Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 103
Jaar: 2017
Maand: april
Auteur : Aloïs Schotanus

MACEDONIA – CECROPIA, SOORTEN- RASSEN VAN DE HONINGBIJ DEEL 8

Identificatie

Op het Apimondiacongres van 1979 in Athene werd reeds betoogd dat de Noord-Griekse bij op grond van haar morfometrische karakteristieken als een afzonderlijk bijenras binnen de melliferasoort moest beschouwd worden en niet als een plaatselijke variante van het carnicaras.

Broeder Adam was ook die mening toegedaan sinds zijn bewogen verblijf op het eiland Athos in het klooster van de Grieks-Orthodoxe monniken die ijverig met dit bijenras imkerden. Van 1982 af zal hij de macedonicabetrekken bij het optimaliseren van zijn buckfaststam en in zijn schaarse aantekeningen staat ze opgetekend onder de kenletter ‘T’ (van A-T-hos), zoals bijv. bij de fameuze teeltmoer ‘ T.301’.2017 13 1

Ook in recente publicaties (Journal of Apicultural Research, mei 2014) is men uitvoerig ingegaan op de specificaties van A. m. macedonica en wel door een vergelijking uit te werken van haar genetische structuur met die van andere melliferarassen. De conclusie bevestigde het voorkomen van A.m. macedonica als een oorspronkelijk inheems ras in Griekenland en daarbuiten.

2017 13 4

Voorkomen

Het verspreidingsgebied van de macedonica strekt zich uit over geheel Noord-Griekenland met inbegrip van het schiereiland Chalkidike; het reikt tot Valandovo in de republiek Macedonië (deel van ex Joegoslavië) en omvat geheel Bulgarije.

In Roemenië is de macedonicaidentiek aan de zgn. ‘steppenbij’ die in de vlakte van de Zwarte Zee bij Constantia in Moldavië voorkomt.

Met haar donker pantser – soms met helle hoeken – haar korte beharing en brede viltbanden, heeft de macedonicabeslist het uitzicht van een ‘grijze bij’. Daardoor is ze op het eerste gezicht moeilijk te onderscheiden van de carnica. In haar lichaamsmaten moet ze echter beslist onderdoen voor laatstgenoemde. Ook uit de andere morfometrische gegevens blijkt het onderscheid met de carnica.2017 13 3

Eigenschappen

Van Broeder Adam weten we dat de macedonica zeer zachtmoedig is met een zwakke zwermneiging ondanks het feit dat ze zeer grote volken vormt. In de nazomer loopt de broedactiviteit terug, maar dat belet haar niet om met relatief grote volken te overwinteren. De honing wordt vlak en donker verzegeld en het propolis wordt overvloedig aangewend.

Op de standen van Buckfast Abbey bleek de macedonicagoed te overwinteren; maar in Duitsland en Oostenrijk verflauwde het aanvankelijk enthousiasme voor de macedonicatoen bleek dat ze aldaar zeer gevoelig was voor nosema.

Ook ‘de steppenbij’ uit Roemenië staat als zachtaardig en zwermtraag aangeschreven, alhoewel ze tussen de 70 en 195 zwermcellen in één beweging durft op te trekken.

De drachten in Noord-Griekenland zijn van die aard dat een grote concentratie van volken op één plaats de gewoonste zaak ter wereld is.

Zo kan men op het kleine eiland Thasos in de maand september 60.000 bijenvolken aantreffen die op honingdauw vliegen.

2017 13 2

Op het schiereiland Chalkidike telde men op een gegeven moment 125.000 blijvend opgestelde volken, wat overeenkomt met ca 40 volken per vierkante kilometer.

We mogen daarbij niet vergeten dat de bijenteelt in Griekenland een belangrijke beroepsbezigheid uitmaakt. De pastorale bijenteelt wordt er zeer intensief bedreven. En de karakteristieke eigenschappen van hun honing benadrukkken zij door het gebruik van labels, etiketten en artistieke potten van geglazuurd aardewerk.


Apis mellifera cecropia Kiesenwetter, 1870 of Zuid-Griekse bij

In 1860 werden twee bijenvolken uit het Grieks-Orthodoxe klooster Caesarea op de berg Hymettos in Attica naar Dresden gebracht. Deze bijen zagen er duidelijk anders uit dan de toen reeds bekende carnica. De entomoloog Kiesenwetter klasseerde ze als een apart geografisch ras: A. m. cecropia. Hij ontleende de naam cecropia aan een figuur uit de Griekse mythologie, namelijk aan Creops, die de eerste koning van Attica zou geweest zijn, er de eerste staatkundige organisatie zou doorgevoerd hebben en – naast veel andere nuttige dingen – ook nog het schrift zou uitgevonden hebben; kortom, iemand dus die aan de basis lag van de Griekse cultuur. Erg origineel kunnen we Kiesenwetter niet noemen want die benaming van ‘cecropische bij’, duikt reeds op bij de Romeinse dichter Vergilius, (70 v. C. – 19 v. C.) in zijn gedicht: ‘Georgica’, een ode aan de landbouw in het algemeen met in het vierde hoofdstuk de grote lofzang op de bij en de bijenteelt.

2017 13 5

De sympathie waarmee dececropia gedurende enkele jaren omringd werd, was op de eerste plaats te danken aan de honing uit haar streek van herkomst. De honing van Hymettos was sinds de Oudheid beroemd en nu nog wordt deze thymianhoning erg gewild en hoog geprezen én geprijsd! Maar zoals zo vaak voordien, ontwikkelde dit ras zich in de vochtige, kille noordelijke streken niet zo best.

Plots ontdekte men de vaal bruine ringen op het achtelijf die men ging associeren met Italiaanse of Egyptische invloeden. De cecropia viel in ongenade en zij werd door de ‘kenners’ tot hybride (van de macedonica) gedegradeerd en geschrapt uit de lijst van de zuiver geografische rassen. Toen men na WO II de rassenstudie weer ter hande nam, moest men echter wel toegeven dat de cecropia voldoende specifieke karakterstieken bezat om haar de oorspronkelijke status van zuiver geografisch ras terug te geven.

De cecropia is groter dan de macedonicaen ondanks haar zuidelijker gelegen areaal, kan ze best met de carnica vergeleken worden. Ze heeft duidelijk langere achterpoten en een grotere tonglengte. Het meest opvallende morfologische kenmerk is de hoge cubitaalindex die met een gemiddelde waarde van 3,13 ( en uiersten van 3,45 en 3,65) de grootste is van alle Westerse honingbijen.

Voor haar gedragskenmerken kunnen we vlot teruggrijpen op die van de macedonica, met voorbehoud echter voor wat haar productiviteit bedtreft. De jaaropbrengsten schommelen in Zuid-Griekenland tussen 14 en 21 kg al naar gelang men met de traditonele korven of met moderne stapelkasten werkt.