Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 101
Jaar: 2015
Maand: April
Auteur : Norbert Nijs

DE VARROAMIJT DOELTREFFEND BESTRIJDEN MET LOKRAMEN

Bij het bestrijden van de varroamijt worden we steeds geconfronteerd met een aantal beperkingen en problemen. Zo viseren de bestrijdingsproducten enkel de mijten die zich op de bijen bevinden en hebben ze geen of nauwelijks effect op de mijten in de cellen. De ingezette producten zouden, om doeltreffend te zijn, hun volle sterkte dagenlang moeten kunnen handhaven en de mijten doden naarmate ze uitlopen.

Maar meestal is de uitwerking van korte duur of neemt ze geleidelijk aan af, omdat bijvoorbeeld het product verdampt of omdat de bijen de gebruikte strips propoliseren. Over het algemeen is hun efficiëntie dan ook te laag. Komt er nog bij dat de producten slechts kunnen ingezet worden na de zomerhoning, zodat aan de mijten elk jaar opnieuw ruim de tijd gegeven wordt om de schadedrempel te overschrijden.

Chemische producten laten daarenboven residu’s achter in de bijenwas en verliezen op termijn hun doeltreffendheid omdat de mijten er geleidelijk aan wennen.

Lokramen

Met lokramen is geen van deze problemen aan de orde. In tegenstelling tot de gangbare bestrijdingsproducten viseren zij de mijten die zich in de cellen gaan voortplanten en zijn ze ten aanzien van die mijten voor het volle 100 percent doeltreffend. Elke mijt die een lokcel inloopt, bekoopt het met haar leven, zowel zijzelf als haar nakomelingen. Tevens stelt de aanwezigheid van de honingzolder geen enkel probleem omdat er geen producten aan te pas komen.

Wanneer lokramen ter sprake komen, wordt altijd automatisch aan ramen met darrenraat gedacht, maar je kan er ook perfect gewone broedramen voor gebruiken. Je verzwakt dan wel tijdelijk het betrokken bijenvolk, maar omdat de behandeling een zeer hoog rendement heeft, zuiver technisch is en absoluut geen probleem stelt voor de aanwezige honingramen, is dat perfect acceptabel, in het bijzonder bij volken die al in het voorjaar ernstig door mijten aangetast zijn. Je kan er volken mee redden die anders verloren zouden gaan.

Ideaal als voorjaarsbestrijding

Al vanaf ongeveer eind april kan je ermee op mijtenjacht gaan. De weersomstandigheden moeten het wel toelaten, want de moer moet opgezocht worden en de tussenwand moet worden geplaatst. Dat neemt wat tijd in beslag.

17 1

Bij kasten met een tweedelige broedkamer is het logisch om de arrestkooi in de bovenste broedbak te bouwen (fig. 1). Op de dag dat je de honingzolder plaatst – tegenwoordig gebeurt dat meestal in de eerste helft van april – kan je al een moerrooster tussen de twee broedbakken leggen, dit in het vooruitzicht van het opzoeken van de moer een drietal weken later bij gelegenheid van het plaatsen van de kooi. Je bouwt best een drieraams kooi. Daarvoor heb je een tussenschot nodig zoals beschreven op pagina 10 van het maandblad van maart 2015.

Je kan de arrestkooi ook in een honingbak bouwen. Bij kasten met een enkelvoudige broedkamer is dit trouwens de aangewezen manier. In de honingbak reserveer je best van in het begin de vereiste vier raamposities om een kooi te kunnen maken. Hiervoor kunnen vulblokken gebruikt worden, waaronder eventueel een drieraams vulblok dat later kan verhuizen naar de tweede honingbak die er bovenop zou komen. Bij gebruik van lage honingramen stelt het plaatsen van twee honingbakken geen probleem, maar vergeet in dat geval niet om een moerrooster tussen beide bakken te leggen zodat de kooi langs boven afgesloten blijft.

Samen bevatten de twee bakken dan vijftien ramen. Bij gebruik van hoge honingramen, alsook bij verzwakte volken, houd je het wellicht best bij één honingbak om te vermijden dat de verwarming en het indikken van de nectar in het gedrang komen. Slinger in dat geval wel tijdig en regelmatig de ramen zodat het volk steeds over opslagruimte beschikt.

In figuur 2 wordt geïllustreerd hoe je de lokramen gebruikt. Met drie elkaar opvolgende lokramen overbrug je een volledige voortplantingscyclus van de mijt. Deze duurt namelijk ongeveer 21 dagen, zijnde de 13 dagen die de mijten in de cellen (werkstercellen) vertoeven om voor nakroost te zorgen, vermeerderd met de 6 tot 8 dagen die hun nakomelingen gemiddeld doorbrengen op de bijen alvorens ze zich op hun beurt gaan voortplanten.

17 2

Drie lokramen volstaan om praktisch alle in het volk aanwezige vruchtbare mijten te verwijderen. De ramen worden om de 8 dagen ingebracht en telkens na 16 dagen verwijderd.

Je zal wel, tenzij je een andere oplossing ziet, het broed van de lokramen moeten vernietigen om de mijten te kunnen doden. Je kan eventueel de ramen in een plastic zak stoppen, een paar dagen in de diepvries plaatsen en daarna naar de wassmelter verwijzen.

Wat kan je verwachten?

De mijten hebben ongeveer tot dag 8 toegang tot het ‘oude’ broed, dit is het broed dat dateert uit de periode voorafgaand aan de ‘lokbroed’ periode. Daarna kunnen ze zich tot dag 32, dus gedurende een periode van 24 dagen, nog enkel in de lokramen gaan voortplanten en zullen ze massaal gevangen worden.

Lokraam 1 vangt mijten vanaf ongeveer dag 9, lokraam 2 vanaf dag 17 en lokraam 3 vanaf dag 25. Op dag 21 loopt het laatste werksterbroed uit, op dag 24 het laatste darrenbroed. Omdat lokraam 3 zijn werking heeft tot dag 32, zullen weinig mijten de dans ontspringen.

Op te merken valt dat de lokramen hun werk maar naar behoren kunnen doen als er een continue eileg is en de moer tot de laatste dag van de arrestperiode aan de leg kan blijven. Er mag ook geen zwermdrift ontstaan want dat zal de planning dwarsbomen.

Het succes van de ingreep zal tevens afhangen van de mate waarin de mijten in de nabijheid van het lokbroed gebracht worden door de bijen. Maar aangezien de lokramen zich steeds in de nabijheid van de moer bevinden en gedurende een periode van 24 dagen (dag 9 tot 32) de enige aanwezige ramen met open broed zijn, mag dat wel met enig optimisme bekeken worden.

Als je bijvoorbeeld de methode ongeveer rond 21 april zou opstarten, kan het behandelde volk al half mei de normale draad terug opnemen, maar nu in hoge mate bevrijd van de mijten. De oogst van lentehoning komt niet in het gedrang.

Er zullen tijdens de arrestperiode zelfs meer bijen beschikbaar zijn om nectar te halen omdat een arrestkooi altijd de eileg wat afremt en er bijgevolg minder broed moet verzorgd worden. Het vernietigen van het arrestbroed heeft tot en met dag 21 geen invloed op de bijenpopulatie.

Daarna zal dit wel voelbaar worden omdat er een periode volgt waarin geen bijen meer geboren worden. Maar er verstrijken toch nog 2 tot 3 weken vooraleer dat zijn weerslag zal hebben op het vlak van de honingproductie omdat bijen eerst hun voeder- en bouwfase doorlopen alvorens ze haalbij worden. In welke mate de productie van zomerhoning eronder zal lijden, zal afhangen van de snelheid waarmee het betrokken volk terug op sterkte zal komen. Een lagere opbrengst zal in elk geval op termijn goedgemaakt worden omdat de bijen in veel gezonder omstandigheden de winter zullen ingaan en er sterker zullen uitkomen.

De productie van winterbijen hoeft er alleszins niet onder te lijden. Als het nodig is, zijn bijen in staat om hun broednest vrij snel uit te breiden. De moer zal na afloop van de arrestperiode wel een tandje bijsteken. De mijten echter hebben die mogelijkheid niet. Het zal hen een zware slag toebrengen, want met elke mijt die onderschept wordt, verdwijnen ook al de nakomelingen die ze anders nog zou hebben.

Is de ingreep te rechtvaardigen?

Het verwijderen van het broed gedurende een periode van 24 dagen is een drastische ingreep, maar bij volken die al in het voorjaar zwaar onder de mijten gebukt gaan, is ze ten volle te verdedigen omdat dergelijke volken meestal serieuze problemen krijgen in het najaar en dikwijls zelfs de winter niet overleven. Vereist is wel dat het betrokken volk, op het ogenblik dat de methode opgestart wordt, nog voldoende sterk is in bevolking en in broed.

Hoewel de impact van het broedverlies niet gering is, brengt het de toekomst van het betrokken bijenvolk niet in gevaar. Als ik het bijvoorbeeld vergelijk met het verlies aan broed dat veroorzaakt wordt door een natuurlijke moerwissel, zie ik niet zo veel verschil. Wanneer een moer verongelukt tijdens werkzaamheden in de kast en de bijen haar zelf dienen te vervangen, zal de nieuwe moer ook ten vroegste 21 dagen later aan de leg gaan. Er komen dan ook gedurende 21 dagen geen bijen bij, wat in vergelijking met de besproken bestrijdingsmethode maar een verschil van 3 dagen is.

Als je echter de impact bekijkt die het op de mijten heeft, is er een hemelsbreed verschil. Bij een tijdelijke broedstop naar aanleiding van dergelijke moerwissel worden de mijten alleen maar geconfronteerd met een periode van 3 weken zonder mogelijkheid tot voortplanting. Daardoor wordt enkel hun normale expansie tijdelijk geblokkeerd, maar er sneuvelt geen enkele mijt. De beestjes pauzeren gewoon drie weken en gaan dan lustig door. Bij het inzetten van lokramen daartegenover kan je voor de prijs van 24 dagen broed het gros van de mijten elimineren.

Een goed beeld van de toestand van een volk na 24 dagen lokbroed krijg je door de vergelijking te maken met de omstandigheden waarin een zwerm zich aanvankelijk bevindt. Omdat bij werksters de voedersapklieren slechts werkzaam zijn vanaf de leeftijd van ongeveer 6 dagen, duurt het zowat 4 weken om een eitje tot een voedster te laten ontwikkelen. In een op basis van een zwerm opgestart volk zijn de larfjes bijgevolg voor hun voeding 4 weken lang uitsluitend aangewezen op de geleidelijk aan ouder wordende zwermbijen.

Een erg vergelijkbare situatie krijg je wanneer je in een volk de larfjes gedurende 24 opeenvolgende dagen als lokbroed gaat gebruiken. Maar in tegenstelling tot een zwerm die van nul moet starten, is gezegd volk al gehuisvest en beschikt het over uitgebouwde ramen, over voedselvoorraad en over de ganse bijenpopulatie, inbegrepen de recent geboren werksters die, wanneer er een zwerm vertrekt, altijd achterblijven in het stamvolk omdat ze nog niet vliegwaardig zijn. Een met lokramen tegen de mijten behandeld volk zal bijgevolg veel sneller ontwikkelen dan een volk dat start op basis van een zwerm.

Enkele bemerkingen

  • Wie lokramen gebruikt van klein formaat (bijvoorbeeld laag honingformaat simplex) kan eventueel werken met 4 arrestperiodes van 6 dagen in plaats van drie periodes van 8 dagen. De lokramen worden dan telkens na 18 dagen verwijderd.
  • De drie raamposities in de kooi moeten altijd bezet zijn. Het kantraam bestaat normaal uit een vulblok dat tijdens de werkzaamheden altijd het eerst uitgenomen en het laatst teruggeplaatst wordt. Zet langs de kant van de kastwand altijd twee afstandskrammetjes onderaan op de vulblokken. Je kan het vulblok dan, bij het uitnemen en terugplaatsen, veilig tegen de kastwand laten glijden. Wanneer er in de kooi een raampositie onbezet blijft, kan je er bijvoorbeeld een leeg (eventueel al opgebouwd) raam hangen waaromheen je een plastic folie wikkelt en met punaises vastzet. De folie wel strak aanspannen. Ramen uitgerust met een middenwand (waswafel) kunnen bezwaarlijk in de kooi gebruikt worden omdat je dan geen zicht hebt op de leeftijd van het broed.
  • Bij afloop van de arrestperiode (dag 25) moeten moer en bijen over voldoende vrije cellen beschikken zodat ze hun broednest zo snel mogelijk terug kunnen opbouwen. Er dient aandacht aan geschonken te worden.

Nota: Deze bestrijdingsvorm is momenteel het voorwerp van een driejarig experiment op de bijenstand ‘De Bieenkorf’ te Heers. Zie het artikel van Marc Missotten: De biotechnische combimethode, maandblad juni 2014, pagina 15.