Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 95
Jaar: 2009
Maand: juni
Auteurs: Louis Eerselmans

AFGEZWERMD VOLK

Probleem

(Foto: met instemming van mevr. I. van Soestbergen — Imkervereniging Hilversum & Wijdemeren — waarvoor onze dank)

Bij het nazicht van een bijenvolk op een buitenstand (koolzaad bijv.) stel ik vast dat er geen open broed meer aanwezig is en dat een massa bijen ontbreken.

Op twee ramen vind ik gesloten moerdoppen. Tijdstip: eerste week van juni. Een zwerm is er tussenuit geknepen, zoveel is duidelijk

Wat nu te doen ?

Positief aspect

Met de literatuur over methodes om zwermen te voorkomen of te verhinderen, kan men een ruime boekenkast vullen. Maar voor concrete maatregelen die we kunnen nemen, wanneer – ondanks alle beschreven voorzorgen – toch een zwerm is vertrokken, moeten we lang zoeken.

Vooraf een woord van troost, ondersteuning en bijstand: zelfs bij de meest ervaren imkers vertrekken er zwermen met de noorderzon, zonder een adreskaartje achter te laten. Laten we ook niet vergeten dat zwermen in feite een uiting zijn van levenskracht en voortplantingsdrift.

Bijenvolken waarin de zwermdrift totaal werd weg geteeld, zijn vaak ook op andere vlakken gedegenereerd, met alle gevolgen van dien inzake ziektegevoeligheid bijvoorbeeld, om maar eens wat te noemen.

Mogelijke oplossing

Als dit volk tot op dat ogenblik volledige voldoening heeft geschonken inzake haaldrift, handelbaarheid en gezondheid, zou ik voorstellen om dit restvolk op te delen in enkele afleggers – twee, drie of vier, al naar gelang de situatie – vooraleer er een nazwerm kan afkomen.

Wanneer er meerdere zwermcellen op één raam voorkomen, snijden we die uit, meteen ruime omhaal, … en een scherp mes. Het is de bedoeling om deze koninginnen in spé, onder te brengen in die kernvolkjes.

Alles hangt ervan af hoe sterk het restvolk nog is, hoeveel bijen er nog beschikbaar gebleven zijn, om over die afleggers te verdelen. Deze volkjes mogen vooral niet te zwak uitvallen. Zij moeten sterk genoeg zijn om het nieuwe volk, dat hieruit moet groeien, op eigen kracht op gang te trekken.

Daarom is het ook noodzakelijk om het nog aanwezige gesloten broed evenredig over de afleggers te verdelen. Daaruit komen straks de poets- en de voedsterbijen die het eerste legsel van de nieuwe koningin moeten verzorgen.

Deze afleggers breng ik dan van de buitenstand naar mijn thuisstand. De veldbijen kunnen dan niet meer terug naar het vroegere stamkolonie. Ook zij zijn onmisbaar voor de ontwikkeling van de opzetter, het zijn immers de foeriers van het kleine detachement jonge rekruten.

Alternatief

In het geval dat men geen uitbreiding wil van het aantal volken, is het natuurlijk zinloos om afleggers te maken.

Het volstaat dan om alle zwermcellen uit te breken op één na. Hieruit zal dan de nieuwe koningin geboren worden. Voor alle zekerheid breng ik dat restvolk naar de thuisstand, om de gang van zaken te kunnen opvolgen.

De snelste en de eenvoudigste manier om na te gaan of een koningin uitgelopen is; bestaat erin om een raam met eitjes en jongste larven van een ander volk in het midden van het nest te hangen.

We merken dit raam met een punaise. Na drie dagen moeten we alleen maar dit raam nakijken. Komen hierop geen aangezette redcellen voor, dan mogen we aannemen dat er een jonge koningin aanwezig is.

Dit raam met open broed, kunnen we rustig laten hangen ter versterking van het volk in opbouw. We kunnen het ook teruggeven aan het volk waar het vandaan kwam, zonder de opzittende bijen natuurlijk. Bij een volgend nazicht, veertien dagen later, moeten we alvast heel wat open broed aantreffen.

In elk geval

Hoe dan ook: een restvolk, waarvan de voorzwerm aan onze aandacht ontsnapt is, kan toch op meer dan één manier gevaloriseerd worden.

En dat is in deze harde tijden een absolute must. Elke gelegenheid om het bijenbestand op peil te houden of uit te breiden, moeten we met beide handen grijpen.

Zo wapenen wij ons tegen de dreiging van uitval bij het begin van het volgende seizoen.