Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 97
Jaar: 2011
Maand: Oktober
Auteurs: Roger De Vos

REUZENBALSEMIEN – IMPATIENTS GLANDULIFERA

De reuzenbalsemien is een eenjarige plant met holle vlezige stengels die een hoogte van 2,5 meter kan bereiken. Een ‘bloemetje’ dat door iedere imker herkend wordt. Deze eenjarige exoot is afkomstig uit de Himalaya, vooral uit Tibet en ook uit India. Begin de jaren 1900 is deze invasieve plant in West-Europa beginnen verwilderen.

36_1

De plant groeit graag langs of in de buurt van water en in vochtige loofbossen. De grond moet wel stikstofrijk en basisch zijn voor een ideale ontwikkeling. Voor onze bijen is het een welgekomen najaarsbloeier waar zowel nectar als pollen van te halen zijn met een waarde van 3/3.

Je ziet de bijen bestempeld met wit stuifmeel de kast invliegen. De plant heeft opvallende 2-5 cm grote bloemen, die van juli tot september bloeien met een lila, roze of lichtgele tot witte kleur. De bloemvorm is een leeuwebekachtige. De langwerpige, lancetvormige bladeren zijn voorzien van extraflorale nectarklieren.

De verspreiding van de zaden vindt mechanisch plaats: wanneer de rijpe vrucht wordt aangeraakt, rollen de vijf delen hiervan zich op en schieten zo de zaden weg. Tegelijkertijd valt de vrucht van de plant af. In sommige streken is de reuzenbalsemien een echte woekerplant die de inheemse flora verdringt, daardoor wordt ze ook zoveel mogelijk uit natuurgebieden geweerd.

Door haar explosieve groei verdringt en verstikt ze niet alleen onze eigen plantensoorten, maar ook alle fauna die erin leeft. Waar reuzenbalsemien groeit, vermindert de plantendiversiteit zelfs met 25%. Door de grote aantrekkingskracht op bloembestuivers zoals bijen, vermindert eveneens de intensiteit van bestuiving en daardoor de voortplanting van onze inheemse planten. Bovendien sterft de plant in het najaar volledig af zodat tijdens de wintermaanden de onbegroeide taluds niet beschermd zijn tegen erosie, met verzakkingen tot gevolg.

In Europa behoort enkel het groot springzaad (Impatiens noli-tangere) tot de oorspronkelijke inheemse vertegenwoordigers van de balsemienfamilie. Deze is meer een hommelplant, de bloemen zijn geel van kleur. De

36_2

bloemen en de plant zijn ook een heel stuk kleiner dan de reuzenbalsemien. Ze dankt haar naam aan het wegslingeren van de zaden bij de geringste aanraking van de peervormige vruchten (nolitangere = niet aanraken en impatiens = overgevoelig, ongeduldig).

Ook het woord balsemien verwijst naar dit feit. Men herkent er een verwijzing in naar het woord ballistiek, studie van de baan van kogels en naar het woord semen voor zaad. Dit alles wil natuurlijk niet zeggen als we een verloren hoekje in de tuin willen opvullen dat we deze plant niet kunnen gebruiken. Bij droge zomers zal je er alleen maar hommels op aantreffen, maar met een natte zomer dan vliegen de bijen erop als ‘gekken’. Dit ondervond ik in mijn eigen tuin.

Groetjes en tot de volgende keer.