Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 92
Jaar: 2006
Maand: Januari-Februari
Auteurs: Aloïs Schotanus

HET EI…VAN DE BIJ

Het eitje is het vertrekpunt in het leven van de bij. Het is haast niet te geloven dat dit piepkleine ding al het genetische materiaal kan bevatten dat

1_bio_het ei

noodzakelijk is voor die ingewikkelde lichaambouw, voor die gecoordineerde gedragingen en die boeiende levencyclus van onze honingbij.

Van praktisch belang

Als imker – die naam waardig – zou u bekwaam moeten zijn om de bijeneitjes te herkennen, wanneer u een bijenvolk inspecteert. U zou eveneens in staat moeten zijn, om aan de hand van het uitzicht en de ligging van de eitjes, sommige problemen of complicaties in het broednest te kunnen duiden.

Toegegeven: het is helemaal niet gemakkelijk om de eitjes te zien liggen in de cellen; maar het is niettemin een vereiste om een betere imker te worden.

De eitjes zijn wel bijzonder klein: nauwelijks 1,5 mm tot 1,8 mm lang en slechts 0,3 mm tot 0,4 mm breed of dik. Ze zijn dus helemaal niet ‘eivormig’, zoals we ons dat kunnen voorstellen bij een vogelei.

Het bijenei is langgerekt, het ziet eruit als een wit doorschijnend wormpje of gekromd staafje, met een lichte verdikking aan één van de uiteinden. De buitenhuid – of chorion – van het ei, is niet glad.

2_3bio_het ei

Bij uitvergroting tekent zich een vijf- of zeshoekig maaswerk af. Aan het boveneinde van het ei, bevindt zich een poortje – of micropyle – ; het is een minuscule opening in de celwand, waarlangs het zaaddraadje toegang kan verkrijgen tot de eikern (fig. 2 en 3).

Uit het ééncellig organisme ontstaan door de opeenvolgende celdelingen een reusachtig aantal cellen die zich wetmatig aan elkaar schikken, om uiteindelijk tot de vorming te komen van de organen waaruit het bijenlichaam zal opgebouwd worden.

Als het ei twee dagen oud is, kunnen die veranderingen ook uitwendig waargenomen worden met de microscoop (zie fig. 4). Door de huid van het eitje heen, kan men dan de vorming van het hoofd en enige segmenten van het embryo duidelijk onderscheiden.

De inhoud van het ei, de vrucht zullen we maar zeggen, is beduidend ingekort, zodat bovenaan en onderaan een leegte zichtbaar wordt. Na 76 uur, na iets meer dan drie dagen dus, komt het larfje te voorschijn, nadat het ei-omhulsel opgelost werd door een enzym dat het larfje zelf afgescheiden heeft.

Het ene ei is het andere niet

Werkster- en darrenei zijn niet even groot: bij beide kunnen lengte en breedte wezenlijk verschillen. Deze variaties in eigrootte moeten toegeschreven

4_bio_het ei

worden aan de erfelijke eigenschappen van de koningin die ze voortgebracht heeft.

We weten niet of er een rechtstreeks verband bestaat tussen de grootte van het ei en de grootte van het volwassen individu dat eruit voortkomt. Het ziet er eerder naar uit dat – buiten de erfelijke aanleg – de voedselkwaliteit en -kwantiteit in het larvenstadium aansprakelijk zijn voor de uiteindelijke lichaamgrootte van de volwassen bij.

Parthenogenesis

Normalerwijze bevat een cel slechts één eitje. Het kan bevrucht zijn of onbevrucht. Bij de meeste van de andere schepsels in het dierenrijk, komt er uit een onbevrucht ei, geen levend wezen.

Maar bij mieren, wespen en bijen ligt dat anders; ook de onbevruchte eieren kennen celdelingen en groeien uit tot verdere stadia in de ontwikkeling. Deze ontwikkeling leidt dan altijd tot een mannelijk individu; bij de bij is dat de dar.
Deze wijze van voortplanting én geslachtbepaling werd ontdekt door Johann Dzierzon in 1835 en staat sindsdien bekend als ‘parthenogenesis ofte ‘maagdelijke voortplanting’.

Eitjes die niet op correcte wijze zijn afgezet in de cel, zullen meestal niet uitkomen. Bij gelegenheid kunt u een koningin over de raten zien wandelen met een eitje dat uit haar achterlijf bengelt.
Wanneer nu dat eitje op de raat valt, bijv. op de rand van de cel, zal het door de werksters opgegeten worden. Ongepaarde koninginnen willen wel eens meer eitjes rondmorsen dan gepaarde; sommige vertonen die neiging sterker dan andere.

We weten dat de koningin nauwkeurige informatie inwint over de cel waarin ze haar eitje wil afzetten. Ze onderzoekt de netheid en de celdoormeter met haar voorpoten en haar antennes.
In de grotere cellen komen onbevruchte, in de engere cellen of verticaal opgehangen speeldopjes, zet ze bevruchte eitjes af. Met een beetje oefening kunt u de cellen herkennen die de poetsbijen klaargemaakt hebben voor de eiafzet.

Ze zien er anders uit dan de andere lege cellen; ze hebben een matglanzend uitzicht. Er zit werkelijk geen stofje meer tegen de wanden of op de bodem en de celranden zijn mooi afgerond. Kijk uit naar deze gereedgemaakte cellen: zij zijn een aanduiding dat het volk daar een leggende moer verwacht.

Alles op zijn tijd

Het tijdstip waarop het bijeneitje gaat kippen, is afhankelijk van de broednesttemperatuur en het genetisch patroon van de betrokken bijenpopulatie. Zo komen er uit de eitjes van de geafrikaniseerde bijen in Amerika, al larfjes na 72 uren, bij een broednesttemperatuur van 34°C.

De onbevruchte eitjes, de darreneitjes, doen er drie uur langer over.

5_bio_het ei         
Wanneer de temperatuur lager uitvalt dan normaal, vertraagt het ritme waarop de eitjes uitkomen. Bij temperaturen lager dan 28°C in de cel gemeten, kippen nog slechts 1% van de eieren.

Nu kan de imker het uitkomen opzettelijk vertragen door de eitjes voor een poosje te koelen. Dat gebeurt bijv. wanneer eitjes over grote afstanden verzonden worden en dus meerdere dagen van de ene teler naar de andere onderweg zijn.

Nadien worden ze dan weer in een warm nest of in de broedstoof geplaatst, om hun ontwikkelinggang te voltooien. Maar dat alles is natuurlijk niet zonder risico. De eieren die niet uitgekomen zijn, worden door de poetsbijen uit het nest verwijderd.

Zien is geloven

De eieren zijn niet alleen erg klein, maar ze worden door de koningin recht op de celbodem afgezet. Als we een raat inspecteren, krijgen we dus van het pas afgezette eitje, het bovenaanzicht te zien. Net alsof we pal op de punt van een naald zouden kijken.

Dat maakt het ontdekken van pas afgezette eitjes dan ook moeilijk. Maar u mag niet opgeven. Maak er een gewoonte van om altijd naar eieren te zoeken in het broednest, telkens de gelegenheid zich voordoet.
Natuurlijk is de opgave gemakkelijker tot een goed einde te brengen op een zonnige, heldere dag. Houd de toplat naar u toe en laat het licht over uw schouders heen tot op de bodem van de cel vallen.

Bij oude, donkere raat moet u vooral uitkijken bij de lege cellen die dat mooi glanzend uitzicht vertonen. Soms kunt u op een raat alle opeenvolgende stadia van het broed aantreffen. U vertrekt dan van de gesloten cellen, over de vette maden naar de elegante larfjes en aan de randen kunt u dan de pas afgezette eitjes verwachten.

Het loont de moeite

Het eitje doet er drie dagen over om een larfje voort te brengen. Wanneer u dus eitjes ziet, kan de koningin nooit ver weg zijn.
U kunt al heel wat van de koningin aan de weet komen, zonder haar gezien te hebben, alleen maar door op het legsel te letten. Zo kunt u bijv. uitmaken of een kolonie moergoed is, alleen al door de eitjes te zien.

Het is dus niet noodzakelijk om de koningin zelf te zien om die zekerheid te hebben. Wat kunt u eigenlijk van de koningin zeggen wanneer u haar ziet?
Haar grootte, haar kleur of haar uitzicht hebben maar weinig te maken met haar twee voornaamste taken, namelijk die van eitjes leggen en feromonen afscheiden. Zij is het bindteken van het volk, maar door het waarnemen van haar eitjes, zullen we meer over haar weten, dan wanneer we haar zouden zien zonder meer.

Indien u haar ziet, weet u nog niet of het om een maagdelijke dan wel om een gepaarde koningin gaat. Maar het legpatroon zal het u meteen duidelijk maken.
Ongepaarde koninginnen gaan net zo goed aan de leg als gepaarde. Maar ze leggen niet zoveel eitjes en deze worden gewoonlijk snel verwijderd en opgegeten door de werksters.

Met maagdelijke koninginnen heb u wel een soort broedzone met die mooi gepolijste cellen, maar u ziet geen evolutie van eitjes tot larfjes.
Wanneer u dan toch de koningin ziet tijdens de kastinspectie, zult u ze maar zelden haar normaal gedrag zien vertonen. Ze zal eerder geneigd zijn om op de vlucht te gaan voor het helle zonlicht dat door de ingreep van de imker zo onverwacht in het broednest is gevallen.

Gesofisticeerde Legmachine

Wat als normaal gedrag van de koningin kan beschouwd worden, is een afwisseling van eitjes leggen en rusten. Een gepaarde koningin wandelt de broedraat af, op zoek naar lege geschikte cellen, waarin ze haar eitjes kan deponeren.

Zij kan een hele reeks na elkaar afzetten, of slechts een tiental, afhankelijk van de omstandigheden binnen en buiten de kast.
Echt rusten doet ze maar wanneer ze stopt met leggen en bewegen. Op dat ogenblik gaan de werksters (soms tot wel zestien toe) van haar hofstaat haar omringen en haar betrillen en betasten met hun antennes.

Enkele van hen beroeren de koningin met hun monddelen en zullen haar op die manier voedsel aanreiken. Het is gedurende deze rustperiodes van de koningin dat de werksters de koningin‑feromonen opnemen.
        
Deze koninginnenstof of queensubstance wordt o.a. aangemaakt in de mandibulaire of kaakklieren van de koningin. Deze koninginnenstof heeft verschillende functies.

6_bio_het ei

In de eerste plaats dient zij om de koningin te identificeren: ze geeft haar specifieke geur door, zodat de werksters haar kunnen herkennen en onderscheiden van elke andere koningin.

Verder lokt deze stof ook het ‘hofstaatgedrag’ van de werksters uit en belet ze de werksters om redcellen op te trekken. Ze remt ook de ontwikkeling van de eierstokken van de werksters af, zodat deze laatste niet tot leggen overgaan

Er zijn twee situaties die een directe tussenkomst van de imker vereisen en die hij kan herkennen door gewoon naar de eitjes te kijken. Dat is het verschijnsel van de leggende werksters en dat van de darrenbroedige koningin.

Maar over het verschijnsel van de darrenbroedigheid kunt u uitvoerige en gedetailleerde informatie vinden in ons Maandblad van oktober 2004, pag. 6.

Het ei en u

Het is mogelijk om aan de hand van de eitjes in het nest uit te maken of een bijenvolk in goeden doen is, of dat het bedreigd wordt in zijn overlevingkansen.
Het eistadium is van primordiaal belang in het bijenleven, omdat het de start vormt van de gehele levencyclus. Dit stadium is niet gemakkelijk te onderkennen in het bijennest, maar het loont de moeite om er bij elke gelegenheid naar te zoeken en het te interpreteren.

Deze vaardigheid draagt ertoe bij om een nog betere imker te worden.