Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 91
Jaar: 2005
Maand: mei
Auteurs: Aloïs Schotanus

HET NASSANOV-EFFECT

De meesten van ons hebben voor het eerst kennisgemaakt met het nassanovferomoon toen ze op de vliegplank enkele werksterbijen met gekromd achterlijf driftig met hun vleugels zagen waaieren.

Bij die gelegenheid konden we de nassanovklier (1) duidelijk waarnemen op het einde van het achterlijf van die werksters. Zij produceren dit gelijknamige feromoon vanuit een oplichtende strip tussen het zesde en het zevende achterlijfsegment. Op die plaats bevinden zich een aantal kliercellen die door zowat zeshonderd minuscule buisjes in deze strip – die eigenlijk een kanaaltje vormt – uitmonden.

Normaliter is die klier bedekt door het zesde achterlijf segment. De bijen ontbloten haar door het achterlijf op te tillen terwijl ze het zevende segment – het puntje van het abdomen – naar beneden gericht houden. De luchtstroom teweeggebracht door de waaierende vleugels, strijkt over het geurkanaal en verspreidt alzo het nassanovferomoon in de omgeving.

Deze klier is aanwezig in alle Apissoorten, maar alleen in de werksterkaste; bij koninginnen, of bij darren komt ze niet voor. De klier is dezelfde voor alle rassen van de Apis mellifera. Maar het feromoon dat ze verspreidt is specifiek zowel voor het ras, als voor het volk.

Het was F.W.L. Sladen (2) die in 1901 bij het inslaan van een zwerm, zich verwonderde over de geur die honderden bijen verspreidden bij de ingang van de korf. Toen hij tientallen abdomens van deze stertselende bijen dissecteerde, ontdekte hij dat de membramen van deze klier op het achterlijf, diezelfde karakteristieke geur produceerden, terwijl dat niet zo was voor de rest van de bijenbodies. Hij noteerde eveneens dat de andere werkbijen reageerden op de geur van de gedissecteerde membramen.

Vandaag weten we dat de werksters in verschillende omstandigheden het nassanovferomoon verspreiden:

• bij het afkomen van een zwerm;

• bij het betrekken van een nieuwe nestplaats;

• om een bestaande nestingang te markeren;

• om een waterbron te markeren;

• om een geurloze voedselbron te markeren;

• om de koningin te leiden.

Bij het afkomen van zwermen

We zijn allemaal vertrouwd met het gedrag van een zwerm wanneer hij het stamvolk verlaat. Het ligt in zijn aard om vooreerst op een tussenstopplaats te verzamelen. Dat is meestal een nabijgelegen struik of boomtak of een andere structuur die enig houvast biedt, maar die hoe dan ook, niet ver afgelegen is van de zopas verlaten kolonie. De bijen die het eerst aangeland zijn op die tijdelijke stopplaats, ontbloten hun nassanovklier en waaieren met hun vleugels. Dit lokt de bijen die nog in de lucht hangen naar die hergroeperingplaats. Wanneer we tijdens die verzamelfase de koningin zouden wegvangen en haar ergens zouden deponeren in de omgeving, schakelen de vertrokken bijen over op een zoekgedrag teneinde haar te kunnen lokaliseren. Als ze dat is gelukt, gaan die werksters weer aan het stertselen – waarbij ze de nassanovklier ontbloten en met de vleugels waaieren – om de zwerm tot bij de koningin te brengen. Daaruit kunnen we besluiten dat zowel het koninginnenferomoon als het nassanovferomoon een rol spelen bij de herlokatie van een bijenzwerm.

Eens dat de zwerm zich gehergroepeerd heeft – laten we aannemen aan een boomtak – gaan verkennerbijen andere verkenners aanzetten om naar een vooraf gekozen nieuwe nestplaats te migreren. Partijen zullen trachten elkaar te overtuigen van de geschiktheid van hun voorstel, door een combinatie van dansen die ze uitvoeren over de bijentros en geurbakens die ze uitzetten d.m.v. hun nassanovklier. Wanneer overeenstemming is bereikt, lost de tros zich op en zet hij koers naar het nieuwe onderkomen. Op die tocht wordt de zwerm geleid door zowel het koninginnenferomoon als door het nassanovferomoon dat afgescheiden wordt door de verkenners.

Markering van de nestingang

Soms kunnen we bij een drukdoende kolonie enkele stertselende werksters aantreffen op de vliegplank. Ook jonge bijen tijdens hun eerste oriënteringvluchten voor het front van de kast, scheiden de nassanovgeur af. Dat kan nuttig zijn wanneer op dat ogenblik grote aantallen van pas gepromoveerde haalsters op een nieuwe dracht vliegen. Dat geldt ook voor de oudere veldbijen die – bv. omwille van het slechte weer – voor een langere periode binnen zijn gebleven. De uitgezette geurbakens zullen zowel de nieuwe rekruten als de veldveteranen helpen om de juiste nestingang gemakkelijker terug te vinden.f1

 

Wanneer het bijenvolk in zijn geheel verplaatst wordt, zullen oudere haalbijen de nieuwe nestingang zolang met het nassanovferomoon merken, tot de gehele velddivisie op de nieuwe standplaats ingevlogen is. Dat kan enkele uren duren of zolang tot de haalvluchten er voor die dag opzitten.

Het stertselen om het nassanovferomoon te verspreiden heeft een aanstekelijk karakter. De bijen die het eerst beginnen, prikkelen anderen door die specifieke geur om hetzelfde te doen. Dat werkt natuurlijk de doeltreffendheid van die actie namelijk het heroriënteren van de haalbijen – in de hand.

Wanneer een ongepaarde koningin aanstalten maakt om op bruidvlucht te vertrekken, verzamelen enkele werksters zich bij de nestingang en geven ze het nassanovferomoon vrij. Die werksters prenten a.h.w. het juiste adres van het volk in het geheugen van de koningin, met het oog op haar behouden thuiskomst. Die seingevers blijven het geursignaal uitzenden tot de gepaarde koningin goed en wel van haar avontuurlijke tocht teruggekeerd is.

f2

Bij de in het wild levende bijenvolken moet dit geursignaal een duidelijk herkenbaar baken geweest zijn, om het nest tussen al die andere bomen in het bos feilloos terug te vinden. Wij kunnen ons de vraag stellen hoe onze geteelde koninginnen er nog in slagen om het juiste kastje terug te vinden tussen die tientallen opgestelde paringvolkjes, die allemaal hun attractieferomoon in de omgeving verspreiden.

Bij moerloosheid

Wanneer de imker een kolonie opzettelijk moerloos heeft gemaakt, zullen de bijen hevig gaan waaieren op de toplatten bij het openmaken van de kast. Dat gebeurt ook wanneer een nieuwe koningin in haar verzend kooit je boven op het moerloos volk gelegd wordt. De geurverspreidende bijen trekken als maar meer nestgenoten aan, zodat de koningin in haar kooitje na een tijdje helemaal verdwijnt onder een cluster van honderden bijen. Meestal is dat een goed voorteken dat het volk de nieuw aangevoerde koningin geredelijk zal accepteren.

Een kernvolkje op een paringstand, dat bij het openen heftig gaat waaieren, wacht op de terugkeer van de koningin, soms tevergeefs echter …

Markering van drachtbronnen

Onderzoekers hebben vastgesteld dat haalbijen geurloze drachtbronnen – een schaaltje met suikerstroop bv. – met het nassanovferomoon bebakenen, om zo andere haalbijen tot bij de drachtbron te lokken. Dat doen ze ook bij waterdrinkplaatsen die uit zichzelf geen geur verspreiden.

Complexe samenstelling

De chemische samenstelling van het nassanovferomoon is vrij complex. De vorsers vonden er geraniol, nerol, farnesol, citral, geranisch en nerolisch zuur in terug. Het geraniol en het nerolisch zuur zijn daarbij het sterkst vertegenwoordigd. Maar de zeer specifieke enzymatische omzetting van het geraniol in een vorm van citral, vormt eigenlijk de sleutelcomponent van het feromoon. Tijdens de wintermaanden maken de bijen haast geen geraniol aan. In het actieve seizoen produceren de jonge bijen het minst en de oudere haalbijen het meest feromoon. De aanwezigheid van het nassanovferomoon is dus het sterkst tijdens de opbouwperiode van het volk, wanneer ook het contingent haalbijen het grootst is.

Wat heeft de imker eraan?

De herkenning van het gebruik van het nassanovferomoon door de bijenkolonies, geeft ons waardevol inzicht in het gedrag van de bijen. Het is een duidelijke illustratie van hoe het bijenvolk in bepaalde omstandigheden functioneert. Het herinnert ons eraan dat elke inspectie, elke kastverplaatsing of koninginnenmanipulatie een inbreuk betekent op het natuurlijk gedrag patroon van het bijenvolk. Maar het weerspiegelt ook het feit dat verstoringen als dusdanig niet als ongewoon worden ervaren door het bijenvolk, anders zou dit gecompliceerde reactieapparaat niet tot ontwikkeling zijn gekomen in de loop van de evolutie.

Doordat zwermen tijdens hun migratie het feromoon verspreiden in de atmosfeer, kunnen foeragerende veldbijen die toevallig in de buurt zijn van de slipstream, aangetrokken worden door die lokstof en meegaan met de zwerm. Dat is dan maar één manier waarop de varroamijt zich zo snel kon verspreiden.

Er is ook een synthetisch surrogaat aangemaakt met de voornaamste componenten van het nassanovferomoon. Samen met die van het koninginnenferomoon, wordt het door de imkers aangewend om zwermen te lokken in speciaal daarvoor opgestelde lokkorven. De stoffen zitten verpakt in een plastic stripje van 5 cm lang met een doormeter van ca 1,5 mm. Doorheen de poriën van het omhulsel komen de stoffen maar langzaam vrij, zodat het lokaas gedurende relatief lange tijd werkzaam blijft.

In de handel is het goedje bekend onder de naam van Beeboost. Het is helemaal niet duur en het werkt nog goed ook, of toch alleszins beter dan lokkorven zonder het synthetische feromoon.

f3

(1) Zo genoemd naar de Russische vorser die in 1883 als eerste deze klier beschreef. Zijn naam wordt in de vakliteratuur op verschillende wijzen gespeld o.a. ook als Nassanoff, Nasanov, Nasonov(f) ….

(2) F.W.L. Sladen (1876 – 1921) was de eerste wetenschapper die de chemische signalen in het bijenvolk bestudeerde. Hij wordt dan ook beschouwd als de ontdekker van de feromonen die het bijengedrag beïnvloeden.