Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 100
Jaar: 2014
Maand: april
Auteurs: dr. Pia Aumeier, dr. Gerhard Liebig, dr. Otto Boecking

BOUWSTENEN VOOR IMKERS (DEEL 2)

Het artikel “Bausteine für Imker” is in mei 2012 in het tijdschrift “Deutches Bienen-Journal” verschenen. Met dank aan de auteurs Dr. Pia Aumeier, Dr. Otto Boecking, Dr. Gerhard Liebig en de redactie van Deutsches Bienen-Journal voor het verlenen van de toelating het artikel te publiceren in ons maandblad.
In deel 2 worden de kernpunten of modules van het BiV-project in het kort beschreven.

Module 1: maart tot april
Uitwintering middelsterke en sterke volken
Alternatief: module 2

Overwinterde volken op één romp worden met de wilgenbloei, onafhankelijk van het weer, uitgebreid met een tweede broedkamer.
Met de kersenbloei worden in alle volken de overbodige voederramen verwijderd, de bouwramen naast de kantramen in de bovenste broedkamer gehangen en de honingzolder met koninginnenrooster geplaatst.
De ontwikkeling van vroege en ruim uitgebreide volken in het project verschillen niet van volken die later worden uitgebreid.

Module 2: maart tot april
Uitwintering zwakke volken
Alternatief: module 1

Volken die bij de wilgenbloei minder dan drie raamgangen bezetten, worden gedurende 3 tot 4 weken op een sterk volk geplaatst, gescheiden door een koninginnenrooster. Na deze periode worden de ex-zwakke volken gelijktijdig naar onder en naar boven met een romp uitgebreid, zodat van deze volken nog honing kan geoogst worden.
Door zwakke volken op één romp te laten staan wordt de zwermlust aangewakkerd, wordt de zwermcontrole bemoeilijkt en geeft veel wildbouw.

Module 3: april tot juni
Jonge volken en zwermverhindering
Alternatief: module 4

Vanaf midden april tot einde mei kan iedere 2 weken uit ieder goed productievolk een raam met veel gesloten broed weggenomen worden. Hierdoor wordt de zwermlust gedempt, vermindert de varroadruk en de weggenomen broedramen worden gebruikt voor koninginnenteelt en het maken van jonge volken.
Met de weggenomen broedramen worden een of meerdere verzamelbroedafleggers gemaakt die gebruikt worden als teeltvolk voor koninginnenteelt. Na de geboorte van de koninginnen wordt het teeltvolk opgedeeld in bevruchtingsvolkjes met ieder ongeveer 2800 bijen en een voederraam. Deze volkjes worden niet gebruikt voor de honingoogst, en kunnen dus zonder gevaar gedurende de broedloze fase met melkzuur behandeld worden. Op deze manier kunnen per productievolk meerdere jonge volkjes worden gemaakt.
Het beperkt wegnemen van broedramen heeft op geen enkele bijenstand tot een duidelijke vermindering van honingopbrengst geleid.
Ondanks het wegnemen van broedramen geraken ongeveer 25% van de volken in zwermstemming. Regelmatige zwermcontrole iedere 7 dagen blijft hierdoor noodzakelijk.

Module 4: april tot juni
Jonge volken en zwermverhindering
Alternatief: module 3

Bij zwermlustige volken kan als alternatief het maken van afleggers worden uitgevoerd volgens de rotatiemethode. Gedurende of na het slingeren van de koolzaadhoning worden de productievolken verzwakt door het afnemen van ongeveer 9000 bijen via kunstzwermen of “treiblingen”. Hierdoor werd in het project de zwermlust onderdrukt voor een aantal weken. In een bepaald jaar werd door deze verzwakking van de volken de zomerhoningoogst met de helft verminderd ten opzichte van de volken die werden verzwakt volgens module 3.
Verbazingwekkend was ook dat de Hohenheimse afleggers, gemaakt met gemiddeld 2800 bijen en onbevruchte koninginnen even sterk inwinterden als de “treiblingen” van de rotatiemethode, gemaakt met 9000 bijen en bevruchte koninginnen. De volkssterkte van afleggers in november is dus niet afhankelijk van de beginsterkte. Wie aan volksvermeerdering wenst te doen is beter af door “treiblingen” te maken van hoogstens 4000 bijen. Deze afleggers vertonen bovendien in september minder varroabesmetting.

Module 5: april tot juli
Varroabehandeling – Snijden van darrenbroed
Alternatief: geen

Van april tot juli zorgen honingbijen in bouwramen voor darrenbroed. Het verzegelde darrenbroed moet zo dikwijls en zo volledig mogelijk worden uitgesneden. Niettemin beschikt ieder volk nog over gemiddeld 500 wild opgetrokken paringspartners voor jonge koninginnen. In het project werden bouwramen niet ofwel slecht aangenomen, wanneer ze langs de kanten van de onderste broedkamer werden geplaatst, zoals voorzien in de rotatiemethode. In de bovenste broedkamer werd met 5 ramen ongeveer 3 maal meer darrenbroed geoogst. Dit uitte zich door een geringere zwermneiging en duidelijk minder varroa in de nazomer.

Module 6: juli tot november
Varroabehandeling – Meten natuurlijke mijtenval
Alternatief: geen

 

Een essentieel onderdeel van een behandelingsmethode is dat de imker kan beoordelen of een behandeling nodig is en wat het resultaat is van een behandeling. Dit is mogelijk met het meten of tellen van de natuurlijke mijtenval. Drie- tot vijfmaal per jaar wordt een witte bodemschuif met rand voor exact drie dagen onder de bodemrooster geschoven. Op de bodemschuif vallen de donkere en helle mijten en dit zonder behandeling. Het totaal aantal gevallen mijten over drie dagen geeft een idee over het aantal mijten in het volk. Over een gans jaar vraagt dat niet meer dan 5 minuten per volk. Wel moet er gelet worden dat het vallen van de mijten niet wordt belet door dode bijen op de bodemrooster of worden weggevoerd door mieren. In het project werd iedere varroabehandeling al of niet uitgevoerd naargelang de uitslag van de natuurlijke mijtenval.

Module 7: juli tot augustus
Nazomerverzorging – Zonder mierenzuur
Alternatief: module 8

Wanneer alleen kortlevende zomerbijen worden aangetast door de varroa, heeft dat zelden blijvende schade tot gevolg. Volken van 20.000 bijen verdragen midden augustus tot 10.000 mijten zonder blijvende schade. Daarna echter moet een grondige varroabehandeling worden uitgevoerd, zeker bij productievolken.
Het volledig broedvrij maken met kunstzwermen en broedschuren in de laatzomer en herfst gevolgd door een Perizin behandeling, zoals in de rotatiemethode, werd op het einde van het project in 2011 nog door 3 imkers toegepast. In West- en Zuid-Duitsland geeft deze methode aanleiding tot meer varroabesmetting en is alleen praktisch indien voorheen intensief verzegeld darrenbroed wordt verwijderd. Anders sterven de broedschuren aan varroa.
De vereniging van jonge volken met de kunstzwermen afkomstig van de productievolken hadden geen blijvend positief effect op de volkssterkte van de jonge volken. De vereniging is negatief voor de balans van het volk en wordt daarom niet aanbevolen.
Sinds 2009 werd een minder arbeidsintensieve methode ontwikkeld om de volken enerzijds in een broedvrije toestand te brengen en anderzijds de volkssterkte te vergroten.
In juli/augustus wordt het productievolk gesplitst in een vlieger (in honingzolder, met koningin) en broedaflegger (beide broedkamers, moerloos, boven of terzijde van de vlieger).Twee dagen later wordt de vlieger met ten minste 100 ml oxaalzuur bedruppeld. Bij sterke besmetting wordt deze bewerking na vier dagen herhaald. 21 dagen na de splitsing wordt de broedaflegger gereduceerd tot één romp en behandeld zoals de vlieger. Indien gewenst, kunnen de vlieger en broedaflegger, al of niet met behoud van de jonge redcel-koningin, in oktober terug verenigd worden.
Volgens de deelnemende imkers zijn de voordelen van deze methode: vaste planning, eenvoudige ramenhygiëne, mogelijkheid woudhoning te oogsten, koninginnenvernieuwing en vermeerdering aantal volken. Een nadeel is echter het bedruppelen van volken die niet in tros zitten, zodat het resultaat van de behandeling niet steeds uitstekend is. Er wordt nog gewerkt aan een verdere optimalisatie van deze methode.

Module 8: augustus tot september
Nazomerverzorging – Met mierenzuur
Alternatief: module 7

Geliefd onder de deelnemers van het project was de nazomerverzorging volgens de Hohenheimse methode. Afhankelijk van de resultaten van de meting van de natuurlijke mijtenval (zie kader) worden de productievolken eerst vanaf midden augustus eng gezet, door het wegnemen van de onderste broedkamer die de oudste ramen heeft. Daarna wordt gedurende drie dagen een varroabehandeling uitgevoerd met mierenzuur 85% en de Liebig verdamper, vervolgens worden de volken gevoederd, gevolgd door een tweede varroabehandeling van drie dagen met de Liebig verdamper. Het mierenzuur werkt slechts tweemaal gedurende drie dagen, zodat de broedschade beperkt is, beïnvloedt het voederen niet en laat toe het resultaat van de behandeling te controleren.
Wanneer na drie dagen 100 ml mierenzuur verdampt is kan men ervan uitgaan dat de efficiëntie van de behandeling 95% is, ook voor mijten in het broed. Houd de buitentemperatuur in het oog!
Opgelet: het gebruik van mierenzuur 85% is niet overal toegelaten, maar het is de enige variante met een betrouwbaar resultaat. Wie met mierenzuur 60% werkt moet alle voorwaarden voor een goede behandeling in acht nemen.
Twaalf dagen na de tweede behandeling geeft de meting van de natuurlijke mijtenval een idee over de overblijvende mijten.
Ervaringen met deze module over het ganse land tonen aan dat hoe hoger de concentratie van het gebruikte zuur en hoe eenvoudiger de verdamper, des te beter het resultaat is, ook bij ongunstig weer of late behandeling in september.
Verdampers, die het zuur niet plotseling vrijgeven, maar het slechts langzaam uit een reservoir laten verdampen, zijn betrouwbaarder en veroorzaken zelden schade aan broed, bijen of koningin, ook in onervaren handen.

Module 9: november tot december
Varroabehandeling – Winterbehandeling
Alternatief: geen

In november of december, wanneer bij voorkeur de temperatuur beneden nul graden is, kunnen de mijten, door het eenmalig druppelen van oxaalzuur op een eng zittende wintertros, gedood worden. Ongeveer 80% van de gedode mijten vallen in de eerste week na de behandeling, de overblijvende 20% in de volgende drie tot vier weken. De overlevende mijten richten, tot de volgende nazomer, weinig blijvende schade aan.

Overzicht varroabehandeling


Dr. Pia Aumeier, Dr. Otto Boecking, Dr. Gerhard Liebig