Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 104
Jaar: 2018
Maand: maart
Auteurs: dr. Pia Aumeier

MOERROOSTER*

Met of zonder koninginnenrooster imkeren? Wat zijn de voordelen, wie berokkent het schade? Dat is voor vele bijenliefhebbers een open vraag.

 
De gebruikelijke mening
In natuurlijke nesten hebben alle bijen vrije toegang tot alle raten. Om die reden staan vele briogeoriënteerde verenigingen en imkers argwanend tegenover het gebruik van het koninginnenrooster. Met overtuiging beschrijven zij hoe moeizaam de bijen met hun buik vol met nectar zich door het rooster moeten wringen. Ze beweren dat volken met een koninginnenrooster minder broed hebben, zwakker zijn, meer zwermen en ze de honing niet goed kunnen verwerken. Daarom wordt het rooster niet of kort voor de honingoogst aangebracht.

Alternatief
Gebruik het koninginnenrooster, en wel een uit metaal, direct op de bovenlatten gelegd.

Metaal is onverwoestbaar
In april, bij het begin van de dracht worden de volken uitgebreid door het plaatsen van de eerste honingzolder, gevuld met onbebroede, opgebouwde ramen of wasramen. Tezelfdertijd wordt bovenop de tweede broedkamer het koninginnenrooster gelegd. Roosters uit metaal en zonder houten raam zijn het meest praktisch, omdat ze gemakkelijk in zonnewassmelter of sodabad gereinigd kunnen worden en quasi onverslijtbaar zijn. In vergelijk met de plastiek versie geven ze de bijen meer doorgangsruimte. Direct op de ramen gelegd is er geen plaats voor darrenbroed.

Eén volk op tien heeft hulp nodig
Onafhankelijk van koude dagen in april zitten sterke volken reeds na één week in de honingzolder boven het koninginnenrooster. Zwakkere volken hebben meer tijd nodig wanneer het voorjaar koel is. Soms bewaren zij de verzamelde honing in de tweede broedkamer, zelfs tot begin mei. In dergelijke zwakke volken, en alleen in deze, loont het de moeite om heldere, niet bebroede en met honing gevulde ramen uit de tweede broedkamer midden in de honingzolder te hangen. Gemiddeld is deze ingreep slechts nodig bij één op tien volken. In geen geval worden broedramen in de honingkamer gehangen.
Volken zonder rooster werken sneller, omdat ze de honingkamer sneller bezetten. Uiteindelijk produceren zij echter niet meer honing. Ook wat betreft zwermlust, hoeveelheid broed, volkssterkte en honingopbrengst gedragen ze zich als volken met koninginnenrooster.

Klein ding met grote werking
De imker profiteert het meest van de scherpe scheiding tussen broed- en honingramen. Op 20 ramen kan de koningin zich niet zo goed versteken als op 40 of 50. Dat verlicht niet alleen het zoeken naar de koningin, maar ook de zwermcontrole omdat het broednest compacter is.
Honingramen kunnen zorgeloos afgeveegd worden of met behulp van een bijenuitlaat geoogst worden, omdat de koningin zeker in de broedruimte zit. Alle honingramen kunnen met hete lucht ontzegeld worden, omdat ze niet bebroed zijn. Ook onvolledig gevulde honingramen kunnen gebruikt worden, omdat er zich geen broed op bevindt. Ten langen leste wordt in herfst en winter werk gespaard: de niet bebroede ramen uit de honingzolder kunnen allemaal zonder bescherming tegen wasmotten bewaard worden. Op niet bebroede ramen verhongeren wasmotten.

Ondanks al deze voordelen hebben vele imkers bij het gebruik van het koninginnenrooster een slecht gevoel. Bedenk echter dat je niet zelf door het rooster moet, maar de bijen.

*) Bovenstaand artikel is verschenen in het maart nummer van Deutsches Bienen-Journal van 2011 onder de titel “Ausgesperrt”. Met dank aan dr. Pia Aumeier voor het verlenen van de toelating het artikel te publiceren in het maandblad.