Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 92
Jaar: 2006
Maand: December
Auteurs: Bart Vleeschouwers

BIJEN EN KOOLZAAD, EEN WIN-WINSITUATIE

bij-kool_1

Koolzaad (Brassica napus L.) komt van oudsher in onze streken voor. Het is een gewas uit de familie van de kruisbloemigen waartoe ook alle koolgewassen, heel wat sier­planten en een reeks (on)kruiden behoren.
Koolzaad is al duizenden jaren in cultuur, vooral voor zijn olie die meestal wordt aangewend om lampen brandend te houden.
Omdat de plant van nature een aantal giftige bestanddelen bevat, werd de olie tot voor kort haast nooit voor de voeding gebruikt. Door selectie wordt het giftige erucazuur nu uit de oliefractie geëlimineerd. Ook wordt het gehalte aan glycosynolaten in de perskoek sterk gereduceerd. Deze variëteiten worden verhandeld onder de noemer ’00-variëteiten’ ofte ‘dubbelnulvariëteiten’.

De laatste jaren komt koolzaad weer sterk in de belangstelling daar waar tot voor een drietal jaren het areaal in onze streken steeds verder achteruitging. Door de stijgende brandstofprijzen, de akkoorden van Kyoto om de broeikasgassen terug te drin­gen, maar vooral door de Europese verplichting om een bepaald niveau van hernieuwbare brand­stoffen te gaan gebruiken, is de vraag naar koolzaadolie zeer sterk beginnen stijgen.
We hebben in de loop van 2006 ook in Vlaanderen een sterke toename van het aantal percelen met koolzaad gezien.
De bloei-explosie van begin mei, na een lange winter, was echt opvallend.Door het bloeitijdstip kan kool­zaad een belangrijke bijdrage leveren voor de bijenhouderij. Op een ogenblik dat de meeste fruit­bomen uitgebloeid zijn en nog vóór dat de meeste zomerbloeiers eraan komen, levert koolzaad een belangrijke hoeveelheid pollen en nectar.

Vroeger was het dan ook een traditie dat imkers hun volken verplaatsten naar koolzaadvelden, tot wederzijds nut. Door het ver­dwijnen van het koolzaad in Vlaanderen, werden veel imkers gedwongen om naar andere oplos­singen te zoeken of om met hun volken naar Wallonië te trekken waar de teelt veel langer heeft standgehouden.
Uit een aantal studies blijkt dat in sommige (uitzonderlijke) gevallen opbrengsten tot 50 kg honing per volk worden gehaald. Gerekend aan een optimum van drie kasten per hectare koolzaad, komen we aldus aan opbrengsten tussen de f 100 en de 150 kg per ha.
De realiteit is natuurlijk meestal niet zo uitzonderlijk. Heel wat fac­toren bepalen immers mee de honingopbrengst, zoals de stand­plaats, de bodemsoort, de variëteit en de gezondheid van het bijen­volk.

Zo zijn er bijvoorbeeld problemen met bepaalde variëteiten, de zogenaamde mannelijk steriele hybriden die bijna geen pollen leveren en daardoor veel minder interessant zijn. Of een variëteit steriel is of niet, is voor een imker nauwelijks vast te stellen. Het is daarom aangewezen dat deze vooraf contact neemt met de boer, ook om afspraken te maken over de plantenbescher­ming en dergelijke. Tot nader order worden er in ons land geen GGO-variëteiten gebruikt, maar dit is waarschijnlijk een kwestie van tijd aangezien de Europese Unie de eerste variëtei­ten met glyphosaatresistentie heeft goedgekeurd. Op zich heeft dit geen invloed op de bijen tenzij de boer wat al te gul met zijn herbiciden zou omspringen. Omwille van de kostprijs van deze producten, is het niet echt te verwachten dat dit tot problemen aanleiding zal geven.

Hoe dan ook, alle vormingsactiviteiten en landbouwtijdschrif­ten leggen sterk de nadruk op het feit dat landbouwers er alle belang bij hebben om de bijen te respec­teren. Die kunnen hen immers tot 500 kg zaad per ha extra opleveren voor een oogst die gemiddeld ongeveer 4000 kg per ha bedraagt. Een heikel punt is zeker de ‘vergoeding’ die betaald of gevraagd wordt.
Bijenhouders zijn gewend om een vergoeding te krijgen voor hun volken als ze deze plaatsen in de fruitteelt. Hier zijn ze ook van levensbelang en de toegevoegde waarde in de fruitsector is veel hoger dan die in een akkerbouw-gewas als koolzaad.

Een korte rekening leert ons het volgende: een kilo koolzaad wordt momenteel verkocht voor iets meer dan 20 eurocent (8 BEF). Als een goede bestuiving met bijen 500 kg meeropbrengst kan opleveren, betekent dit een bedrag van 100 euro. Als de imker dan daarvan een deel gaat opeisen, is het logisch dat een koolzaadteler zal zeggen: ‘neen, bedankt, het hoeft niet voor mij’. Anderzijds lijkt het ook niet aangewezen dat de akkerbouwer aan de imker een vergoeding vraagt. De opbrengst van bijen is nu ook weer niet zo spectaculair dat daarvan nog wat kan afgestaan worden.
Aangezien koolzaad voor beide partijen voordeel oplevert, gaan we er best van uit dat er geen ver­goeding wordt betaald, in geen enkele richting.

Een uitzondering voor de al genoemde mannelijk steriele rassen moet echter mogelijk zijn. Die zijn enerzijds erg afhankelijk van bestuivers, maar anderzijds leveren ze te weinig stuifmeel op om een bijenvolk in leven te houden. Daar kan een bestuivings­vergoeding worden gevraagd. Reden te meer dus om goede afspraken te maken met de land­bouwer Verder nog wat toelichting bij enkele begrippen uit de biobrand­stoffensector:

Koolzaad wordt vooral voor de olie geteeld. De koolzaadkorrels kunnen door koude persing worden uitgeperst waarbij tot 30 °/o van het gewicht aan olie kan bekomen worden (op ongeveer 45 % olie­gehalte). Als de olie verder niet bewerkt wordt, spreken we over ‘pure plantenolie’ of ‘PPO’. Meestal wordt de olie echter chemisch bewerkt, in een industrieel proces, waarbij methanol wordt toege­voegd. Het dan bekomen product noemen we ‘biodiesel’. Biodiesel kan en zal ingemengd worden in de diesel die aan de pomp getankt wordt. Het gebruik van de milieu­technisch veel interessantere pure plantenolie vraagt echter een aanpassing van de motor van de wagen. Dat wordt dus waarschijn­lijk een beperkte (zij het wel interessante) markt van bewuste consumenten.

Naast de dieselvervangers zijn er ook een aantal producten, dat benzine kan vervangen en die meestal bekomen worden uit (bio)ethanol.

Ir. Bart Veeschouwers is landbouwingeni­eur en werkt bij de Belgische Boerenbond in Leuven.

bij-kool_2