Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 92
Jaar: 2006
Maand: april
Auteurs: Roger De Croock

BIOTECHNISCHE VARROACONTROLE

Deel 2: Integratie boven alles

In mijn eerste bijdrage zette ik een aantal voor- en nadelen van deze methode op een rijtje.

Een aandachtige lezer zal wel gemerkt hebben dat de methode het gemakkelijkst uit te voeren is met rompen met gelijke ramen. Sommigen zullen opmerken dat de bijen de grote honingzolder nooit vol krijgen! Dat kan zijn, maar niets verbiedt ons om enkele vulblokken te gebruiken. Ooit las ik dat een volk maar volwaardig is als het een (simplex) honingzolder kan vullen. Daar kunnen we wel iets aan doen bij het uitwinteren door volken te verenigen. Tegenvallend weer hebben we dan weer niet in de hand.

Een gemerkte koningin is zeker geen luxe, welke methode we ook toepassen. Steeds zijn er situaties waarbij de koningin het best opgezocht wordt.

Voor alle duidelijkheid en om volledig te zijn, zal ik drie varianten beschrijven, hoewel het principe gelijk is:

• een soort ‘laat-ze-maar-vliegen’-methode met beperkte zwermcontrole en zonder gerichte koninginnenteelt (variante 1);

• met koninginnenteelt (bijv. via het overlarfproject) en waarbij we rijpe dopen gebruiken d.w.z. doppen uit dewelke de dag nadien een koninging loopt (variante 2);

• met koningin nenteelt waarbij we gebruik maken van een be-vruchte koningin (variante 3).

Variante 1: Zwermcontrole

Als ik bij een zwermcontrole belegde doppen of doppen met larven vind, maak ik een tussenaflegger.

Werkwijze

• Ik neem de honingzolder (HZ) af en zet hem even opzij. Daarna zoek ik de koningin en stop ze voorlopig in een kooitje.

• Ik verzamel vervolgens al het broed zo mogelijk in één romp die verder minstens één raam honing of wintervoer moet bevatten. Lukt dat niet, dan gebruik ik twee rompen en vervolledig de broedaflegger (BA) met waswafels.

•Op de bodem komt een romp met een aantal uitgewerkte ramen (bijv. de onbebroede ramen uit de broedruimte van dit volk). In deze romp komt ook, en dat is zeer voornaam, het darrenraam met open broed dat als valkuil zal fungeren voor de varroamijten (dergelijk raam hangt steeds in al mijn volken). Ik klop in deze romp ook jonge bijenafvan een paar  broedramen.

• In tegenstelling tot de gewone tussenaflegger,waarbij de koningin bij haar broed blijft, laat ik deze nu los in de onderste broedloze romp, het darrenraam niet te na gesproken (TA).

•Op de broedloze romp komen achtereenvolgens de:

– moerrooster;

– honingzolder;

– separator met twee vlieggaten en

– romp(en) met alle broed.

Even terzijde, met een volk op broedbeperking gaat het nog eenvoudiger en sneller. Ik zoek de koningin in de romp waar het beperkte broednest huist en verplaats ze naar de onderste romp die ook in dit geval broedloos is. Ook het darrenraam uit het broednest verhuist naar de onderste romp (TA). In de plaats ervan komt een raam met honing of wintervoer. Op de onderste romp komen achtereenvolgens de:

• moerrooster;

•honingzolder;

•separator en

• romp met het beperkte broednest (zie tekening hierna).

Wat gebeurt er in de TA?

• De koningin verliest al haar broed en een groot deel van de jonge bijen. Het verplaatste darrenbroed zal dienst doen als mijtenvangraam. Alle vliegbijen vinden hun vertrouwde vlieggat terug en kunnen verder de dracht benutten, voorlopig zonder broed. De zwermdrift zal ophouden en de koningin begint terug te leggen.

• Alle mijten zitten nu op de bijen.

• Na negen dagen neem ik het darrenraam weg en snijd de raat eruit. Dat bevrijdt het volk van een groot aantal mijten.

Tussen dag 2 en dag 9, vooraleer de bijen het jonge broed verzegelen, overweeg ik om, afhankelijk van de omvang van de mijtenval, een of meerdere stootbehandelingen met mierenzuur 85° toe te passen. Per behandeling gebruik ik niet meer dan 20 tot 25 ml mierenzuur op een schotelvod van 20 cm x 20 cm, onderaan in de bodem. Tussen twee toepassingen laat ik twee tot drie dagen tussentijd.

Wat gebeurt er in de BA?

Op het verzamelde broed laat ik één of twee zwermcellen staan. In functie van de toestand van de zwermdoppen schat ik in wanneer er een koningin zal uitlopen, bijv. juist vóór het sluiten van een zwermdop.

Enkele belangrijke verdere stappen:

• na ongeveer acht dagen loopt de koningin uit;

• na dertien dagen wordt ze bronstig;

• na achttien dagen gaat ze aan de leg;

• na 21 dagen loopt het laatste broed van de oude koningin uit;

• na 27 dagen verzegelen de bijen het eerste broed van de jonge koningin.

Dat wil zeggen dat er geen gesloten broed is tussen dag 22 en 26 en dat alle mijten dan op de bijen zitten, dat is een bijzonder gunstige gelegenheid om de varroamijten op te ruimen.

Hoe ga ik te werk?

Tussen de honingzolder en de separator leg ik tijdelijk een plasticfolie om te verhinderen dat er bestrijdingrriddelen in de TA geraken. Ik verdamp of bedruppel nu met oxaalzuur, volgens de aanwijzingen van de veldproef.

Als ik beschik over open darrenraat hang ik die in om hem na negen dagen te verwijderen.

Na de 27ste dag is het overgrote deel van de varroamijten gedood en kan ik zonder gevaar de oude koningin vervangen. Eerst neem ik de broedaflegger en de honingzolder af en zet hen beide even aan de kant. In de onderste bak heeft de oude koningin intussen meestal een mooi broednest opgebouwd. Ik zoek haar en stop haar voorlopig in een kooitje.

Ik plaats de broedaflegger (BA) met de jonge koningin op de onderste romp (TA), volgens de omstandigheden met of zonder broedbeperking. Daar bovenop komen een moerrooster en de honingzolder. Dat kan allemaal zonder slag of stoot omdat de bijen van alle compartimenten dankzij de separator dezelfde geur behielden.

Het volk is nu klaar voor de opkomende zomerdracht met een overvloed aan bijen. Dankzij de aanwezigheid van een jonge koningin hoef ik geen zwermcontroles meer uit te voeren.

Omdat ik de meeste varroamijten kon afvangen, zal dit volk zich aan het einde van de zomer in optimale omstandigheden ontwikkeld hebben tot een sterke, vitale eenheid, die veel perspectief biedt voor het volgende jaar.

Nadat ik de zomerhoning heb geoogst, verstrek ik aan elk volk vier liter suikeroplossing 3/2. Afhankelijk van de mijtenval dien ik, met tussenpozen van drie dagen, stootbehandelingen toe met mierenzuur 85%. Dat kan onderaan in de bodem zijn, zoals hoger beschreven met een temperatuur van minstens 20°C, of bovenaan via de voeropening. Een deksel van een honingbokaal omgekeerd op de voeropening met daarin enkele vodjes die 25 ml mierenzuur kunnen vasthouden zijn prima geschikt. Ik verkies deze werkwijze omdat bij een langere behandeling met mierenzuur een ernstige broedstop kan optreden in een periode dat de winterbijen moeten gekweekt worden.

Daarna  vervolledig ik de wintervoeding. Dan is het wachten tot de volken broedloos zijn, in november-december, om ze, indien nodig, een laatste keer te behandelen met oxaalzuur, via bedruppeling, beneveling of verdamping. Wie dat wenst, kan hiervoor ook Perizin gebruiken.

Variante 2: Koninginnenteelt

Ik maak mijn tussenaflegger op dezelfde manier als in variante 1. Ik stel deze ingreep af op mijn moerteelt, ongeacht of er al dan niet zwermneiging is. De rijpe doppen kunnen immers niet in de diepvries, m.a.w. stipt handelen is het motto! Een dag vroeger kan best, maar een dag later is de koningin uitgelopen en aanvaardt het volk haar niet meer.

De tussenaflegger (TA) met de koningin, moerrooster en honingzolder behandel ik zoals bij variante 1. In de broedaflegger (BA) met alle open en gesloten broed hang ik nu een rijpe dop. Na één dag loopt de koningin uit, ze wordt probleemloos aanvaard. Na zes dagen wordt ze bronstig. Vijf dagen later begint ze te leggen. Na twintig dagen sluiten de bijen haar eerste broed, alle broed van de oude koningin is dan al uitgelopen.

De mijten zitten nu allemaal op de bijen, maar met deze variante hebben we geen speelruimte om te behandelen zonder gesloten broed. Bij slechte weeromstandigheden kan het eerste legsel van de koningin wat later komen, zodat er toch wat meer tijd beschikbaar komt. Stipte controle dringt zich hoe dan ook op. De broedaflegger behandel ik eveneens zoals beschreven in variante 1.

Als de eerste legronde van de jonge koningin beëindigd is, volgt de beoordeling. Is deze positief, dan verenig ik de broedaflegger met de tussenaflegger en voer verder alle behandelingen uit zoals beschreven bij variante 1.

Wellicht vraagt u zich af wat er gebeurt als de broedaflegger moerloos blijft omdat de koningin niet bevrucht werd of verloren ging. Dat risico is immers verre van denkbeeldig. Wel, het is mogelijk om het te ondervangen door de broedaflegger in twee te splitsen, zoals weergegeven in onderstaand schema.

Beide broedafleggers krijgen een rijpe dop en een vliegopening. Als beide jonge koninginnen aan de leg gaan, breng ik één ervan over op een drieramer. Ik behandel het volkje met oxaalzuur, maar het kan uiteraard ook met Perizin. Tegen het einde van de zomer is het meestal uitgegroeid tot een mooi reservevolk voor me zelf of een collega-imker die ik ermee kan plezieren.

Variante 3: Bevruchte koningin

Ik pas de basisprincipes van mijn methode ook toe om een bevruchte koningin te introduceren.

De tussenaflegger maak ik zoals beschreven in variante 1 met inbegrip van het darrenraam en de behandeling met mierenzuur. Los van eventuele zwermneigingen maak ik de aflegger acht dagen vóór er een bevruchte koningin binnenkomt. Eventuele zwermcellen ruim ik nauwgezet op, de ramen hierbij bijenvrij makend om te beletten dat er onopgemerkt zwermcellen zouden blijven staan. In de broedaflegger gaan de bijen redcellen optrekken. Bij ontvangst van de nieuwe koningin, breek ik alle redcellen uit en voer ze in d.m.v. een passaukooitje waarin ze vijf dagen zal verblijven. Het kooitje is noodzakelijk om te verhinderen dat de koningin al onmiddellijk aan de leg zou gaan. Als ze dat zou kunnen, zou haar eerste broed immers gesloten zijn vooraleer het broed van de oude koningin in de broedaflegger helemaal uitgelopen is.

Dankzij deze ingreep ontstaat er een korte broedloze periode tijdens welke alle mijten op de bijen zitten en behandeld kunnen worden (zie variante 1).

De lange gang waarlangs de koningin uitloopt, is door een vijsje versperd. Via de korte gang kunnen de bijen tot aan de koningin nadat ze het suikerdeeg hebben opgegeten. Na vijf dagen laat ik ze het volk inlopen. Omdat ze al die tijd al door de bijen omringd was, liggen haar kansen op aanvaarding heel hoog.

Let op, met deze variante hebben we, zoals in variante 2, weinig speelruimte om de varroa te bestrijden. Verder verloopt alles zoals aangehaald in variante 1. Daar deze variante bij mij ten vroegste op 20 juni start – mijn koninginnen gaan immers op bevruchting naar Kreverhille – kan het zijn dat een volk al vóór die datum zwerm neiging vertoont. Die leid ik dan in goede banen met een normale tussenaflegger.

Wie zijn koninginnen op de eigen stand laat bevruchten, kiest zelf de meest geschikte periode.

Voordelen

• De mijten worden in het actieve bijenseizoen    ernstig gedecimeerd zodat de winterbijen zich in optimale omstandigheden kunnen ontwikkelen. Afhankelijk van de natuurlijke sterfte kan een behandeling na de zomeroogst of tijdens een broedlozewinterperiode noodzakelijk blijken.

• Het productievolk wordt niet of nauwelijks verzwakt, integendeel: de twee koninginnen zijn een korte tijd samen aan de leg.

• Bij een vroege start zijn de volken klaar om de zomerdracht optimaal te benutten.

• Na het opzetten van de tussenaflegger hoef ik geen zwermen meer te vrezen. Dat compenseert ruimschoots de tijd die ik spendeerde bij het toepassen van de methode.

• De volken zetten hun ontwikkeling verder met jonge waardevolle koninginnen.

Nog vragen? Dan vindt u meer informatie op mijn website www.bijenhouden.be, zie bij:

• ‘Hoogsel als oxaalzuurverdamper en

• ‘Interactieve moerteeltkalender’. Wenst u een papieren versie van de moerteeltkalender of een schema van één van de varianten, stuur me dan een voldoende gefrankeerde enveloppe, geadresseerd op uw naam, op volgend adres: Roger De Croock, St.-Onolfdijk 93, 9200 Dendermonde. Vergeet niet te vermelden welk schema u wenst te ontvangen.