Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 96
Jaar: 2010
Maand: April
Auteurs: Erwin Hoebrechts

KONINGINNENTEELT VOOR BEGINNERS

Moeilijk
Koninginnenteelt wordt vaak voorgesteld als het moeilijkste aspect van de imkerij. Dat is meteen de reden waarom een aantal imkers er de eerste jaren niet aan beginnen. De klassieke methoden om zelf koninginnen te telen, vereisen inderdaad ervaring en inzicht omdat een klein foutje ervoor kan zorgen dat een hele teeltronde om zeep gaat. Het kan ook anders. De hierna beschreven werkwijze pas ik al enkele jaren met succes toe. Ik ben niet de enige, want niets van wat ik hierna beschrijf, heb ik zelf bedacht. Het was meer een kwestie van vragen te stellen en ogen open te houden bij collega-imkers.

Koninginnenteelt bestaat altijd uit een aantal stappen:
1. Omzetten van ééndagslarven in koninginnenlarven.
2. Verzorgen van de koninginnenlarven tot gesloten doppen in een pleegvolk.
3. Uitlopen van de koninginnendoppen.
4. Bevruchten van de koninginnen.
5. Inbrengen van de bevruchte koninginnen in een volk.
Ik ga nu op elk van deze stappen verder in.

Stap 1: ééndagslarven omzetten in koninginnenlarven
Elk bevrucht eitje kan uitgroeien tot een koningin. De derde dag kipt het eitje en ontstaat er een ééndagslarve. Elke larve krijgt tot ze drie dagen oud is (zes dagen na de eileg) uitsluitend koninginnenbrij als voedsel. Als de larve ouder wordt en het volk voorzien is van een goede koningin en niet in zwermstemming verkeert, dan zullen de larven vanaf die dag een ander dieet voorgeschoteld krijgen.

De hoeveelheid koninginnenbrij vermindert en de voedsterbijen stellen steeds meer honing/ stuifmeelmengsel ter beschikking. Op dit dieet zullen onze larven straks uitgroeien tot werksterbijen. Larven die ook na dag drie van het larvenstadium uitsluitend koninginnenbrij krijgen, zullen sneller ontwikkelen en uitgroeien tot een koningin. Om de bijen ertoe aan te zetten een aantal koninginnenlarven te laten ontstaan, bestaat de klassieke methode eruit om:
• Een volk moerloos te maken.
• Zeven dagen later alle moerdoppen te breken.
• Eéndagslarven van een reinteeltmoer in te hangen: de bijen zijn op dat moment immers hopeloos moerloos en gaan de larven opvoeren tot koninginnenlarven.
Het probleem hiermee is dat we toch wel wat werk en moeite hebben om de koningin in een groot volk te vinden. Ook het verwijderen van de doppen na zeven dagen is geen sinecure, want we moeten alle broedramen afslaan. Alleen dan zijn we zeker, dat we geen enkele dop vergeten, en dan nog! Als we er één overslaan, is de hele kweek om zeep … en algemeen kunnen we stellen dat een hopeloos moerloos volk altijd dat tikje agressiever is.

Een betere methode bestaat eruit om bijv. een zesramer te maken met uitsluitend jonge bijen en zonder koningin. Klassiek gaan we te werk zoals bij het maken van een veger:
• We voorzien een zesramer van minstens één raam stuifmeel en één raam honing.

• We voorzien ook water. Dit kan het best door de cellen van een uitgebouwd raam onder de kraan te vullen met water, maar we kunnen bijv. ook een Nassenheider-verdamper met water vullen en deze, gemonteerd in een raam, aan de zesramer toevoegen.
• De overige plaatsen vullen we op met ramen naar keuze, zolang ze maar geen broed bevatten.
• We vullen de zesramer met jonge bijen die we afslaan uit verschillende kasten.
• Het geheel gaat twee uur in quarantaine en daarna voegen we de ééndagslarven op teeltlatten toe. De meeste koninginnentelers hebben een speciale kast waarin ze de teeltlatten kwijt kunnen in een bijkomend compartiment, voorzien van een schuif.
• Na 36 uur zijn de larven ‘aangeblazen’ en geschikt om als koninginnenlarven te fungeren.

Hier moeten we dus beschikken over wat aangepast materiaal en, belangrijk, we moeten opletten dat er geen koningin in de zesramer terechtkomt.Beginners raad ik dus aan om deze stap over te slaan en hun koninginnenlarven rechtstreeks te betrekken bij een teler. Het Overlarfproject van de KonVIB sluit zeer nauw aan bij deze behoefte. In elke provincie zijn er meerdere overlarvers voor elk bijenras. Een bijkomend voordeel is dat u zelf niet over een reinteeltmoer moet beschikken.

Stap 2: koninginnenlarven verzorgen in pleegvolk
De klassieke methode voorziet om de koninginnenlarven in een honinghoogsel van een sterk volk onder te brengen, boven de koninginnenrooster. Meestal plaatsen we minstens twee ramen open broed aan weerskanten va de larven. Dit pleegvolk moet bovendien zeer sterk zijn en verder prikkelen we het aan met honing. Maar zelfs dan gebeurt het nog dat de teelt mislukt omdat de bijen de larven in de steek laten, bijv. als er zich een periode van zeer slecht en koud weer aandient.

Ook het omgekeerde gebeurt: bij een sterke dracht bouwen de bijen raat rond de doppen, raat die ze vervolgens volstouwen met honing. In dergelijk bouwwerk zijn de doppen haast niet terug te vinden. Daarom raad ik aan om de teeltlat met ééndagslarven te beschermen d.m.v. een koker uit koninginnenrooster (zie foto1). Dergelijke koker kunnen we gemakkelijk zelf maken.

Belangrijk is dat hij minstens 7 cm ‘diep’ is, om te vermijden dat de bijen de gesloten doppen aan de bodem van de koker vastmaken. De lengte ervan is in functie van de raammaat, en de breedte is gelijk aan die van de teeltlat (22 mm). We bevestigen de koker aan de teeltlat door middel van twee strookjes ijzerdraad (bijv. spandraad, zie foto 2). Het geheel plaatsen we pal in het midden van het broednest van een sterk volk.

De koningin van dat volk kan de doppen niet vernietigen omdat ze er niet bij kan, dankzij de koker. Bovendien is de koker zo nauw, dat er nooit wildbouw op de doppen ontstaat. Het centrum van het broednest is de warmste en dus de beste plaats om er koninginnen in groot te brengen. Vanaf de vijfde dag na het inbrengen, sluiten de bijen de doppen. Zelf laat ik ze zeven dagen in deze toestand.

Op deze manier kunnen we tot tien doppen per volk telen. Vermits het pleegvolk én de koninginnenlarven én het volwaardig broednest moet verzorgen, mogen we zeker niet overdrijven.

Stappen 3, 4 en 5: koninginnen laten uitlopen, bevruchten en inbrengen
Met gesloten koninginnendoppen kunnen we een aantal kanten uit. Klassiek maken we opnieuw gebruik van het honinghoogsel van een sterk volk waarin we de ingekooide doppen tussen twee broedramen kunnen laten uitlopen. Sommige imkers gebruiken hiervoor een broedstoof. Ervaren telers werken verder met de uitgelopen koninginnen door ze te laten bevruchten in speciale kastjes. De jong bevruchte koninginnen gaan dan later op het jaar de vorige generatie koninginnen op hun productievolken vervangen.

Zelf probeer ik deze stappen zoveel mogelijk te combineren door de nog gesloten dop in een vijframer onder te brengen waarin de koningin dan uitloopt en van waaruit ze op bruidsvlucht kan vertrekken. Ik kan dit kernvolk zelfs laten uitgroeien tot een volwaardig productievolk.
Ik ga hierbij als volgt te werk:
• De dag dat ik de larven in het broednest hang (zie stap 2 hiervoor), breng ik bij mijn productievolken minstens twee ramen open broed boven de koninginnenrooster. Dat gaat vlot omdat ik werk met kasten met gelijke ramen. De koningin blijft zeker onderaan omdat ik deze ramen afveeg. Met het pleegvolk uit stap 2 doe ik dat niet, omdat ik hier zoveel mogelijk jonge bijen in de broedruimte wil houden.
• Zeven dagen later veeg ik jonge bijen uit de productievolken af in een plastieken recipiënt. Meestal heb ik genoeg aan de bijen die in de honinghoogsels zitten vanwege de open broedramen die ik bij de vorige stap naar boven bracht. Op deze manier riskeer ik niet om een koningin mee af te vegen.
• Daarop volgend maak ik bevruchtingsvolkjes volgens de methode van de broedaflegger. Elke vijframer krijgt een raam stuifmeel, twee ramen voer en,

middenin, twee broedramen. Vermits deze ramen al zeven dagen onbelegd zijn, omdat ze boven de koninginnenrooster hingen, zijn er geen larven meer aanwezig die in aanmerking komen als redcel. De koninginnendop prik ik d.m.v. een stukje ijzerdraad op één van de broedramen (zie foto 3), zodat de dop tussen de broedramen komt te hangen. De afgeveegde bijen uit de vorige stap, verdeel ik nu gelijkmatig over de diverse vijframers.
• Alle vijframers gaan drie dagen in quarantaine op een koele plaats (kelder). Ik geef ze één keer per dag 10 ml water.
• Ik vermijd altijd schokken, want gesloten koninginnendoppen kunnen hierdoor zeer vlug beschadigd geraken.
• Ik breng de volkjes op de stand. Daar ze voorzien zijn van twee voer- of honingramen, hoef ik niet te voeren. Voeren in dit stadium gaat zeer snel roverij veroorzaken. Ik zet alleszins de vliegopening zeer klein.
• Na ongeveer één maand kan ik eens kijken of de natuur zijn werk gedaan heeft. De jonge koningin zou nu aan de leg moeten zijn, en zelfs over gesloten broed moeten beschikken. Als het kastje nijver stuifmeel oogst, moet ik eigenlijk niet twijfelen. Het volkje zal ook redelijk sterk geworden zijn, want al het ingehangen broed is intussen uitgelopen. Nu kan ik ook gerust bijvoeren, bijv. met deeg of voerramen.

De beste manier om een koningin op een volk te brengen, is om het bevruchtingsvolkje te laten ontwikkelen tot een sterke aflegger en daarna over te gaan tot vereniging. Een koningin direct in een volk brengen, lukt enkel als de bijen van dat volk nauw verwant zijn met de nieuwe koningin. Als u al lange tijd koninginnen betrekt van eenzelfde teeltlijn, is dat geen probleem. Als dit niet zo is, is het risico van afwijzing groot.

Zelf laat ik de vijframer zich ontwikkelen tot een tienramer. Dat geeft me ook veel meer tijd om de kwaliteit van de nieuwe koningin te beoordelen. Ik laat de tienramer in deze toestand meestal overwinteren en verenig pas in het vroege voorjaar. De kwaliteit van een koningin kunnen we immers het best beoordelen uit de manier waarop ze opbouwt na de winter.

Verenigen kan via de klassieke krantenmethode. Deze is zonder gevaar als we ze toepassen in een periode dat er geen darren zijn. September of maart/begin april lenen zich hiertoe het best. De hiervoor beschreven methode stelt een gemiddelde hobbyimker in staat om enkele koninginnen te telen, waarbij de meeste risicovolle handelingen zoveel mogelijk ontweken worden.

Ze is perfect combineerbaar met de meeste bedrijfsmethoden; zelf pas ik ze toe met de bedrijfsmethode met beperkt broednest. Ze is minder geschikt om grote hoeveelheden koninginnen te telen. Zoals ik al schreef, beperk ik me tot maximaal tien larven per pleegvolk.