Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 94
Jaar: 2008
Maand: Juni
Auteurs: Aloïs Schotanus

DE GROTE UITTOCHT!

Het zwermen …

1_bio_de grote

… is een vooraf geplande en goed georganiseerde, gezamenlijke uittocht van 25 % tot 75 % van een bijenvolk, met de bedoeling om samen met de oude, residerende koningin, een nieuwe kolonie te stichten.
Zwermen is een heel normaal en noodzakelijk proces om de instandhouding van de soort te verzekeren. De oude koningin vertrekt met de eerste zwerm, deels omdat zij ervoor klaargestoomd is en deels omdat zij een confrontatie met nieuwe koninginnen wil vermijden. Dit gedrag roept bij de onderzoekers vragen op:

‘Als de zwerm het voortplantingsmiddel bij uitstek is van het bijenvolk, zou het dan niet Logischer zijn dat een nieuwe, jonge koningin de grootste zwerm zou aanvoeren?’

De gegevens uit die onderzoeken tonen aan, dat in de natuur slechts 20 % van alle voorzwermen de eerste winter overleeft. Van de achterblijvende stamkolonies daarentegen, overwintert 80% met succes; zij zullen er naar streven om in het volgende seizoen weer een zwerm voort te brengen.
Vanuit het gezichtspunt van de evolutie en de natuurlijke selectie, is het dus praktisch dat de grootste investering  de jonge koningin  bij die eenheid zou blijven, die het meest kans maakt op overleving en dat is dus de achterblijvende stamkolonie en niet de voorzwerm.
Bijenkolonies die in het wild leven en die zelf hun nestplaats uitzoeken, verkiezen ruimtes van ca. 40 tot 60 liter, wat grosso modo overeenkomt met de inhoud van één broedbak Langstroth.
Zij zwermen praktisch elk jaar.

Oorzaak en gevolg

Men neemt aan dat het zwermen veroorzaakt wordt door o.m. opstopping of overbevolking van het broednest. Let op: dat betekent niet dat alle rompen of kamers van de kast overbevolkt moeten zijn; het heeft alleen betrekking op de broedzone van het nest. In een behuizing met een kleine ruimtelijke inhoud, kan dit het hele nest zijn, maar in de door mensen gemaakte bijenwoningen, waar meestal meerdere ‘kamers’ in gebruik zijn, spelen andere factoren een rol, die de uitbreiding van broednest kunnen belemmeren.

Zo moeten wij er ons van bewust zijn dat de bijen de natuurlijke neiging vertonen om de broedzone naar boven uit te breiden. Om één of andere reden, hebben de bijen het moeilijker om hun broednest lateraal uit te bouwen en zullen ze het maar zelden doen in neerwaartse richting. Een broednest kan bijv. de gehele middelste romp in beslag nemen in een kast op drie rompen; de bovenste is grotendeels als voorraadschuur benut, maar de onderste romp is praktisch leeg. Toch is het broednest opgestopt; de moer zal niet naar onderen trekken en er is evenmin uitbreiding naar boven mogelijk. Deze situatie zet het volk ertoe aan, een volksverhuizing te overwegen.

De koninginnenstof

Nog steeds weten we niet precies wat een overbevolkt nest ertoe aanzet om te gaan zwermen. Maar we vermoeden dat de verdeling van de koninginnenstof of’ queen substance’ ontoereikend wordt, of onvoldoende functioneert.
Deze koninginnenstof is een feromoon dat de aanwezigheid van de koningin bij de bijen signaleert.
Een plots en gelijktijdig uitlopen van grote aantallen jonge werksters, kan dit distributieprobleem nog in de hand werken, net zoals een gebrekkige ventilatie het gevoel van overbevolking nog kan versterken.
Deze koninginnenstof – het (E)-9­oxo-2-deceenzuur  wordt uitgescheiden door de kaakklieren van de koningin.
Het feromoon komt vrij in de lucht, het wordt uitgesmeerd over haar lichaam, waar het wordt opgelikt door de werksters van haar hofstaat, die het op hun beurt via de sociale voedseluitwisseling en het lijfelijk contact, weer verdergeven aan de andere bewoners van het nest.
Dit feromoon heeft – ondermeer – tot gevolg dat de aanmaak van moercellen wordt afgeremd en een opkomende zwermkoorts wordt afgekoeld.

2_bio_de grote

De rol van het deceenzuur bij de regulering van het zwermgedrag, maakt duidelijk hoe ogenschijnlijk willekeurig gedrag, toch gestructureerd kan zijn. Wanneer de werksters die helpen bij de bouw van de cellen, te weinig met koninginnenstof in aanraking komen, gaan ze moerdoppen bouwen. Dat doet zich o.a. voor, wanneer de populatie te groot wordt, zodat er te weinig feromoon beschikbaar is om alle individuen te bedelen; of wanneer de kast zo overvol geraakt, dat de draagsters van het feromoon gewoon niet zo ver komen tot bij de werksters in de uithoeken van de kast, of tot aan de uiterste rand van de raten.
De cellenbouwende bijen in zo’n overvol nest, wisselen wellicht nooit voedsel uit met een ‘hofdame of komen nooit in fysiek contact met een andere werkster die nog wat van het koninklijk parfum op haar lichaam draagt.
Dus gaan die bouwbijen koninginnencellen optrekken, waardoor de zwermvoorbereidingen in gang worden gezet.

Bij meerderheid van stemmen

De bouw van de moerdoppen zelf, is een mooi voorbeeld van ‘participerende democratie’.
Zelfs in een niet overvolle, maar normaal bezette kast, zal onderaan één van de raten een begin worden gemaakt met een aantal moerdoppen. Het bouwproces lijkt weinig gericht: in het begin worden er soms niet meer dan enkele schubjes was in verticale richting aangebracht, maar dat is een eerste signaal.
Misschien plukt de volgende werkster wat was weg, nog een nadere kan nog meer was weghalen, maar de volgende zal misschien de schade herstellen enz. enz.
Elke bij brengt a.h.w. een stem uit voor of tegen zwermen. De voorstemmers zijn de bijen die de koninginnencel verder opbouwen; het zijn de bijen die te weinig of geen koninginnenstof meer ontvangen hebben. De tegenstemmers zijn de bijen die nog best tevreden zijn met de hen toebedeelde portie koninklijk feromoon; zij breken de aangezette cellen weer af.

Als men bijv. de koningin wegneemt, stopt de feromoonvoorziening helemaal en meteen verschuift de uitslag van de stemming: er komen nu meer bijen die was aan de moerdoppen toevoegen en minder die was weghalen. Na verloop van tijd is er een aantal koninginnendopjes klaar.

De voorbereidingen

In de late herfst breken de bijen alle moerdoppen en speeldopjes af. Tijdens de winter en in het vroege voorjaar zijn er geen koninginnencellen in de kast aanwezig. Voor de constructie van speeldopjes en moercellen, gebruiken de bijen meestal oude was, maar zij werken er wel nieuwe wasplaatjes doorheen, waardoor hier en daar lichtere vlekjes verschijnen. Wanneer deze witte spikkels in de speeldoppen talrijker worden, mag men dat beschouwen als één van de vroege zwermtekens.   
Het aantal opgetrokken speeldopjes is eveneens een aanduiding voor het gevoel van overbevolking.
Alleen weten we niet, welk aantal precies overeenkomt met een bepaalde graad van zwermkoorts. Sommige rassen zetten ook meer dopjes aan dan andere. Het is best mogelijk om bijv. in de ene kolonie 30 en meer speeldopjes aan te treffen, zonder dat er meteen gevaar dreigt voor zwermen, terwijl in een andere kast er maar een tiental worden gevonden bij hoge zwerm koorts.
Zo’n acht tot tien dagen voor de zwerm afkomt en de zwermkoorts dus naar haar hoogtepunt oploopt, gebeuren er verschillende dingen tegelijkertijd.

3_bio_de groteTen eerste begint de koningin eitjes te leggen in de speeldoppen. Precieze gegevens daaromtrent zijn niet voorhanden, maar men neemt aan dat de werksters sommige daarvan nog opeten, in een poging om het onvermijdelijke nog even uit te stellen.

Ten tweede jagen de werksters de koningin over de raten, zodat ze flink afslankt en tot een derde van haar gewicht verliest. Haar ei­afzet neemt gevoelig af om tenslotte helemaal te stoppen en haar bloed – hemolymfe – wordt dikker.

Ten derde: een aantal werksters gaat zich volzuigen met honing. Volgezogen bijen werken niet en hun wasklieren beginnen zich te ontwikkelen. Met honing verzadigde bijen nemen de nectar niet over van de thuiskomende haalbijen en ze helpen evenmin bij het indikken van de honing.
Met nectar geladen speurbijen die bij hun thuiskomst geen geïnteresseerde afnemers aantreffen, reageren door er op uit te trekken en een nieuwe nestgelegenheid te gaan zoeken. Dit is het ogenblik waarop we langs heggen en hagen, of voor het vlieggat van de lokkorf, de speurders aantreffen op hun inspectietocht voor een nieuw onderkomen.

De volksverhuizing

Ca. 80 % van de bijen die in de zwerm het nest verlaten, hebben zich volgezogen met honing. Deze voedselvoorraad hebben zij nodig om de vlieginspanning te kunnen volhouden op hun tocht naar de nieuwe nestplaats, om de wasafscheiding te stimuleren bij aankomst en om bij slecht vliegweer eventueel een reserve achter de hand te hebben tijdens de eerste dagen van hun verblijf in de nieuwe behuizing.
Nieuwe raten moeten opgetrokken worden en de koningin moet zo vlug mogelijk weer aan de leg gaan; er verlopen immers 21 dagen vooraleer de nieuwe bijen kunnen ingeschakeld worden in het arbeidscircuit, meer bepaald dan bij de verzorging van jonge larven. Klaarblijkelijk grijpen er diepgaande fysiologische veranderingen plaats, bij zowel de koningin als bij de bijen zelf.

En de imker ?

Van uit het gezichtspunt van de imkerpraktijk is het dus belangrijk om zwermen te voorkomen. Wanneer een koningin begint af te slanken en ze minder eitjes gaat afzetten, worden er ook minder werksters geboren. Bovendien gaan de volgezogen bijen niet aan het werk. Wanneer speurbijen hun aandacht gaan richten op een nieuwe woonst, i.p.v. op nieuwe drachtvelden, betekent dat weer verlies voor de imker …
Het onderkennen van de zwermplannen vereist een scherp aanvoelen en veel ervaring in de omgang met bijen.
Dat maakt precies het onderscheid uit tussen de betere imkers en alle andere.