Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 99
Jaar: 2013
Maand: April
Auteurs: A. Schotanus

HUISBIJ – HAALBIJ – SPEURBIJ

Huiswerk

2013 17 1

Naarmate een werkster ouder wordt, gaat ze andere taken verrichten in het bijenvolk. De eerste twee, drie dagen na het uitlopen, besteedt ze het overgrote deel van haar tijd aan cellen poetsen en pollen eten. De eiwitten in de pollen helpen haar een stel speciale klieren te ontwikkelen: de voedersapklieren. Die stellen haar in staat om de larven te voeden met eiwitrijk voedersap. De daaropvolgende zeven tot tien dagen verzorgt ze het open broed en eventueel koninginnenlarven.

Daarom ook noemen we deze bijen voedsterbijen. Wanneer de werksters zowat veertien dagen oud zijn, kunnen we hen als flink opgeschoten tieners beschouwen. Zij moeten een handje toesteken bij de activiteiten van de oudere bijen aan de rand van het broednest: ze nemen de aangevoerde nectar over, dikken hem in en slaan hem op. Ze zweten was en bouwen het raatwerk uit. Sommige werksters gaan de alternatieve toer op en worden ‘wachtbij’ of ‘begrafenisondernemer’. De wachtbijen stellen zich op aan de nestingang.

Op hoge gestrekte poten en met uitgestoken antennes, controleren zij of de binnenkomende veldbijen wel degelijk tot ‘de familie’ behoren, vooraleer hun vrije toegang te verlenen. De begrafenisondernemers verwijderen de dode bijen uit het broednest; daarmee voorkomen ze dat die kadavers een voedingsbodem zouden gaan vormen voor mogelijke ziekteverwekkers.

Veldwerk

Als de werksters 21 tot 30 dagen oud zijn, ‘promoveren’ zij tot haalbij. Zij mogen dan de beschutting van het veilige nest ruilen voor een avontuurlijk bestaan in de buitenwereld. Haalbijen of veldbijen verzamelen nectar, de grondstof waaruit honing zal gemaakt worden; pollen, de enige bron voor hun eiwitbehoefte; water, om de honing te verdunnen en om het nestklimaat te reguleren en propolis als kitmiddel om kieren en gaatjes te dichten.

Dat kithars is antiseptisch en het biedt het volk bescherming tegen infecties. Eens dat een werkster tot haalbij is bevorderd, verricht ze nog maar zelden ander werk in de kolonie. Ze is nu een hooggespecialiseerde arbeidster die zich uitsluitend toelegt op ‘verzamelen’.

Startprikkel

Lange tijd hebben we niet geweten welke factoren het startsein vormden voor de eerste verzamelactiviteiten van een werkbij. In het bijenvolk is er vast geen kalender aanwezig met de datums waarop elke bij aan een bepaalde taak moet beginnen. Er is evenmin een werkleider die op een ‘briefing’ aankondigt: ‘Morgen moeten de werksters met stamnummers 254 tot 384 aan het veldwerk beginnen!’ Hoe is het dan te verklaren dat de werksters van ongeveer dezelfde leeftijd – als ze ca. drie weken oud zijn – in het actieve seizoen aan het verzamelen gaan?

Wel, prof. Gene Robinson van de universiteit van Illinois (USA), heeft ontdekt dat de werksters zich bedienen van een vrij eenvoudig negatief feedbacksysteem

2013 17 2

om dit proces op gang te brengen. Naarmate de oude veldbijen achterblijven of afsterven, blijft ook de afremmende prikkel achterwege, die de oudere huisbijen ervan moet weerhouden om op verzameltocht te gaan. Wanneer het feromoon dat de veldbijen afgeven, niet meer voorhanden is, niet meer of in onvoldoende mate circuleert, kan de huisbij ook niet langer weerhouden worden om op haalvlucht te gaan, om het werk van de afgestorven veldbijen over te nemen.

Proef

Indien we dat echt zouden willen, kunnen we de werksters veel vroeger op ‘veldtocht’ sturen dan op de leeftijd van drie weken. Het volstaateen bijenvolk samen te stellenmet uitsluitend huisbijen, zonderhaalbijen dus. Bijen die nauwelijksvijf tot zeven dagen oud zijn, zullendan uitvliegen om nectar, pollen,water en propolis te vergaren, netalsof ze al drie weken oud waren.Omgekeerd: oudere verzamelbijendie we het uitvliegen zoudenbeletten, verhinderen eveneensdat jongere bijen – van ca. drieweken oud – op zoek zouden gaannaar nectar en pollen.

Vanuit ecologisch standpunt is dat ookbijzonder zinvol. Wanneer er in debuitenwereld schaarste heerst, ereen nectardroogte optreedt, blijvende haalbijen binnen. Daardoor komenze vaker en intenser in contact metde huisbijen. De verzamelinhibitor,het feromoon dat de verzameldriftafremt, wordt daardoor efficiënteronder de huisbijen verspreid enverdaagt aldus het moment waaropde bijen voor het eerst op haalvluchtzouden vertrekken.

Juiste strategie

Het uitgangspunt dat een stagnatie in de nectar- en pollenaanvoer een prikkel zou vormen voor de jongere huisbijen om eveneens op zoek te gaan om het tekort aan te vullen, zou neerkomen op een slechte besluitvorming. De vroeger dan normaal tot haalbijen bevorderde huisbijen, zouden uitvliegen en onverrichterzake moeten terugkeren wegens gebrek aan buit. Naast de enorme verspilling aan energie, zou die gang van zaken ook leiden tot een verkorte levensduur van de individuele bij en van het bijenvolk als een geheel.

2013 17 3Speurwerk

‘Sommige haalbijen gedragen zich als onversaagde, zoekende avonturiers’, zo beweert onze reeds geciteerde prof. Gene Robinson. Daarbij bedoelt hij de scouts of speurbijen, onder de veldwerkers. Zonder vrees of voorkennis van wat hen mogelijk te wachten staat, verlaten zij hun veilige kolonie om op zoek te gaan naar nieuwe voedselbronnen en nieuwe nestplaatsen voor hun volk.

Een recente studie (*) suggereert dat deze speurders onder druk staan van bepaalde genetische informatie in hun hersenpatronen, die hen duidelijk onderscheidt van andere bijen van dezelfde leeftijd. De wetenschappers vonden ook dat bij toevoeging of bij verhindering van bepaalde chemische stoffen in de hersenen, zij het speurgedrag konden stimuleren bij anders erg timide bijen enerzijds, en anderzijds de speurdrang konden onderdrukken bij de onder hoogspanning staande scoutbijen.

‘Door manipulatie van bepaalde neurochemische patronen in de hersenen, konden wij de aandrift om de buitenwereld te gaan onderzoeken duidelijk beïnvloeden’, benadrukte Robinson.De chemische stoffen die scoutingof speuractiviteiten stimuleren,omvattecatecholamine, glutamaat en gamma-aminobutrisch zuur, chemicaliën die ook betrokken zijnin de regulering van uitdagend, sensatiezoekend gedrag bij mensen en andere gewervelde dieren.

(*) ‘Molecular Determinants of Scouting Behavior in Honey Bees’, Science – mart2012, vol. 335 no 6073, pp 1225 – 1228.

‘Brains of Bees Scouts Are Wired for Adventure’, The New York Times – 13/03/2012.