Bron: Maandblad van de Vlaamse
Imkersbond

Jaargang: 92
Jaar: 2006
Maand: Mei
Auteurs: Prof. dr. Karsten Munstedt
en dr. Daniel Winter

DIABETES EN HONING

Mogen suikerzieken honing eten? Vaak krijgen we die vraag voorgeschoteld. Is honing voor diabetici minder schadelijk dan huishoudsuiker?

Als imker zijn we niet bevoegd om medische adviezen te geven. Uiteraard kunnen medici dat wel. Onlangs ontdekten we in een bekend Duits imkertijdschrift een bijdrage over dat onderwerp van prof. dr. K. Munstedt en de diabeteloog dr. D. Winter.

Van de eerstgenoemde brachten we in een vorig nummer een bijdrage over de waarde van honing als medicijn.

Suikerziekte ofte Diabetes mellitus is een veel voorkomende kwaal. In Duitsland lijden zowat 5,7 miljoen mensen aan deze ziekte. Dat komt overeen met ca. 7 % van de totale bevolking (voor België zou dat dus neerkomen op ca. 700.000 gevallen).

Alle statistieken wijzen daarenboven op een stijgende tendens die zich in de komende jaren nog zal doorzetten. Omdat we menen dat deze kwestie ook velen van onze lezers zou interesseren, vroegen we aan de auteurs de toelating om deze teksten in vertaling over te nemen.

Met hun instemming en die van de uitgever, waarvoor onze dank, volgt hierna de vertaalde weergave van het artikel:melli ‘Diabetes tus und honig’ zoals het verschenen is in Die Biene van januari 2006. De beide artsen zijn verbonden aan de universiteitklinieken van Giessen en Marburg in Duitsland.

Aloïs Schotanus

Al 3500 jaar bekend

De oudst bekende vermelding van de symptomen van diabetes vinden we op de Egyptische papyrusrollen van 1550 jaar vóór onze tijdrekening. In deze teksten staan voorschriften opgetekend voor de behandeling van symptomen die indirect naar diabetes verwijzen, zoals voor:

10_1

 

• vaak voorkomende urinelozingen (polyurie);

• monddroogheid, sterke dorst (polydipsie);

• geringe appetijt en gewichtver­lies – aanvallen van geeuwhon­ger (vooral bij het begin van de ziekte);

• neerslachtigheid, vermoeidheid, futloosheid;

• nachtelijke kuitkrampen.

De Oudindische heelkunde gaf aan deze symptomen de verzamelnaam van: ‘honingzoete doorloop’. In het Latijn heet het dan Diabetes mellitus.

Ook in de hedendaagse geneeskunde is de ziekte onder deze wetenschappelijke naam bekend. Men onderscheidt in hoofdzaak twee varianten van de ziekte. maaggalblaas maag lever 1 pancreas Ligging van de pancreas.

Twee ziektetypes

Diabetes mellitus type 1 wordt gekenmerkt door een volkomen ontbreken van het insulinehor­moon.

De oorzaak daarvoor ligt in de verstoring of de afbraak van de insulineproducerende cellen in de pancreas (alvleesklier) door antilichamen.

Deze variant van de ziekte begint meestal al in de kinderjaren of iets later op de pre-adolescentieleeftijd. Wanneer het om dergelijke patiënten gaat die inmiddels ouder geworden zijn dan 25 jaar, spreekt men van een LADA-diabetes (= Latent Auto-immune Diabetes of Adults).

Diabetes mellitus type 2: bij deze vorm van de ziekte bestaat een verminderde gevoeligheid van de lichaamcellen voor insuline of een verminderde productie van insuline als gevolg van een ‘uitputting’ van de insulineproducerende cellen.

Diabetes type 2 is ook bekend als ouderdomdiabetes, omdat de ziekte meestal eerst op volwassen leeftijd begint. Maar de variant komt ook voor bij jongeren die aan sterk overgewicht lijden. Meer dan 90 % van de diabetici lijden aan het diabetes type 2.

Bovendien bestaat het gefundeerde vermoeden dat er nog zo’n 40 à 50 % suikerzieken zijn die van zichzelf (nog) niet weten dat ze aan de kwaal lijden.

Het werkelijke aantal diabetici in Duitsland moet dan rond de 7 à 8 miljoen schommelen. Dat betekent dat elke tiende inwoner door de kwaal getroffen is (naar de Belgische situatie omgerekend, komt men dan op 1 miljoen patiënten).

Eerder zeldzame vormen van Diabetes mellitus zijn het gevolg van andere ziekten – bijv. aandoeningen van de pancreas of als neveneffect van jarenlange inname van medicijnen – zoals bijv. cortisone – en de zwangerschapdiabetes.

Verschillende behandelingen

De behandeling hangt af van de aard van de suikerziekte. De basis van elke therapie is het dieet.

Bij Diabetes mellitus type 1 is het noodzakelijk bovendien extra insuline bij te geven, omdat precies een tekort aan eigen insulineproductie aan de basis van de ziekte ligt.

Bij Diabetes mellitus type 2 staat ook de aanpassing van de eetgewoonten op de voorgrond, aangevuld met regelmatige lichaambeweging en het op peil houden van het juiste lichaamgewicht.

Omdat bij dit type de pancreas nog insuline produceert, is het aanbevolen om meerdere kleine maaltijden op een dag te nemen. Daardoor slaagt men er in, om een sterke aanvoer van suikers in de bloedbaan – zoals dat bij een grote, zware maaltijd het geval is – te verhinderen.

De restproductie van insuline kan in die omstandigheden voldoende zijn om de normale waarden van de bloedsuikerspiegel te bereiken. Een wat opgevoerde lichaambeweging zorgt voor een betere opname van de suikers in de lichaamcellen, zodat uiteindelijk een betere aanwending van de voedingstoffen tot stand komt.

Eerst wanneer deze maatregelen niet voldoende blijken, zou men medicamenten (tabletten) mogen aanwenden om de bloedsuikerspiegel te normaliseren en/of insuline-injecties te mogen toedienen. Bij slechte bloedsuikerwaarden kunnen inderdaad andere kwalen als neveneffecten optreden, zoals o.m.:

10_2

• verslechtering van het zichtvermogen (retinopathie);

• zenuwbeschadiging met gevoelloosheid in de benen (polyneuropathie);

• verslechtering van de nierfuncties (nephropatie);

• en tenslotte ook veranderingen in de elasticiteit van het vatenstelsel, wat tot aderverkalking leidt met een te hoge bloeddruk en hartinfarct als mogelijke gevolgen.

Het echte probleem bij diabetes, ligt bij de gevolgziekten, veroorzaakt door de slechte bloedsuikerspiegel. Deze gevolgziekten worden meestal pas na enige jaren merkbaar.

Vaak echter wordt diabetes van het type 2, maar via die gevolgziekten ontdekt. Het doel van elke behandeling is een juiste instelling t.a.v. suiker en de controle erop.

De gemiddelde bloedsuikerwaarden zouden moeten overeenstemmen met die van een gezonde persoon. Omvangrijke studies hebben aangetoond dat een goede controle van de suikerziekte het risico op diabetische schade op latere leeftijd, aanmerkelijk kan beperken en zelfs totaal verhinderen en dat ook voor deze patiënten een normale kwaliteitvolle levensverwachting mogelijk is.

Eten en drinken zijn essentiële basisbehoeften die in hoge mate onze levenskwaliteit beïnvloeden. Beperkingen door dieetvoorschriften voeren echter tot onvoldaanheid en ontevredenheid zodat de suikerzieke patiënt allicht geneigd is om een keer… of vaker dan goed voor hem is, de voorschriften naast zich neer te leggen.

Omdat een onmiddellijke ‘afstraffing’ – zoals bijv. bij overdreven alcoholgebruik – uitblijft, worden De consequenties van een aanhoudende hoge bloedsuikerspiegel door vele diabetici onderschat.

Alternatief voor suiker?

Uit een rondvraag blijkt dat vele suikerzieken het moeilijk hebben om zoetigheden te mijden. Voor wat het gebruik van honing door diabetici betreft, bestaan er zowel in grote lagen van de bevolking als in het milieu van de medici, aanzienlijke meningverschillen.

In lekenkringen wordt over het algemeen aangenomen dat honing geen of slechts een zeer geringe invloed uitoefent op de bloedsuiker.

Daar honing in hoofdzaak uit de eenvoudige suikers glucose en fructose bestaat (ca. 75 g op 100 g honing), wordt door diabetologen verondersteld dat honing zich gedraagt als een geconcentreerde suikeroplossing die omwille van zijn snelle opname in de bloedbaan, op de kortste tijd, hoge en daarmee ook schadelijke bloedsuikerpieken veroorzaakt, waarop een diabetesziek lichaam niet kan reageren.

Daarom verdedigen de diabetotogen eerder koolhydraten die uit meervoudige suikers bestaan en in lange moleculenketens gerangschikt zijn.

Omdat deze langketenkoolhydraten eerst in eenvoudige suikers moeten opgesplitst worden, vooraleer het lichaam ze kan opnemen, veronderstelt men dat ze leiden tot een eerder vlakke bloedsuikercurve en daardoor beter geschikt zijn voor diabetici.

In hoeverre deze veronderstelling inderdaad ook opgaat, wordt nog steeds in lopende studies onderzocht.

Recent onderzoek

10_3

De nieuwste gegevens pleiten voor honing. Een studie onderzocht de veranderingen van de bloedsuikerspiegel na opname van telkens 25 g koolhydraten onder verschillende vormen.

De resultaten zijn in fig.1 weergegeven. Zij tonen aan dat na een inname van honing de bloedsuikerspiegel minder sterk oploopt dan na een inname van appelen, brood of rijst. Alleen worteltjes veroorzaken een nog geringere verhoging van de bloedsuikerspiegel.

Ook bij andere onderzoekers werden gelijkaardige vaststellingen gedaan.

Sommigen vonden geen wezenlijk onderscheid betreffende de bloedsuikerspiegel tussen honing, gewone huishoudsuiker en brood.

Anderen vonden in vergelijking met saccharose (20 g) en glucose (26 g) significante voordelen voor honing (26 g). Maar ook bij het aanreiken van grotere hoeveelheden van koolhydraten (75 g) kwam honing beter uit de test dan glucose en fructose.

Al deze gegevens die dateren van na 1990 bevestigen in feite de onderzoekresultaten uit de jaren vijftig. Toen al kwam vast te staan dat kleine hoeveelheden honing een gunstiger effect uitoefenden op de bloedsuikerspiegel dan gewone huishoudsuiker.

Invloed op cholesterol

Ook andere onderzoeken uit de jongste jaren bevestigen de positieve invloed van honing.

Zo leidt honing, onmiddellijk na de inname, tot een geringere verhoging van de bloedsuiker­spiegel dan druivensuiker alsook tot een geringere verhoging van de plasma-insulinespiegel, wat betekent dat de pancreas minder sterk belast wordt door honing (zie fig. 2 en 3, ).

In samenhang met deze onderzoeken kwam tot uiting dat patiënten met een hoge cholesterolspiegel, na een 16-dagenkuur met honing tot een verlaging met 8 % van de schadelijke LDL-cholesterol‑waarden kwamen.

Samenvattend

Van uit zuiver chemisch standpunt gezien, is honing een oververzadigde oplossing van enkelvoudige suikers. 

10_5

10_4

Vergelijkbare hoeveelheden van chemisch zuiver eenvoudige suikers leiden echter tot een veel snellere verhoging van de bloedsuikerspiegel bij diabetici en belasten daardoor in grotere mate de restfunctie van de pancreas, waardoor ondersteuning met extra insulinemedicatie noodzakelijk wordt.

Daardoor zijn deze suikers niet geschikt voor diabetici.

Op niet nader bekende gronden beïnvloedt honing de bloedsuikerspiegel in veruit mindere mate.

Dat hebben verscheidene onderzoeken overeenstemmend aangetoond.

De actuele voedingsvoorschriften stellen ook voor diabetici een normaal aandeel van koolhydraten in hun dagelijks voedsel voorop. Daarenboven zien suikerzieken niet graag af van zoetstof.

Daarom is honing beter geschikt – ook omwille van zijn grotere zoetkracht – voor het zoeten van gerechten dan gewone huishoudsuiker en dus ook meer gepast voor diabetici.

Natuurlijk moet de genuttigde hoeveelheid honing mee verrekend worden in de totale hoeveelheid ingenomen koolhydraten. Jammer genoeg heeft de wetenschap tot nog toe niet de beste honing voor diabetici geïdentificeerd.

Precies omdat de talloze honingsoorten zo verschillend zijn in hun suikersamenstelling, is verder onderzoek in deze materie meer dan noodzakelijk.

Pas dan zouden gedetailleerde aanwijzingen voor het gebruik van honing bij suikerzieken mogelijk worden.

 

De lijst met de wetenschappelijke referenties kan bij de redactie opgevraagd worden.

Illustraties:

• Stichting Voorlichting Stamcellen: ‘Ligging van de pancreas’ en ‘Hoe insuline wordt gemaakt’
(www.stamcel. org).

• Die Biene: Figuren 1, 2 en 3.