Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 103
Jaar: 2017
Maand: Jan-Febr
Auteur : Albert Vandijck

STUIFMEEL EN NACTAR HET GANSE JAAR ROND

Drachtplanten kunnen kruidachtige struiken of bomen zijn in de natuur of als aanplant, maar ook teelten in de land- en tuinbouw en industriële teelten. Nectar- en stuifmeelafgifte door de planten en hun betrekking tot de bijen. Men kan zelf een bijenweide aanleggen, rekening houdend met de ligging en de toestand van de grond. Combineren met het aanbod van stuifmeel en nectar in de omgeving, alsook nutsplanten naar eigen gebruik. In lagen werken: bomen – struiken – grondbedekker – haagvormen – bloemenweiden.

A Nectar en stuifmeel in het leven van de bijen

Om het broednest in stand te houden is in het bijennest de aanwezigheid vereist van een ruime hoeveelheid stuifmeel (tot 65 kg per volk). Het stuifmeel vormt immers de basis voor de eiwitrijke voeding welke door de voedsterbijen aan de larven verstrekt wordt. De larven ontvangen dit onder de vorm van secretie van de ‘voedersapklieren’. Oudere larven worden met een mengsel van stuifmeel, honing en water gevoed.

Het stuifmeel of de pollen wordt door de bijen op de bloemen van een groot aantal plantensoorten verzameld. Bij het bloembezoek blijven de pollenkorrels in het haarkleed van de bijen kleven. Bij sommige bloemen blijven deze korrels op het hele lichaam van de bij kleven, bij anderen enkel op de kop, het borststuk of het achterlijf. Het ‘bepoederen’ van het bijenlichaam gebeurt echter niet geheel toevallig.

2017 5 1 

De pollen verzamelende bijen bewerken de helmknoppen van de bloemen met de monddelen om het stuifmeel ervan los te maken. Het stuifmeel dat in de beharing terecht komt, wordt met het eerste en tweede paar poten uitgekamd, en wordt vervolgens in een haarborstel op de binnenzijde van het eerste voet-lid van de achterpoten bijeen gebracht. Met een stevige kam op de basis van de scheen van de tegenovergestelde zijde worden de pollen nu uit de haarborstels gekamd en tussen scheen en voetlid in het korfje tot een pollenklompje aangedrukt. Dit korfje bevindt zich op de buitenzijde van de scheen aan de achterpoten. 

De honing wordt als nectar op de planten verzameld.

De nectar wordt door de bijen opgezogen, deze wordt opgestapeld in de voormaag en naar het nest getransporteerd. Tijdens dit transport begint reeds de omzetting tot honing, dit gebeurt door de enzymen die afgescheiden worden in het darmkanaal. In de bijenkolonie wordt de thuis gebrachte nectar door de haalbij afgegeven aan verschillende andere bijen die het op hun beurt verder aan andere bijen doorgeven.

Uiteindelijk wordt door de nestbijen de nectar in de voorraadcellen geplaatst. Vooraleer de cellen verzegeld worden dient nu nog het verdampingsproces – door de bijen – actief te worden voortgezet. Hierbij wordt de nectar in de cellen, door het intensief op en neer trekken van de tong, met de lucht in aanraking gebracht, waardoor het overtollige water (2 delen nectar op 3 delen water) verdampt. Dit proces wordt eveneens bevorderd door een actieve luchtstroom, die teweeg gebracht wordt door ventilatie. De honingvoorraad bevindt zich buiten de stuifmeelgordel, voornamelijk bovenaan en zijdelings.

B Nectarafscheiding en stuifmeelproductie door de planten

Nectar is een suikerhoudende afscheiding van de nectariën van de planten. Naargelang de plaats waar deze klieren zich bevinden, spreekt men van florale nectariën (in de bloem gelegen) en extra florale nectariën (gelegen op de stam, het blad of de bloemsteel). De samenstelling van de nectar, in het bijzonder het gehalte aan suikers, is afhankelijk van talrijke factoren, zowel van de planten zelf als van de omgeving.

Wat de plant zelf betreft, dient te worden vermeld dat de grootte van de nectarklieren, de variëteit en de plaats van de bloemen op de plant, in rechtstreeks verband staan met de nectarafscheiding. Ook de ouderdom van de plant heeft zijn invloed op de nectarsecretie. Ze neemt toe vanaf het ontluiken van de bloem tot de volle bloei.

Wordt de bloem bevrucht, dan stopt gewoonlijk ook de nectarafscheiding. Wat de omgevingsfactoren betreft, dient eerst de temperatuur vermeld te worden, daar deze een grote rol speelt in het hele plantenbestaan (groei, ademhaling, fotosynthese, …).

Ook de duur en de intensiteit van zonnestraling staan hiermee in rechtstreeks verband. Een hoge luchtvochtigheid stimuleert de nectarsecretie, dit gaat ook gepaard met een verhoging van het suikergehalte. De wind beïnvloedt ook de luchtvochtigheid en de temperatuur.

Hoe hoger en hoe sterker de wind, hoe kleiner de hoeveelheid nectar en hoe hoger het suikergehalte. De toestand van de bodem, de bodemvochtigheid en de bemesting kunnen eveneens in belangrijke mate de nectarsecretie beïnvloeden.

Het tijdstip van de rijpheid van het stuifmeel hangt af van plant tot plant (zelf bestuivend, kruisbestuivers, buurt bestuivend), ook de hoeveelheid en de voedingswaarde verschilt van plant tot plant.

Honing bevat 80% suikers en 20% water. Hierna enkele voorbeelden van suikersamenstellingen in nectar. 

2017 5 2

2017 5 3

Wanneer geven planten stuifmeel en nectar?  

♣ Januari-februari  

o Zwarte els (Alnus glutinosa) groen stuifmeel – vochtige standplaats – goede stuifmeelleverancier – geen nectar. 

o Katwilg (Salix caprea): geelwit stuifmeel – vochtige zandgrond – uitstekende stuifmeel- en nectarleverancier. 

o Hazelaar (Corylus avelana): gelig stuifmeel – goed gedraineerde grond – uitstekende stuifmeelleverancier – geen nectar. 

o Gele kornoelje (Cornus mas): goudgeel stuifmeel – vruchtbare kalkhoudende bodem – uitstekende stuifmeelleverancier – matige nectarleverancier. 

o Krokus (Crocus vernus): witgeel met violette strepen – goed gedraineerde grond – tamelijk stuifmeel – geen nectar.

♣ Maart-April 

o Sierkerselaars (Prunus soorten): wit-roze tot rozerood stuifmeel – verlangt goed gedraineerde grond – is kalk minnend – heel goede stuifmeelgevers – matige nectarleveranciers. 

o Spaanse aak (Acer campestre): groen stuifmeel – bestand tegen droogte – weinig stuifmeel gevend – grote nectarproducent (5). 

o Noorse esdoorn (Acer platanoides): geelgroen stuifmeel – zon of halfschaduw – goede nectarafgifte (5). 

o Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanoides): groen stuifmeel – geschikt voor alle terreinen – goede pollen- en nectarleverancier (5). 

o Mahoniestruik – (Mahonia aquifolia): geel stuifmeel – verlangt goede tuingrond – goede nectar- en pollenleverancier. 

o Maagdenpalm (Vinca minor): blauw stuifmeel – halfschaduwplant – weinig pollen – goede nectarbron. 

♣ Mei-juni

o Klaproos (Papaver rhoeas): blauwzwart stuifmeel – geschikt voor alle gronden – goede stuifmeelproducent (5) – geen nectarafgifte. 

o Palmboompje (Buxus sempervirens): bleekgroen stuifmeel – voor alle gronden geschikt – uitstekende pollenleverancier – geen nectar. 

o Hulst – (Ilex aquifolium): witgeel stuifmeel – gewone tuingrond – relatief veel stuifmeel (5) – goede nectarproducent (5). 

o Dwergmispel (Cotoneaster horizontalis): roze stuifmeel – gewone tuingrond – matige stuifmeelafgifte – uitstekende nectarproducent. 

o Vuilboom (Frangula alnus): groenwit stuifmeel – goede pollen- en nectarleverancier. 

o Valse acacia (Robina pseudoacacia): groenig geelrood stuifmeel – geschikt voor iedere grondsoort – goede stuifmeelafgifte – uitstekende nectarleverancier (bij zonnig & droog weer). 

♣ Juli-augustus

o Zonnebloem (Helianthus annus): geel stuifmeel – doorlaatbare grond – in de zon – zeer goede stuifmeel- (4) en uitstekende nectarproducent (4).

o Liguster (Ligustrum ovalifolium): geelwit stuifmeel – op alle grondsoorten – goede stuifmeel- (4) & uitstekende nectarleverancier (4). 

o Struikheide (Calluna vulgaris): paarsrood stuifmeel – droge arme grond – weinig stuifmeel gevend – goede nectarleverancier (5). 

o Sneeuwbes (Symphoricarpus rivularis): wit stuifmeel – halfschaduw – goede stuifmeelgever en uitstekende nectarplant (5). 

♣ Herfstbloeiend 

o Alle astersoorten: tamelijk goede grond – goede stuifmeel- en nectarleveranciers.

o Heide – sneeuwbes – chrysanten – klimop – guldenroede – enz.