Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 96
Jaar: 2010
Maand: Mei
Auteurs: Mark Missotten

BIJENSTERFTE DOOR STUIFMEELTEKORT 2005-2010, EEN STAND VAN ZAKEN

De bijensterfte in onze contreien wordt in verband gebracht met heel wat mogelijke belagers. Parasieten, virussen, bacteriën, schimmels, vocht, imkermethoden, stress, chemicaliën in de kast, pesticiden en neonicotines in de omgeving …, allen komen ze in aanmerking en voor allen kan er wel een wetenschappelijke onderbouwing worden voorgelegd, afhankelijk van de hoek waaruit het onderzoek gebeurt.

Natuur uit evenwicht

De alles overkoepelende factor blijft echter de ziekteweerstand van de bij: pas wanneer die niet meer voldoende hoog is, kunnen sluimerende omgevingsfactoren toeslaan. Dit kwam reeds tot uiting in onze studie in 2005- 2006 bij een 50-tal imkers. Het dossier ‘Bijensterfte een natuur uit evenwicht’ (1) werd op vier jaar tijd meer dan 8000 keer gedownload.

Het was de aanzet tot een grotere bewustwording en opwaardering van de bloemenweide, de belangrijkste taak van de imkerij. Het gratis aanbieden van bloemenzaad in Limburg was hiervan een mooi voorbeeld. Later werd dit initiatief opgepikt door Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen. Nog veel meer kleine initiatieven volgden, niet enkel van de bijenwereld maar ook van bewuste mensen die hun steentje wilden bijdragen.

Er kwamen ook veel mailcontacten tot stand met steden en gemeenten, firma’s, ontwerpers en groenplanners, ook met milieugroepen en onderzoekers in binnen- en buitenland. Het groeide verder uit dan louter een verwittiging naar de Nederlandstalige imkers, voor wie het oorspronkelijk werd opgesteld. De verspreiding van de stuifmeelgedachte op zich volstaat niet: er moet nog veel meer aangeplant en gezaaid worden en de bijenbonden maken hiervan best een prioriteit.

Stuifmeeltekort

Imkers denken vaak dat zij in een uistekend stuifmeelgebied zitten, terwijl dat dikwijls niet het geval blijkt te zijn. Bijen zijn nu actief van maart tot november en gedurende die ganse periode mag hun ziekteweerstand niet verzwakken. De aanleg om stuifmeel op te slaan zit in hun genen, maar in het actieve seizoen is één week van stuifmeeltekort of slecht weer voldoende om de ganse stuifmeelvoorraad leeg te halen.

Een stuifmeelarme periode van enkele weken is een regelrechte aanslag op de weerstand van de jonge bijen. Door de inferieure voedersappen zal een zwakkere volgende generatie gevormd worden en dat leidt dan weer tot zwakkere nakomelingen enz.

Wanneer het eiwitgehalte van een volk met niet meer dan 40% vermindert, kan het bij een volgende goede, gevarieerde stuifmeeldracht de weerstand in twee tot vijf weken heropbouwen. Verzwakte het volk nog erger, dan kan het tot twaalf weken duren of kunnen de bijen verzwakt blijven (2). Het verklaart ook waarom bij dode volken dikwijls nog stuifmeelvoorraden gevonden worden, de verzwakking en aantasting van het volk gebeurde al veel vroeger in het jaar, het latere stuifmeelaanbod kon daar niets meer aan veranderen.

 Aanplantingen en inzaaiingen

Het is daarom van het allergrootste belang dat de imker zijn omgeving en de drachten uitstekend kent, en niet alleen de voornaamste honingdrachten maar vooral de stuifmeeldrachten. Zitten er ‘gaten’ in het seizoen, dan moet daarop ingespeeld worden met aanplantingen, inzaaiingen, het treffen van regelingen met landbouwers en buurtbewoners enz.

Voor sommigen zit er een dergelijk ‘gat’ tussen vroege dracht en zomerdracht, maar voor de meesten situeert het zich na de zomerdracht, wanneer de natuur langzaam stilvalt, terwijl de volken nog tot in oktober de belangrijke winterbijen vormen. Een terugval in juli-augustus is op vele plaatsen niet meer recht te trekken met een uitstekend aanbod in september, omdat er dan op veel plaatsen doodgewoon niet meer voldoende en gevarieerd stuifmeel in de omgeving aanwezig is voor het aantal insecten dat ervan moet leven.

We hebben tientallen jaren geleden met zijn allen de voorjaarsschaarste aangepakt door massaal wilgenstekken te planten en de nadruk te leggen op voorjaarsbloeiers. Het gevolg is dat Nosema, de voorjaarsziekte bij uitstek, zo goed als verdwenen is. Vandaag moet iedereen meewerken om voldoende stuifmeeldracht te garanderen voor de nazomer en de herfst.

Laatbloeiende bomen en struiken bieden een groot en jaarlijks aanbod, maar het duurt een tijdje voor ze groot zijn. Wie onmiddellijk resultaat wil zien, kan dat bereiken met inzaaien van late bloemen en geplande groenbemesting in de landbouw.

Alle projecten die daarvoor opgestart worden zijn waardevol. De gezamenlijke bestelling en verdeling van phaceliazaad, die we zelf opgezet hebben dit jaar, kende respons tot in Nederland.

Spijtig dat sommigen niet meededen omdat het uitging van een privé- initiatief van een imker en niet van een vereniging of bond. Maar het resultaat liegt er niet om, op Vlaamse bodem zal er dit jaar bijna 200 ha phacelia bloeien voor de bijen en de insecten in het algemeen. Laat het een voorbeeld zijn voor nog vele initiatieven, hoe meer hoe beter.

 Investeren voor de toekomst

De bijensterfte is er niet plotseling gekomen, maar is het gevolg van een langzaam proces, even langzaam als de achteruitgang van de bloemen in onze omgeving.

Voor het herstel hiervan, tenminste rondom onze bijenstanden, moeten wij imkers ons inzetten en onze buurt ermee voor motiveren. Voor een landelijke verbetering zal een nog ruimere bewustwording nodig zijn. Laten we ondertussen beginnen met onszelf en zeg niet: ‘Ik ben 75 jaar, voor mij hoeft het niet meer, ik zie die boom toch niet meer groot worden’, maar plant hem toch maar en zie het als een goede investering voor uw nakomelingen.

Wie vragen hieromtrent heeft kan die stellen via mail op info@bieenkorf.be of op ons Vlaams forum bijen@cari.be, ik zal erop reageren.

(1) dossier ‘Bijensterfte, een natuur uit evenwicht’, http://www.bieenkorf.be/ bijensterfte.pdf

(2) Randy Oliver – ‘Scientific Beekeeping’ http://www.scientificbeekeeping. com/index.php?option=com_ content&task=view&id=34