Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 102
Jaar: 2016
Maand: juli-augustus
Auteurs: dr. Pia Aumeier, dr. Gerhard Liebig

ROVERS EN BEROOFDEN*

Het is je wellicht ook al overkomen. Tien minuten na het voederen van de bijen wordt verhoogde activiteit op de vliegplank waargenomen. Onervaren imkers schrikken daarvan, maar het is meestal geen roverij. Wat gebeurt er? Na een paar minuten wordt in de kast de nieuwe voedselbron door een aantal bijen ontdekt. Met de rondedans wordt het nieuws ‘zoek in de directe omgeving, daar vind je eten’ verspreid, zonder vermelding van richting en afstand. In blije verwachting stormen de aangesproken bijen uit de vliegopening … en verbazen de jonge imker.

Roofgedrag
Dezelfde wijze van informatieoverdracht zorgt vanaf midden juli op vele bijenstanden voor continu roofgedrag. Onafhankelijk van de in kast opgeslagen voedselvoorraad zijn bijen zo kort voor de winter voortdurend op jacht. Hebben zij in de nabijheid een voedselbron gevonden, dan wordt het bericht verspreid ‘zoek in de nabije omgeving’, zonder verdere plaatsbepaling, hierdoor zorgen ze voor bestendig roofgevaar. Deze zoekbijen zijn ook actief bij imkeringrepen in de nazomer, zoals het afvegen van bijen, het eng zetten van volken voor de winterzit of het voederen. Dikwijls wordt de roofdrift reeds aangewakkerd bij het verschijnen van de imker of zijn wagen op de stand.
De volken zijn dan ook in deze periode op verdediging ingesteld en bewaken de vliegopening voortdurend met meer personeel. Over sterke volken moet men zich geen zorgen maken. Zwakke volken moet je helpen om zich beter te kunnen verdedigen tegen zoek- en roofbijen door het verkleinen van de vliegopening, wat evenwel geen garantie is tegen roverij en zijn gevolgen.
Wanneer andere volken relatief rustig zijn, vallen rovende en beroofde volken op door drukke vliegactiviteit op de plank. Het verschil tussen rovende en beroofde volken is door observatie van de bewegingen op de vliegplank niet onmiddellijk te herkennen. Zeker in het geval van ‘stille’ roverij, waar duidelijke kenmerken ontbreken, moet men letten op:PIA1

PIA2

  • De vliegopening van beroofde volken wordt niet proper gehouden en is op de duur duidelijk vervuild.
  • Op de ingeschoven varroaschuif verzamelt zich in korte tijd een grote hoeveelheid afgeknaagde ratenbouw onder de voorraadramen, duidelijk meer afval als bij normaal bedrijf. Opvallend zijn ook de vele bijenpoten en antennes door het vechten binnen de kast (foto 1). De raten zien er erg toegetakeld uit (foto 1b).
  • Gegeven voeder verdwijnt zonder dat er voeder in de raten wordt opgeslagen. Is ‘open’ roverij uitgebroken worden de overvallen volken op een paar uur volledig onder de voet gelopen (foto 2). Rovers proberen langs alle mogelijke spleten binnen te dringen (foto 3), ook voor de vliegopening wordt er gevochten (foto 4). Bij het openen van het beroofde volk vliegen de door het vlieggat binnengedrongen rovers op. Zij reageren reeds heftig op de lichtinval door het nog opliggende doorzichtige folie en stoten er tegenaan in hun poging weg te vliegen.

PIA3

PIA4

PIA5

Rovers zijn niet schuldig
Rovende bijen en hun imker treffen geen schuld. De stommiteit, die iedere roverij voorafgaat, begaat de imker van het overvallen volk. Als de roverij in volle gang is, kan er nauwelijks iets tegen gedaan worden om de schade te beperken. Naargelang de toestand van de volken kunnen volgende maatregelen de schade milderen:

 

  • Sterk verkleinen van het vlieggat.
  • Barricaderen van het kleine vlieggat met een plank, ruit, spiegel of tak, zodat de directe toegang voor de rovers wordt bemoeilijkt (foto 5)
  • Verplaatsen van het beroofde volk buiten zijn vliegbereik (>2 km). Na het verwijderen van het beroofde volk richten de rovers zich des te meer op naburige volken. Daarom wordt aanbevolen een lege kast (bodem, romp en deksel) te plaatsen tot de roverij ophoudt. Weliswaar zal het verplaatste volk ook op zijn nieuwe plaats rovers aantrekken.

Voorkomen in plaats van genezen
Het is verwonderlijk dat volken met een omvangrijke voedselvoorraad ook roven, zodat het voortijdig opvoederen van de volken niet helpt. Succesvol

tegen roverij is de imker die:

PIA7

 

PIA8

  • Tot november de vliegopening bij afleggers zeer klein houdt, zodat iedere indringer kan worden afgeweerd (foto 6).
  • Gedurende de voederperiode de vliegopening tot enkele centimeters verkleint.
  • Op het dicht zijn van de kasten let zodat rovers niet langs de achterdeur kunnen binnendringen (foto 7, niet sluitend deksel).
  • Slechts ’s avonds, juist voor de opkomende duisternis, voeder geeft, zodat rovers het de volgende morgen vergeten zijn.
  • Goedsluitende voederbakken gebruikt en bij voorkeur ‘langs boven’ voedert.
  • Geen suikerwater of siroop morst.
  • Eerder siroop dan suikerwater geeft, daar siroop minder snel gist, zodat er geen attractieve geur uit de vliegopening stroomt.
  • Geen geurende honing voedert.
  • Nooit ramen, voederemmers en voedermateriaal open laat staan, ook niet om uit te lekken (foto 8).
  • Geen afval, lekker voor bijen, in een open vuilbak stort (foto 9).
  • Zo weinig mogelijk kasten opent en indien toch, zo kort mogelijk.
  • Geen volk aan varroa laat ten onder gaan, zodat bijen zich steeds kunnen weren tegen indringers.

PIA9

PIA10

* Bovenstaand artikel is verschenen in het augustus nummer van ‘Die neue Bienenzucht’ van 2012. Met dank aan dr. Pia Aumeier en dr. Gerhard Liebig voor het verlenen van hun toestemming het artikel te publiceren in het maandblad.