Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 92
Jaar: 2006
Maand: Maart
Auteurs: Aloïs Schotanus

DE KINDERKRIBBE

Op het hoogtepunt van de broedperiode in mei en juni, moeten de voedsterbijen duizenden larven gelijktijdig verzorgen. Een correct aangepaste voedselbedeling veronderstelt een goed functionerend plan om tegemoet te komen aan de voedselbehoeften van elk van de onderscheiden ontwikkelingfasen van het open broed in een bijenvolk. Hoe weten de voedsters: wanneer, welke larve, hoeveel, en wat voor voedsel moet aangereikt worden? Een essentiële rol in de broedverzorging spelen ongetwijfeld bepaalde feromonen en geursignalen.

Duizenden baby’s
Stelt u zich even een kinderkribbe voor met duizenden baby’s die dagelijks stipt op tijd en nauwkeurig moeten gevoed worden. Onvoorstelbaar zegt u? In een bijenvolk is dat nochtans een alledaagse situatie. Op het hoog­tepunt van de volkontwikkeling in mei en juni, zijn enkele duizenden werkbijen het gehele etmaal rond, druk doende om zowat twaalfduizend larven in hun cellen van het juiste voedersap te voor­zien. Naar het einde van augustus toe zijn er nog altijd zowat drieduizend larven die gelijktijdig moeten gevoed worden.

Reuzenhonger en reuzengroei
Bijenlarven hebben een enorme eetlust en de voedsters, de werkbijen dus die zich om de verzorging van het broed bekommeren, moeten ervoor zorgen dat de larfjes steeds van voedersap voorzien zijn. Met het kippen van het bijeneitje begint het werk voor de voedster-bijen. Zij moeten van dat ogenblik af, regelmatig voedersap op de celbodem afzetten.

Daartoe duiken de voedsters voor korte tijd tot halfweg hun lichaamlengte in de cellen. De nakroost gedijt goed bij deze intensieve verzorging: een werksterlarve bereikt in minder dan zes dagen meer dan het duizendvoudige van haar oorspronkelijk gewicht bij het kippen. Kort voor de verpopping weegt de larve ca 150 milligram. Wanneer andere werksters kort voordien de cel verzegelen, zit de taak van de voedsterbijen erop.

120 seconden per uur
Het jongste larvenstadium lijkt het gemakkelijkst te verzorgen. De pas uit het ei gekomen larfjes krijgen een flinke portie voedersap, zodat zij eigenlijk in een voedselbad zwemmen. Omwille van hun geringe lichaamgrootte kunnen zij een hele poos op deze voorraad teren, zodat de voedsterbijen aan deze categorie een aantal keren kunnen voorbijgaan, om hun aandacht te wijden aan de oudere leeftijdgroepen. Zo kunnen tussen de eerste voedselvoorziening en de eerstvolgende beurt tot twaalf uren verlopen.

Vanaf de derde dag veranderen de voedsterbijen hun tactiek. De larven zijn ondertussen zo sterk gegroeid, dat zij meteen het aangereikte voedsel opvreten. Dat dwingt de voedsterbijen ertoe zich alsmaar intensiever om die larven te bekommeren en ze binnen het uur meermaals met kleine voedsel­porties te verzorgen. Een larve van vier à vijf dagen oud, krijgt de meeste aandacht. Alles samen besteden de voedsters 120 seconden per uur aan deze categorie. De voedsterbij buigt zich voorover in de cel waarin de larve op haar zijde ligt. Die is inmiddels zo gegroeid, dat ze de gehele celbodem opvult.

 

De voedsterbij wurgt een voedseldropje uit haar krop en zet dit af op de celwand dicht boven de larve, zodat de voedersapdruppel om de larve heen vloeit. De larve begint te vreten en beweegt zich daarbij met haar kop vooruit langsheen de celwand.
Zo bereikt zij ook het voedersap dat oorspronkelijk achter haar was neergekomen. De hoofdbestanddelen van het voedersap zijn nectar en pollen.
Jonge larven krijgen deze ingrediënten aanvankelijk in een door de voedsterbijen voorverteerde vorm: het is het speciale voedersap dat door de voedersap-klieren van de voedsterbijen geproduceerd wordt.

Vanaf de derde dag vermindert het aandeel van het speciale voedersap en in de plaats daarvan krijgen de larven overwegend niet voorverteerde pollen en honing toegediend. De koninginnenlarven behouden alleszins een voorkeurbehandeling en krijgen niet anders dan het spe­ciale voedersap aangereikt, dat voorbehouden wordt aan de allerjongste werksterlarven: het is de fameuze koninginnenbrij.

Dienstverlening op maat

Herinneren we nog eens aan het voorbeeld van de reusachtige kinderkribbe. Om alle baby’s stipt te kunnen verzorgen, zou men over een leger van verpleegsters en een minutieus voedingplan moeten beschikken. Dat leger van verplegend personeel is in een bijenvolk beschikbaar. Maar hoe weten zij wanneer en hoeveel elke larve afzonderlijk moet gevoederd worden?

Een aanwijzing daartoe vinden we in het gedrag van de voedsters. Zij patrouilleren over het broednest en duiken met hun antennes in de verschillende broedcellen om ze te inspecteren. Deze controle kan van zeer korte duur zijn; vaak neemt ze niet eens een seconde in beslag.
Bij een bezoek dat iets langer duurt, buigt de voedsterbij zich veel dieper in de cel. Maar het wordt dan moeilijk om uit te maken wat zij daar precies uitspookt. Tenslotte kunnen we niet over haar schouders mee kijken om te zien wat er zich eigenlijk voordoet. Inspecteren zij gewoon wat nauwkeuriger? Of geven zij dan ook voedsel af aan de larve? Bij hommels kan men aan de samentrekkingen van het achterlijf zien, dat zij de larven in de cel aan het voeden zijn. Maar aan de bijen kan dat niet waargenomen worden.

Wel heeft men al uitgevist dat de ene voedingoperatie al wat langer duurt dan de andere. Meestal geven de voedsters slechts een klein druppeltje af. Die eigenlijke voedselbedeling duurt slechts ca. tien seconden. Met inbegrip van de voorafgaande inspectiebeurt, duurt het celbezoek van de voedster dan scherp een halve minuut. Wanneer ze echter meer voedersap in de cel pompt, kost dat ook meer tijd; het celbezoek kan dan wel uitlopen tot twee of drie minuten.

Geursignalen

Welk signaal lokt de voedering van de larven uit? Wespenlarven, die in cellen van papier zitten, wrijven met hun monddelen ritmisch over de rand van hun papieren cel. Dat veroorzaakt een krassend geruis dat de wespenwerksters ertoe aanzet die larven te voeden.

Maar bij de bijen komt zo’n duidelijk waarneembaar bedelgedrag niet voor. Vermoedelijk bedienen zij zich eerder van geursignalen. Over het algemeen spelen geursignalen of feromonen bij de broedverzorging een belangrijke rol. Oudere larven bijv. zenden een geursignaal uit dat voor de werksters de boodschap bevat: ‘Deze larve is oud genoeg; de cel mag verzegeld worden.’

Wanneer voedsterbijen de broed­cellen inspecteren, dompelen zij hun antennes in de cellen; op de antennes zitten ook de geursensoren. Zij kunnen a.h.w. de toestand van de larve ‘rieken’ en daaruit devoedselbehoefte afleiden. Zo heeft onderzoek aangetoond dat werksters anders reageren op de geur van verzadigde larven dan op die van de hongerigen. Zij kunnen de afgescheiden geuren van elkaar onderscheiden. Hoe de sturing van de voedselaanreiking verder geschiedt, is nog steeds een raadsel.

Maar van welke signalen de larven van verschillende leeftijd zich ook bedienen, het blijft toch een opmerkelijk feit dat de voedster-bijen in staat blijken om precies in te spelen om op alle behoeften van het nakomelingenschap in de bijenkolonie. En dat is natuurlijk van wezenlijk belang voor het voorbestaan van het volk en van de soort.      

Foto’s Ghislain De Roeck