwijze meer dan lucratief.

Isolatie en uitroeiing

De oorspronkelijke werkwijze in België bestond erin om een staalname uit te voeren op alle  kasten van de verdachte bijenstand en de omgeving ervan (schutkring). Uiteindelijk werden dan alle bijenvolken vernietigd die sporen van AV bevatten. Dus niet alleen de zieke volken, maar ook die waarin AV latent aanwezig was. Op lange termijn is dit de meest duurzame methode. In landen waarin deze strategie al toegepast werd over vele decennia, stelt men vast dat het aantal uitbraken van AV daalt en dat niet meer dan 10% van de bijenpopulatie sporen van AV bevat.

Een voorbeeld is Engeland. De uitroeiingsstrategie wordt er wettelijk toegepast vanaf 1940. Gemiddeld waren er in de jaren vijftig van de vorige eeuw 1032 AV-uitbraken in Engeland en Wales samen. Gedurende de jaren negentig was dat gedaald tot 164 gevallen gemiddeld. Uiteraard zijn er geen residuen te vrezen en ook geen resistentiemechanismen.

De methode is echter voor de getroffen imker niets minder dan een catastrofe, en dus moet men vrezen dat niet alle AV-uitbraken gerapporteerd worden. Dit brengt de efficiëntie van de ganse aanpak in gevaar. Sinds het begin van deze eeuw heeft men dan ook onderzoek gedaan om te bepalen of het maken van kunstzwermen van aangetaste en/of sporendragende volken een goede werkwijze is om AV uit te roeien en tegelijkertijd de bijen en dus de imker te sparen.

In 2003/2004 liep er in Tirol (Oostenrijk) een proefprogramma, waarbij een AV-uitbraak als volgt werd aangepakt:
• de verdachte volken werden afgeschud in een nieuwe kast, enkel op wasramen; geen voer werd toegediend;

• de volken werden opgesloten gehouden, nog steeds zonder voer, totdat de eerste verhongerings verschijnselen vastgesteld werden;

• vervolgens werden de bijen gevoerd;

• de financiële tussenkomst die voorzien was om de imker te compenseren voor de uitroeiing van zijn volken, werd hier gebruikt voor de aankoop van nieuwe kasten, waswafels, etc.

• vaak was de imker na de AVuitbraak beter af wat betreft de staat van zijn kasten en ander materiaal.

Deze kunstzwermmethode is niet nieuw. Ze werd al in 1769 voorgesteld om AV te bestrijden, later werd ze opnieuw opgediept. In Denemarken werden vijftien volken Apis mellifera ligustica van dezelfde afkomst, geïnfecteerd met 1 x E9 (1000 miljard) Paenibacillus L. L. van de stam JT-79. De volken werden regelmatig gescreend op AV-uitbraak. Men vond in alle kolonies zeer hoge hoeveelheden AV-sporen (gemiddeld 1.600.000 sporen per gram). Na 43 dagen vertoonden 12 volken klinische symptomen van AV. Deze volken werden als volgt behandeld:
• de bijen werden in houten ontsmette kratten geschud, die voorzien waren van wasstrips;

• de bijen mochten uitvliegen, maar een koninginnenrooster onderaan verhinderde eventuele zwermen;

• na vier dagen werden de bijen overgebracht in ontsmette bijenkasten met ramen die voorzien waren van waswafels;

• onmiddellijk hierna werd er gevoerd met suikersiroop.

Na deze behandeling stelde men vast dat de sporenconcentratie in de honing gedaald was naar een gemiddelde van ongeveer 1000 sporen per gram honing. Gedurende een observatieperiode van twee jaar werden er nog steeds wel sporen gevonden, maar klinische uitbraak bleef weg. De conclusie van deze studie was, dat het maken van een kunstzwerm even effectief was in de bestrijding van AV als een OTCbehandeling.

Onderzoekers in Celle (Duitsland) kwamen tot hetzelfde besluit. In de uitroeiingsstrategie, los van het feit of men nu vernietigt of kunstzwermen maakt, zit er echter ook een zwak punt. Vaak duurt het lang (dagen/weken) alvorens men vanuit de genomen stalen bewijs heeft of het al dan niet om AV gaat. In deze periode kan de ziekte zich verder verspreiden. Belangrijk is dus dat men middelen heeft om de diagnose onmiddellijk te stellen.

Idealiter direct door de assistent bijenteelt of de dierenarts of de FAVV-functionaris en dit bij de staalname zelf. Hiervoor zijn er een aantal diagnosekits op de markt. We stellen vast dat de aanpak van onze overheid betreffende AVbestrijding volledig in lijn is met de wetenschappelijke ontwikkelingen ter zake en dat we als imkers er alle belang bij hebben om hieraan mee te werken. Het feit dat de opruiming van alle volken in geval van een AV-besmetting niet meer als een zwaard van Damocles boven ons hoofd hangt, moet ons ertoe bewegen om maximaal met de overheid mee te werken, gaande van registratie bij het FAVV tot en met de tegenmaatregelen bij effectieve uitbraak.

Bronnen:
• ‘Control of American foulbrood by eradication of infested colonies.’
R. Waite, M Brown, H Thompson and M Bew. National Bee unit, Central science laboratory, Sand Hutton, York, United Kingdom;

• ‘Control of American foulbrood by the shaking method.
H. Hansen, C Brodsgaard. Danish institute of agricultural sciences, research group entomology, Denmark;
• ‘Control of American foulbrood by using alternatively eradication method and artificial swarms.
’ W. Von der Ohe, Niedersachsisches Landesinstitut fur Bienenkunde, Celle, Germany;

www.microbelibrary.org;

www.favv.be/sp/pa/prod-api-2_nl.asp#221.