Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 90
Jaar: 2004
Maand: oktober
Auteurs: Albert Vandijck
 

 

LEVENDE VLECHTHEG IS AAN OPMARS TOE!

Dromen van vroeger

Elke hobby, groot of klein, dus ook de bijenteelt en de aanverwante bezigheden zoals een bijenweide aanplanten, manden en korven vlechten, kaarsen gieten, enz. hebben meermaals te maken met het opmerkelijke feit, dat ze ‘opnieuw ontdekt worden’. Veel mensen halen oude ambachten en vergane glorie van onder het stof.

Bijen houden in korven is daarvan het beste bewijs. Deze opflakkeringen raken daarna weer even snel als ze gekomen zijn in de vergeethoek, voor jaren soms. Nostalgie slaat vooral toe in de winterperiode. Plannen ontstaan meestal in tijden dat de duisternis de dagen zodanig beheerst dat we snakken naar het licht van het voorjaar. ‘Verlichte geesten’ zorgen er voor dat bepaalde aspecten van oude ‘handwerken’ niet of nimmer teloor zullen gaan. Dankzij hun winterse inspiratie blijven de tradities terzake gerespecteerd en is de voortzetting gegarandeerd …

Ook zo’n traditie is het aanbrengen van omheiningen en afscheidingen, niets is menselijker bovendien. Hagen en natuurlijke afrasteringen, die ook onze bijen en andere insecten ten goede komen, zijn aan een opgang bezig. Liguster- en meidoorn hagen vervangen meer en meer de rijen van nietszeggende coniferen en stenen muurtjes.

Het vlechten van heggen is een oude en in de Benelux bijna vergeten techniek. Daarom deze bijdrage over de levende vlechtheg.

Traliehekken van levende, houtige planten hebben hun nut in de praktijk al lang bewezen. Ze zijn niet alleen aantrekkelijk, maar ook functioneel en duurzaam. Ze waren volledig ten onrechte in de vergetelheid geraakt. Er zijn drie goede redenen om voor een levende vlechthaag te kiezen, in plaats van een ‘doodgewone geknipte’ haag:

• de vorm;

• de functie en

• de euro’s.

Allereerst de vorm. Bij alle bladverliezende houtige gewassen is de takkenstructuur ongeveer de helft van het jaar zichtbaar. In die zes maanden zijn hagen niet al te fraai van uitzicht. Dit geldt echter niet voor een levende vlechtheg. Het karakteristieke traliewerk valt juist in de winterperiode erg op.

 

f1

Hagen zijn doorgaans onderin onvoldoende dicht of gesloten. Daarenboven zijn de meeste hagen eenvoudig uit elkaar te buigen en zijn dus doordringbaar voor mens en dier.

Een vlechtheg daarentegen kent deze beperkingen niet, zelfs direct na het aanleggen is het al een moeilijk te nemen barrière. Een vlechtheg functioneert wat dat betreft net als een glazen tuinhek. Als laatste voordeel zij n er de euro’s. In oudere hagen komt het vaak voor dat er ineens één of meerdere planten afsterven of deels kaal worden (net als de imkers zelf overigens!).

De enige oplossing is dan om de gaten met soms dure en solitaire planten op te vullen. Een gevlochten heg is feitelijk één grote plant, omdat binnen de twee tot drie jaar alle twijgen op de ‘kruispunten’ met elkaar vergroeid zijn. Uitval van planten speelt hierdoor in de vlechtheg niet.

Heg in aanbouw

Een levende vlechtheg aanleggen is op zich niet moeilijk. Het gaat erom voldoende tijd in acht te nemen voor het maken van het traliewerk en voor de begeleiding de eerste paar jaar. Geschikt is jong plantmateriaal van twee tot drie meter hoog.

Omdat de twijgen diagonaal worden gekruist, is minstens dertig procent meer twijglengte nodig dan de verlangde heghoogte. De heg krijgt dus meteen haar definitieve hoogte. Praktisch is verder dat de twijgen allemaal ongeveer even dik zijn, in verband met een gelijkmatige groei. Aan het begin en het einde van de heg komen ter afsluiting een zwaardere plant, die gewoon rechtop blijft staan. Het is handig om elders enkele krachtig groeiende planten als reserve achter de hand te houden. De jonge aanplant wordt aan een spandraad vastgezet. Per meter ‘hek’ zijn, afhankelijk van de ‘maaswijdte’, zes tot acht twijgen nodig. Vlechten gebeurt in de zomer na de aanplant, als de planten goed zijn aangeslagen. De ruitvorm ontstaat door de twijgen afwisselend naar links en rechts onder een hoek van vijfenveertig graden te buigen. Op de kruispunten worden de twijgen met elkaar verbonden, bij voorkeur met kleine spijkertjes. Aanbinden zou later de twijgen doen afknellen.

In Oostenrijk heeft men speciale spijkertjes met een afdekplaatje ontworpen. De spijkertjes steken door de twee gekruiste takken heen. Het afdekplaatje wordt vervolgens op de spijkerpunt gedrukt. De vorm van het plaatje is zo vervaardigd dat het niet meer van het spijkertje kan afglijden. De spijkerpunt wordt vervolgens met een draadtang afgeknipt.

Door het stevige ‘verband’ vergroeien de verbindingen in twee tot drie jaar, afhankelijk van soort, groeikracht en standplaats. De spijkertjes en plaatjes vergaan volledig na een tiental jaar.

Nazorg

Als het kruisverband is aangebracht, is het meeste werk achter de rug. Totdat de planten volledig vergroeid zijn, kunnen ze het best nog aan de spandraad blijven. In de periode van vergroeien is het wenselij de kruisingen enkele malen te controleren op voldoende en gelijkmatige groei. Blijft een plant in groei achter, dan wordt die verwijderd en vervangen door een reserveplant.

Net als gewone hagen heeft ook de vlechthaag jaarlijks twee snoeibeurten nodig. De diagonale twijgstand remt de lengtegroei en stimuleert de ontwikkeling van zijtakken. Ook de vele ‘slapende ogen’ zullen uitlopen. Die zorgen ervoor dat de heg zich in korte tijd sluit.

Geschikte planten

Zeer veel houtige plantensoorten zijn geschikt om er een vlechtheg van te maken. Voorwaarden zijn: • de planten moeten een hoogte hebben van twee tot drie meter, de stammen zijn ongeveer vingerdik, maar toch buigzaam;

• hout en merg van de twijgen zijn bij voorkeur zacht in verband met het aanbrengen van de spijkertjes;

• de soorten moeten het regelmatig snoeien goed verdragen.

Als voorbeeld vermeld ik de taxus. We kunnen die zeer goed snoeien en knippen, maar bij een hoogte van twee meter zijn de stammetjes veel te dik en bovendien te stijf om te vlechten. Daarenboven is het hout te hard.

Ervaringen hebben uitgewezen dat slechts een beperkt aantal loofboomsoorten geschikt is. Dat zijn:

• verschillende esdoornsoorten (Acer campestre, Acer ginnala, Acer platanoides);

• beuk (Fagus sylvatica) en haagbeuk (Carpinus betulus);

• lijsterbes (Sorbus aria, Sorbus aucuparia);

• linde (Tilia cordata, Tilia platyphyllos);

• en tot slot uiteraard de verschillende wilgensoorten.

De keuze van een hegsoort is afhankelijk van standplaatsfactoren als licht, bodem, het gewenste ‘beeld’ en de gewenste hoogte.

f2Omdat de planning van het tuinwerk volgend voorjaar nog niet bij elke imkerfamilie is afgerond, verwacht ik dat er in de komende maanden aardig geëxperimenteerd gaat worden met de hierboven beschreven werkwijze en materialen. De doorzetter in deze is altijd aan de winnende hand … en dus wens ik u nu al veel succes met uw aanplant in de nabije toekomst!