Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 99
Jaar: 2013
Maand: Juni
Auteurs: Vert. Frans Somers

ZONNEKROON, DRACHTPLANT VOOR DE TOEKOMST?

Door de voortdurende uitbreiding van het maïsareaal en de ecologische problemen die hiermee samengaan, wordt sinds enkele jaren intensief naar alternatieve planten gezocht om energie op te wekken. Onderzoekers verbonden aan het Landbouwinstituut van Thüringen, richten zich vooral op zonnekroon als mogelijke kandidaat. Andrea Biertümpfel en Michael Conrad brengen hier verslag uit van hun onderzoeksresultaten en vooruitzichten.

Zoektocht naar alternatieven

30 1

Met het toenemende aantal biogasinstallaties in Duitsland – nu zijn er +/- 7.000 – stijgt de behoefte aan planten voor het opwekken van energie. Hiervoor wordt nu hoofdzakelijk maïs gebruikt en in mindere mate granen en mest. De expansie van de maïsteelt wordt ook door de imkers kritisch bekeken. Maïs vergt een hoge inzet van plantbeschermingsmiddelen, en het eenzijdig stuifmeelaanbod is negatief voor de vitaliteit van de bijenvolken.

Teneinde de aanplant van maïs te beperken, wordt intensief naar alternatieven voor maïs gezocht. Door Europa wordt vanaf 2012 geëist dat in biogasinstallaties het gebruik van maïs wordt beperkt tot 60% van de gebruikte grondstoffen en alternatieve grondstoffen worden bovendien beter vergoed. Daartoe behoort zonnekroon (Silphium perfoliatum), in Duitsland ook ‘Becherplanze’ genoemd. Dit is een doorlevende uit Noord-Amerika afkomstige samengesteldbloemige plant, die reeds in de jaren 1980 als voederplant werd getest.

Toen wist men al dat zonnekroon een grote opbrengst levert, zich goed laat bewaren in silo’s en een hoge voedingswaarde bezit. Over de geschiktheid als grondstof voor de productie van biogas, was er niets gekend.

Het testen van planten

Vanaf 2004 heeft het Landbouwinstituut van Thüringenverschillende plantensoorten op hun geschiktheid voor de productie van energie getest. In vergelijking met andere relevante soorten, zoals luzernegras, sorghum en aardpeer, geeft zonnekroon de grootste opbrengst en overtreft op het testperceel te Dornburg, een lössgrond aan de rand van het bekken van Erfurt, de opbrengst van maïs. Reeds vanaf 2007 is het landbouwinstituut betrokken in projecten ondersteund door het Agentschap voor hernieuwbare Grondstoffen.

Zonnekroon wordt nu onderzocht met het doel aangepaste teeltmethoden uit te werken zodat de plant op grote schaal kan worden geproduceerd. Zo werd en wordt bijvoorbeeld zonnekroon van verschillende afkomst op hun opbrengst en bodemvereisten, in verschillende regio’s van Duitsland, uitgetest. Daarenboven wordt onderzoek uitgevoerd naar de optimale plant – respectievelijk zaaitijd, de plantdichtheid, de mogelijkheid van teelt onder de vrucht en de wijze van bemesting. Verder worden er testen uitgevoerd naar de werking en verdraagzaamheid tegen herbiciden (onkruidverdelgers),daar in de teelt van zonnekroon geen gewasbeschermingsmiddelen toegelaten zijn.

Het kritische eerste jaar

Het verbouwen van zonnekroon is probleemloos wanneer het in het eerste jaar lukt een compact en evenwichtig bestand te bekomen. In het eerste jaar vormt de plant slechts een gewortelde rozet, zonder bloesems of biomassa. Deze jonge planten kunnen ook moeilijk  concurreren met onkruid. Een reden waarom het planten van zaailingen wordt toegepast. Andere redenen zijn de beperkte beschikbaarheid van zaad en kiemproblemen met onbehandeld zaadgoed. Het laatstgenoemde probleem wordt nu intensief onderzocht door de zaad- en plantenteelt firma N. L. Chrestensen GmbH gevestigd in Erfurt, en reeds gedurende vele jaren een partner van het Landbouwinstituut van Thüringen, om in de komende jaren grote oppervlakten te kunnen inzaaien. Voor landbouwbedrijven, die grote percelen willen bebouwen, is het gebruik van zaailingen niet interessant.

Daarna geen problemen

Tot hiertoe werd praktisch alleen gebruik gemaakt van zaailingen voor het telen van zonnekroon. De proefvelden voor het uittesten van zaadgoed zijn pas aangelegd in mei 2012. Het gebruik van zaailingen is enkel interessant voor kleine- en restpercelen. Vier planten per vierkante meter zijn voldoende voor een goede opbrengst. Bij goed weer verlopen er twee tot drie maanden tussen het planten van de zaailingen, dat uitgevoerd kan worden van mei tot einde juni/begin juli, en het bereiken van volledige bodembedekking

Gedurende deze periode moet het perceel door een combinatie van chemische en mechanische middelen onkruidvrij worden gehouden. Heeft de plant in de herfst een krachtige rozet ontwikkeld, is in het tweede jaar in het voorjaar een bemesting met stikstof nodig en in de herfst kan er worden geoogst.

Voor de productie van 100 kg droge massa is nauwelijks 1 kg stikstof nodig. Ook kunnen organische meststoffen worden gebruikt zoals de restafval van biogasinstallaties. Het onttrekken van fosfor (P), kalium(K) en mangaan (Mn) aan de bodem moet op basis van regelmatige grondstaalnamen gecompenseerd worden. Het oogsten en opslaan, is vooral op kleinere percelen, tezamen met vroege maïs mogelijk. Qua opbrengst houdt zonnekroon gelijke tred met maïs, overtreft zelfs de opbrengst van maïs in gunstige jaren en op goede percelen en compenseert hierdoor de lagere methaanuitstoot. Daar zonnekroon op hoger gelegen gronden groeit (tot 600 m), geringe eisen aan de bodem stelt en droogte verdraagt, kan ze ook buiten de typische maïspercelen verbouwd worden.

Ecologisch voordeel

Verbetering van de biodiversiteit, bodembedekking gedurende het ganse jaar en hierdoor vermindering van de bodemerosie, zijn voordelen van de zonnekroonteelt. Gedurende de lange bloeitijd van juli tot september zijn de schitterende, welriekende bloesems een verzamelplaats voor honingbijen, hommels en vlinders. Eerste onderzoekingen wijzen op een productiviteit van 0,35 mg nectar per bloementrosje in 24 uur. Volgens deze eerste gegevens, geeft dit een honingopbrengst van ongeveer 150 kgper ha.

Voordelig is ook dat de honing nauwelijks kristalliseert. Het hoge stuifmeelaanbod wordt eveneens positief gewaardeerd. In het kader van een project, door het Instituut voor Biodiversiteit in Braunschweig in samenwerking met het Agentschap voor hernieuwbare Grondstoffen, is ook een studie gestart naar de kwantiteit en kwaliteit van de nectar en stuifmeel geproduceerd door zonnekroon. Kortelings worden hiervan wetenschappelijke resultaten verwacht.

Blik in de toekomst

Samengevat mag men ervan uitgaan dat het verbouwen van zonnekroon wordt uitgebreid. In 2011 bedroeg het areaal, verdeeld over gans Duitsland 130 ha, maar vooral geconcentreerd in typische maïsgebieden. Op grond van de bestellingen bij de firmaN. L. Chrestensen GmbH van planten zaaigoed is in het lopende jaar een verdubbeling van het areaa leen zekerheid. Eveneens willen landbouwondernemingen die in het voorbije jaar testpercelen voor zonnekroon hebben aangelegd de bebouwde oppervlakte verhogen, naast de instroom van nieuwe geïnteresseerden.

Dit alles wijst op een toenemende acceptatie van zonnekroon. Ook bij imkers groeit de interesse. Er werden ongeveer 45, meestal kleine percelen, speciaal voor imkerijen beplant. De firma N. L. Chrestensen GmbH biedt daarom ook, speciaal voor dit marktsegment, kleine loten plantgoed aan.

30 2