Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 96
Jaar: 2010
Maand: oktober
Auteurs: Ghislain De Roeck

DEFENSINE VAN BIJEN IN HONING

Oud verhaal bevestigd

De geschiedenis van de bijenproducten gaat tot ver in de oudheid terug. Van alle producten is het honing die het eerst de aandacht van de mens op zich kon vestigen. De Egyptenaars hadden al een heel goede kennis van honing. Ze mengden hem bijvoorbeeld met propolis om er hun doden mee te balsemen. Verder gebruikten ze honing in wondverbanden, om hun ogen te verzorgen of om de toestand van hun bloedvaten te verbeteren. De Grieken moesten voor hen niet onderdoen. Ten tijde van Perikles, veldheer en ongekroond leider van Athene toen de Griekse beschaving zo ongeveer haar hoogtepunt bereikt had, bezat elke inwoner van Attika één of meerdere bijenvolken. Honing maakte deel uit van de kindervoeding en de arts Hippocrates gebruikte hem in vele ordonnanties.

Dat honing de eigenschap had om ontstekingen te genezen was toen al bekend. De voorbije honderd jaar hebben vele onderzoekers ertoe bijgedragen om de verworven empirische kennis te ondersteunen met wetenschappelijke gegevens. De onlangs overleden prof. Descottes van het universitair ziekenhuis van Limoges is de man die de jongste decennia op dat vlak vele twijfelaars uit de academische wereld, die er ondanks alles nog steeds waren, met brio overtuigde van hun ongelijk. Hij werkte liefst met tijmhoning maar gebruikte ook honing van lavendel.

Werking verder ontrafeld

Maar hoe bestrijdt honing de bacteriën? Tot voor kort gingen onderzoekers ervan uit dat een combinatie van vier factoren hierbij een rol speelde, te weten:

• Waterstofperoxide, dat we met wat goede wil een soort bleekmiddel kunnen noemen. Het enzym glucoseoxidase maakt waterstofperoxide aan in met water verdunde honing. We kuisen toiletten met bleekmiddel omdat we weten dat het middel goed is in het doden van bacteriën.

• Suiker. In honing zit er zoveel suiker dat er voor de bacteriën nauwelijks voldoende water overblijft om erin te leven.

• Methylglyoxaal (MGO), een antibacteriële stof die een paar jaar geleden aangetroffen werd in Nieuw- Zeelandse Manuka-honing. Het wordt ook gevonden in honing van medische kwaliteit die geoogst wordt onder gecontroleerde omstandigheden, zij het in kleinere hoeveelheden.

• Zuurgraad. Verdunde honing heeft een pH van rond de 3,5. In een dergelijk zure omgeving vertraagt de groei van bacteriën.

Maar zelfs als één van die factoren niet in honing voorkomt, vertonen vele honingsoorten nog een antibacteriële werking. Dat gegeven intrigeerde microbioloog dr. Paul Kwakman en zijn collega’s van het Academisch Medisch Centrum (AMC) te Amsterdam. Samen gingen ze op zoek naar het ontbrekende element, zes jaar lang.

Gemakkelijk was dat niet, want onderzoek van honing, net als dat van de andere bijenproducten, is helemaal niet te vergelijken met een studie naar de werking van een medicijn. Deze is constant van samenstelling en de concentratie werkzame stof is bekend. Honing daarentegen is een natuurproduct. De precieze samenstelling varieert met de bijenstam en vooral volgens de bloemen waarin de bijen de nectar vinden. Onderzoek naar honing ‘in het algemeen’ is dus niet mogelijk. Elke soort is anders en, vooral, bijen verzamelen nectar van verschillende bloemen. Van elke honingsoort moet dan ook afzonderlijk worden vastgesteld welke stoffen verantwoordelijkheid zijn voor de antimicrobiële werking.

Defensine uit afweersysteem van bijen

Voor zijn onderzoek koos dr. Kwakman voor een medicinale honing waar in Wageningen medische toepassingen mee gerealiseerd worden. Het voordeel is dat deze honing onder gestandaardiseerde condities wordt geproduceerd. Uit welke bloem of bloemen de honing kwam, wist de onderzoeker niet, maar op het moment van zijn analyses vond hij dat niet belangrijk. Eerst moest hij bepalen welke ziekteverwekkers hij ermee te lijf zou gaan.

Bacteriesoorten verschillen namelijk in hun gevoeligheid voor honing, reden waarom de Nederlandse wetenschapper het goedje onder andere testte op de soorten Bacillus subtilis, een veroorzaker van voedselvergiftiging, Staphyllococcus aureus, de ziekenhuisbacterie methicilline resistente Staphyllococcus aureus, beter bekend als MRSA, Escherichia coli, die voorkomt in de darmen, maar ook infecties kan veroorzaken en Pseudomonas aeruginos, ook al een gevreesde ziekenhuisbacterie.

Zijn onderzoeksaanpak laat zich eigenlijk raden: hij schakelde stapsgewijs al gekende antibacteriële factoren in honing uit. Eerst kwam waterstofperoxide aan de beurt. Dat maakte hij onschadelijk met katalase. Ook was bekend dat de stof methylglyoxaal werkzaam zou zijn in sommige honingsoorten, zoals in de al genoemde Manuka-honing. Dr. Kwakman vond een enzym dat die stof in honing neutraliseert. Maar ook daarna bleek de honing behoorlijk actief, vooral tegen B. subtilis.

Uiteindelijk kwamen dr. Kwakman en zijn collega’s, na veel delen en testen, uit bij een klein positief geladen eiwit dat antibacteriële eigenschappen bezat. Ze konden het uit de honing extraheren en via massaspectrometrie ook identificeren. Het ging om het eiwit defensin dat behoort tot de familie van de antimicrobiële cRNA-peptiden (abaecin, defensin, apidaecin, en hymenoptaecin) die bij de Westerse honingbij worden aangetroffen, zij het in minder mate dan bij de Aziatische Apis cerana. Ook bij gezonde mensen staan lichaamseigen defensinen het immuunsysteem bij om bacteriën te bestrijden.

Nadat de onderzoekers ook de werking van het gevonden eiwit, dat ze ‘Bee defensin-1’ noemden, uitschakelden, bleef er nog enige antibacteriële activiteit over. Die was toe te schrijven aan de zuurgraad van honing. Toen ook die werd opgeheven, hield honing niet meer bacteriebestrijdende werking over dan een gewone suikeroplossing.

De resultaten van het Nederlands onderzoek waren te lezen in het juninummer van het AMC Magazine en ook op het Internet wordt er ruim aandacht aan besteed.

Toekomst

Het onderzoek van dr. Kwakman vormt een verdere forse stap naar een betere kennis van de antibacteriële eigenschappen van honing. Het werk moet voor elke soort honing worden herhaald om te kijken welke stofjes in specifieke honingsoorten verantwoordelijk zijn voor de antibacteriële werking.

Dr. Kwakman keek ook al naar Manuka-honing, afkomstig uit Nieuw-Zeeland, die de bijen oogsten op de bezemtheestruik (Leptospermum scoparium). Die wordt ook als medicinale honing verkocht, maar wordt niet onder gecontroleerde condities verzameld. In het onderzochte staal ontbrak Bee defensin-1 echter helemaal. Andere onbekende componenten dragen hier dus bij aan de geneeskrachtige werking van deze honing. Er is nog veel werk te doen!

De verwachting is dat uit honing stoffen kunnen worden gewonnen die bruikbaar zijn als antibioticum. Meer en meer bacteriën hebben een resistentie opgebouwd tegen de bestaande antibiotica. Maar de onderzoeker van het AMC denkt dat de mogelijkheden van het gebruik van complete honing beperkt zullen blijven tot een toepassing op de huid. De reden voor die stelling is dat de werkzame eiwitten in honing in het menselijk lichaam snel afbreken en dus helpt het niet om honing te eten om een infectie te overwinnen.

Dr. Kwakman doet momenteel onderzoek bij patiënten op de Intensive Care die vaak katheters hebben, waarvoor ze moeten worden geprikt. Dat verhoogt de kans op infectie. Een deel van de patiënten krijgt nu een standaardbehandeling, bij het andere deel wordt wat honing rond de katheter gesmeerd. De resultaten van dit onderzoek zullen vermoedelijk het komend najaar beschikbaar worden.

Referenties

• ‘Medicinale werking van honing ontrafeld’, AMC Magazine, juni 2010.

• ‘The alpha and beta defensin copy number variation: characterization and association with epithelial barrier diseases’, Hilde Nuytten, Doctoraatsverdediging KU Leuven.

• ‘Antimicrobial peptide evolution in the Asiatic honeybee Apis cerana’, Peng Xu, Min Shi, Xue-Xin Chen. PLoS ONE 4(1): e4239. doi:10.1371/ journal. pone.0004239.

• ‘Honing ontleed’, Marc van den Broek, Plantaardigheden.