Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 98
Jaar: 2012
Maand: Juli-Aug
Auteurs: Dr. Karl Muenstedt

AFWEERMECHANISMEN VAN HET BIJENVOLK

Nog nooit hebben bijen in het algemeen en de bijenziekten en de bijenverliezen in het bijzonder zo zeer in de belangstelling gestaan. Zoals dat het geval is in de moderne menselijke geneeskunde,

22 1

zijn ook in de bijenhouderij de denkpatronen op dat vlak gekarakteriseerd door pathogenetische uitgangsposities. De pathogenese beschrijft de achtergronden, het ontstaan, de ontwikkeling en de bestrijding van een ziekte.
Dit pathogenetische denkpatroon en de daaruit voortvloeiende behandelingswijzen hebben veel tot het buitengewoon succes van de moderne geneeskunde bijgedragen. De gemiddelde levensduur verwachting voor de westerse mens is er spectaculair door gestegen: omstreeks 1900 lag die bij 46,6 jaar voor de mannen en bij 48,7 jaar voor de vrouwen. In de eeuwen daarvoor lag dat gemiddelde nog veel lager. Thans ligt de doorsnee levensduur voor de pasgeboren jongens in Vlaanderen op 78,1 en voor de pasgeboren meisjes op 83,2 jaar.

Dit grandioos succes heeft ertoe geleid dat andere therapeutische concepten minder aan bod kwamen. In aansluiting daarop wordt het hedendaags medisch denken en handelen dan ook gezien als een strijd, als een voortdurend gevecht, denk maar aan – bijv. – ‘de strijd tegen kanker’.Daar tegenover stelt dr. K. Muenstedt het alternatief therapieconcept, namelijk, dat van de salutogenese. Dit concept gaat terug op Aaron Antonovsky (* zie verder).Daarbij wordt op de eerste plaats gezocht naar de bases waardoor mensen gezond blijven of het weer worden op eigen kracht. Dit concept onderscheidt zich daardoor duidelijk van de hierboven vermelde pathogenetische denkwijze.

Wat heeft dat nu met de imkerij te maken?

Ook wanneer het bijenverlies vaak een schokkende omvang bereikt, komen totaalverliezen van complete bijenstanden maar zelden voor. Uiteraard stellen wij de vraag: ’ Waaraan en waarom zijn die bijenvolken gestorven?’.

Maar de vraag: ‘Waarom hebben sommige volken het overleefd?’, verdient evenzeer onze aandacht.Deze overweging is zeker van belang op het vlak van de varroase. In Frankrijk en Spanje werden bepaalde volken jarenlang onbehandeld gelaten en zij hebben dat– zij het soms maar ten dele – overleefd. Deze volken werden m.b.t. hun bijzondere eigenschappen onderzochten bestudeerd, om aanwijzingen te vinden voor de mogelijke mechanismen van hun resistentie t.a.v. de varroa parasiet.

Deze onderzoeken hebben aangetoond dat het onderscheid in gedragingen een grote rol had gespeeld. Zoals o.m. is gebleken bij andere discussies in de veeteelt,gaat het enge samenleven van grote aantallen individuen gepaard met reële gezondheidsrisico’s en -problemen.Dat geldt evenzeer voor de menselijke samenleving. Denk  maar aan de pest-, pokken- of cholera-epidemies in het verleden en het heden. Vergelijkbare problemen deden zich ook voor in het bijenvolk. Het moest dus strategieën ontwikkelen om zich te weren tegen de onderscheiden ziekteverwekkers.

Over welke afweermechanismen kan het bijenvolk beschikken?

 

1- De individuele afweermechanismen

De afweermechanismen van de individuele bij kunnen we onderbrengen in drie rubrieken:

a) mechanische barrières (chitinepantser, darmwanden);

b) afweerstoffen – afweer peptiden (bijv. apidaecine) in de hemolymfe, in het bloed van de bij;

c) het cellulaire afweersysteem met hemocyten, die als vreetcellen schimmels en bacteriën kunnen elimineren.

Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het immuunsysteem van de bij, gedurende haar leven verandert. Het aantal hemocyten ligt bij de larven gemiddeld bij ca. 2000 cellen/mm3. Het stijgt bij poppen tot ca. 4000 cellen/mm3 en daalt bij voedster- en veldbijen tot zowat 500 cellen /mm3.

Daartegenover neemt de activiteit van de fenoloxidase in de loop van het bijenleven duidelijk toe. De fenoloxidase speelt een centrale rol in de aanmaak van afweerstoffen in de hemolymfe. Deze wijzigingen zijn aangepast aan de veranderingen in de taken binnen het bijenvolk en zijn niet afhankelijk van de leeftijd: zo weet men bijv. dat veldbijen in bepaalde omstandigheden terug een voedsterfunctie kunnen opnemen.

2- Wederzijdse afweermechanismen

Het wederzijds poetsen (grooming) werd destijds als de belangrijkste factor aanzien waardoor de geafrikaniseerde bijen geen problemen hadden met de varroamijt. Een studie die de genetiek van varroa besmette en varroa resistente bijenvolken vergeleken had, toonde aan dat in het bijzonder de expressie van genen die de zenuwontwikkeling, de gevoeligheid van de zenuwen en het riekvermogen beïnvloeden, het onderscheid tussen de twee groepen uitmaakte. Varroa besmette volken van de Europese honingbij rieken de mijten niet en herkennen haar niet als ‘vreemd’, waardoor deze bijen ook niet adequaat reageren.

3- Taakverdeling als afweermechanisme
Door de arbeidsverdeling in het bijenvolk, komt niet elke bij in direct contact met een bepaalde ziekteverwekker.

4- Afscherming t.a.v. de omgeving
De bijenbehuizing, als begrensde, afgesloten ruimte, draagt ertoe bij dat belagers van het bijenvolk niet eenvoudigweg kunnen binnendringen in hun leefruimte. Wespen, horzels, hoornaars, mieren en andere dieren worden door de wachtbijen aan het vlieggat opgevangen en afgeweerd.

5- Kithars (propolis) beschermt het volk
Propolis is – zoals bekend – een substantie die een veelvoud aan antibacteriële en antivirale eigenschappen bezit. In het bijenvolk beperkt de propolis het aantal schadelijke bacteriën; het geeft de bijen de mogelijkheid hun immuunsysteem te sparen om desgevallend andere belangrijkere opgaven beter te kunnen uitvoeren.

6- Sociale immuunafweer
Zieke bijen sterven meestal buiten de kast. Daardoor verwijderen zij schadelijke bacteriën en/of parasieten uit het bijennest.

7- Symbiotische bacteriën
In het bijenvolk komen talrijke bacteriënsoorten voor die het volk geen schade berokkenen. Integendeel: sommige soorten (Brevibacillus formosus, Bacillusfusiformis, Stenotrophomonas maltophilia, Acinetobactersp.) verhinderen de groei van de vuilbroedverwekker Paenibacillus l. larvae. In hoeverre nog andere infectieziekten door bepaalde bacteriën verhinderd worden, moet nog in verdere studies onderzocht worden. In de darm van de bijen worden eveneens enige bacteriën – overwegend melkzuurbacteriën (lactobacillen) – aangetroffen die de zuurtegraad in de darm doen dalen en daardoor de groei van andere kiemen verhinderen.

8- Genetische diversiteit
Bij de paring van de koningin wordt het sperma van de parende darren niet onderling gemengd. Elke spermazotoïde behoudt haar eigen specificiteit. Daardoor ontstaan in de loop van het bijenjaar verschillende vaderlijnen, met (verschillende) eigenschappen afkomstig van de verschillende parende darren. Het is dus mogelijk dat bepaalde lijnen hetzij minder of meer gevoelig zijn voor bepaalde ziekteverwekkers. Genetische diversiteit stimuleert alleszins de broedproductiviteit. Bijenvolken met meerdere, verschillende vaderlinies, vinden ook sneller voedselbronnen en kunnen die ook efficiënter benutten.

9- Zwermen
In de natuur zwermt het bijenvolk een- tot tweemaal per jaar. Daarbij blijven de zieke en vliegonbekwame bijen achter; ook de mogelijk besmette ratenbouw in het oude nest, is niet langer een bedreiging voor de gezondheid van het volk.

10- Afstand
In de natuur komt het maar zelden voor dat een bijenzwerm een nieuwe geschikte nestmogelijkheid vindt in de nabijheid van het vorige onderkomen. Ook zonder het zwermproces houden bijenvolken in de natuur een respectabele afstand tot andere volken om concurrentie bij de exploitatie van de voedselbronnen zoveel mogelijk te vermijden. Daardoor wordt ook de overdracht van ziekten door vervliegen sterk gereduceerd.

11- Angel
Bij de afweer van grotere belagers, speelt de bijenangel met de gifblaas een grote rol. De weerhaken aan de bijenangel zorgen ervoor dat hij blijft steken in de elastische opperhuid van gewervelde dieren en de mensen. Daarbij wordt het volledige steekapparaat – inbegrepen de gifblaas en haar musculatuur – uit het achterlijf van de bij gerukt. Door zijn geringe afmetingen laat het steekapparaat zich evenmin gemakkelijk verwijderen; het kan zelfstandig gif blijven pompen in het lichaam van de vijand, tot de gifblaas helemaal geleegd is. Bij het afrukken van het steekapparaat komt een alarm feromoon vrij dat uit veertig verschillende componenten bestaat; het wijst de andere nestgenoten de plaats aan waar ook zij het best hun angel kunnen planten. Zij zullen dat ook doen op de plek waar het alarm feromoon het sterkst geconcentreerd is. Rook blokkeert de reukzenuwen van de bijen, met het gevolg dat zij minder goed het isopentylacetaat – een bestanddeel van het alarm feromoon – kunnen waarnemen.

Hoe kunnen we het afweersysteem versterken?

Voortbouwend op de hierboven geschetste factoren, volgen hierna enkele suggesties om het afweersysteem van de bijenvolken te ondersteunen. Daarbij verwijzen we telkens naar de hierboven gebruikte genummerde opdeling.

Ad 1: Verbetering van het stuifmeelaanbod

Recent onderzoek heeft aangetoond dat een uitbreiding van en een grotere variatie in het pollenaanbod het immuunsysteem van de bijen veel meer versterkt dan het pollenaanbod op de grote monoculturen.

Ad 2: Selectie op poetsdrift

Om tot varroa resistente bijenvolken te komen, moet de poetsdrift het selectiecriterium bij uitstek worden.

Ad 5: Propolis
Te lange tijd heeft men bij de selectieve teelt de voorkeur gegeven aan linies die minder propolis verzamelden. Een overdadige aanvoer van kithars in de kast werd door de imker als een hinderpaal gezien bij de manipulatie van de ramen. In het besef dat propolis een zo’n belangrijke factor is bij de instandhouding van de gezondheid van de bijen, zou van deze houding moeten afgezien worden.

Ad 7: Symbiotische bacteriën?
22 2Enige tijd geleden verscheen op de markt een zgn. ‘ecologisch bijenverzorgingsmiddel’ onder de merknamen Apis Biosa en Vita Biosa, waarvan de producent beweert dat het de natuurlijke microbiologische balans in het bijenvolk zou stabiliseren. Jammer genoeg bestaat er een duidelijk onevenwicht tussen de vooropgestelde en de werkelijk bewezen heilzame effecten van de gepretendeerde micro-organismen.
Wanneer per volk 3 liter van dit product tegen een kostprijs van ca 35 euro noodzakelijk is, mag men met het oog op de werkzaamheid toch meer afdoende bewijzen verwachten dan de beweringen van een klein aantal imkers die het product hebben uitgeprobeerd.
Temeer omdat het bacteriënspectrum dat in Apis-Vita Biosa heet voor te komen, in geen enkel opzicht overeenstemt met het spectrum dat aantoonbaar de groei van vuilbroedverwekker Paenisbacillus larvae afremt. (zie http://www.werner-seip.de/html/apis_biosa.html) Anderzijds wil daarmee niet gezegd zijn dat op het terrein van de bacteriologie geen mogelijkheden zouden bestaan zijn om bijenziekten te voorkomen.

Ad 8: Inteelt vermijden

De vermeerdering van de bijenvolken d.m.v.koninginnenteelt, gaat bij de individuele imker vaak gepaard met inteelt. Op grond van het grote belang van de genetische diversiteit, zouden alle teeltprojecten moeten steunen op een brede genetische basis. Het heterosiseffect dat het sterkst tot uiting komt in de prestaties van hybridische lijnen, zou meer aandacht, meer systematisch onderzoek moeten krijgen. Waar reeds jaren geleden aangetoond werd dat heterosis tot grotere opbrengsten leidt, zou nu moeten nagegaan worden of dit verschijnsel ook tot uiting kan gebracht worden in de versterking van de weerstand tegen ziekten.

Ad 9: Ratenbouw

De systematische vernieuwing van de ratenbouw geldt al enkele jaren als een van de belangrijkste onderdelen in een bedrijfsvoering die de gezondheid van het bijenvolk beoogt.

Ad 10: Onderlinge afstand

Een te grote volkenconcentratie kan men vermijden door afspraken tussen imkers(bonden) en een doorgedreven onderzoek naar alternatieve opstellingen van bijen standen. Openbare instanties – gemeente, gewest, het rijk – en particuliere eigenaars van geschikte terreinen, kunnen aangesproken worden om bij te dragen tot de instandhouding van de bijenpopulatie door terreinen beschikbaar te stellen. Desgevallend kunnen op initiatief van de individuele imker en/of van zijn organisaties doelgerichte advertenties geplaatst worden om geëigende standplaatsen op te sporen. Zeker in tijden dat de cultuurgewassen uitgebloeid zijn, zou met het oog op de pollenvoorziening een dergelijke strategie positieve resultaten opleveren en bijdragen tot het aansterken van het immuunsysteem van de bijen.

Samenvattend

Het bijenvolk heeft een reeks van mechanismen ontwikkeld om zich tegen ziekten en parasieten te beschermen. Tot voor kort waren deze mechanismen afdoend en toereikend en waren de bijen bovendien in staat om in ruime mate tegemoet te komen aan de verwachtingen van de imker. Maar tegen de achtergronden van de actuele bedreiging door varroa, nosema en diverse virussen – om nog niet te spreken van de gevaren uitgaande van de agro-industrie – is het meer dan ooit aangewezen om de bedrijfsvoering, de imkerlijke ingrepen, op de eerste plaats af te stellen op de behoeften en het welzijn van de bijenvolken, zodat de imker assisteert bij de zelfredzaamheid van het bijenvolk, in de zin van de salutogenese.

22 3

 

Dr. Aaron Antonovsky (1923-1994). Bij leven prof. aan de Ben-Goerion-univ. In Israel. Hij vroeg zich af waarom de ene mens kan overleven en zelfs tegen alle verwachtingen in gezond kan blijven, ondanks rechtstreekse doodsbedreigingen, confrontaties met buitensporige angsten, honger, marteling … terwijl de andere mens ziek wordt en ten onder gaat, als hij in gelijkaardige zware omstandigheden verkeert. Antonovsky stelde zich deze vraag bij zijn onderzoek onder de overlevenden – waartoe hij ook behoorde – van de Duitse concentratiekampen van WO II.

(*) Bron: Abwehrmechanismen des Bienenvolkes, Die Biene – 7/2010.