OOGSTEN VAN HONING

1. HONINGRAMEN AFNEMEN

In onze streken gaat de imker gewoonlijk tweemaal per jaar oogsten.
De eerste maal op het einde van de lentedracht, eind mei, en een tweede maal na de zomerdracht, begin augustus, als de zomer over zijn hoogtepunt is.
Voor we de honing oogsten, moeten we er ons eerst van vergewissen dat de honing rijp is, d.w.z. dat het vochtgehalte niet hoger ligt dan 20%, ideaal is 16-17%. Wanneer honingramen voor ¾ verzegeld zijn, mogen we aannemen dat de honing voldoende rijp is. Bij twijfel doen we de stootproef: we kloppen krachtig op de bovenlat van de honingramen, als de honing er niet uit “regent”, is hij voldoende ingedikt en mag hij

geslingerd worden. Met een refractometer kunnen we heel nauwkeurig het vochtgehalte van de honing meten. Dit is echter een duur instrument en voor de beginnende en kleine imker niet echt noodzakelijk.

Een vooruitziende imker heeft in het voorjaar bij het plaatsen van de honingzolder een moerrooster gelegd zodat er zeker geen broed in de honingzolder zit. We nemen nooit honingramen weg waarin broed aanwezig is. We mogen de bijen niet leeg roven.

Daags voor je gaat slingeren plaats je een bijenuitlaat of bijendrijver. Dit is een toestelletje dat je in een plank monteert en onder de honingzolder legt. De bijen kunnen langs de bijenuitlaat naar het broednest, maar ze kunnen niet meer terug. Op de markt zijn er verschillende modellen. Eén dag nadat je de bijenuitlaat geplaatst hebt, is de honingzolder bijenvrij. Je kunt zo de honingzolder wegnemen zonder de bijen en de buren te storen.

Als je zonder bijenuitlaat werkt, moet je één voor één de ramen wegnemen en alle bijen afkloppen en afvegen. Zorg er wel voor dat je dezelfde bijen geen meerdere keren na elkaar afklopt. Sla ze bijvoorbeeld in een emmer en giet ze dan terug in de kast. Of beter nog, zet de honingzolder met de bijen erin opzij en plaats een lege romp op de broedkamers. Nu kun je alle bijen van de honingramen erin kloppen. De bijen zullen onmiddellijk de ramen van hun nieuwe honingzolder bezetten of naar de broedkamer trekken.
Als de honingramen bijenvrij zijn, plaats je die in een afgedekte bak zodat er geen bijen meer bij kunnen.
Honing afnemen op deze manier blijft een delicate operatie. Werk vlug, zachtaardig en efficiënt. Op dergelijke momenten kunnen de bijen razend worden en dan zijn de gevolgen niet te overzien.

Nog dezelfde avond, nadat de ramen geslingerd zijn, geef je de honingzolder terug. Na de zomeroogst hoef je de uitgeslingerde ramen niet meer terug te geven. Je stapelt de rompen met de natte, uitgeslingerde ramen op elkaar. Je moet er wel voor zorgen dat alles goed afgesloten is zodat er geen bijen en wasmotten bij kunnen. Na de winter kun je deze ramen opnieuw gebruiken, de bijen zullen ze gretig bezetten.
Je kunt ook de romp met de pas geslingerde ramen boven een bijenvolk plaatsen om ze te laten droog likken. Zorg er wel voor dat de toegang heel klein is, anders zouden de bijen er wel eens nieuwe honing in kunnen deponeren. Na een paar dagen plaats je een bijendrijver en neem je de droge honingkamer weg.

2. HET SLINGEREN VAN HONING

Nadat we de honingramen afgenomen hebben, slingeren we bij voorkeur dezelfde dag nog. Warme honing is vloeibaarder en slingert gemakkelijker en door direct te slingeren loop je niet het gevaar dat de honing vocht aantrekt (honing is hygroscopisch).
Het slingerlokaal moet bijenvrij zijn, voldoende warm (25°C) en droog, vrij van geuren en hygiënisch net.

Eerst gaan we de honingraten ontzegelen. We plaatsen het raam op een ontzegelstelling en met een ontzegelvork of -mes halen we de wasdekseltjes weg van de honingcellen. We ontzegelen de ramen langs beide kanten, de ontzegelwas valt in de bak. Deze ontzegelwas kunnen we dan later door de bijen laten drooglikken in een voederbak.

De ontzegelde ramen plaatsen we nu in een zuivere honingslinger, gemaakt in inox. We plaatsen de ramen zo dat bij het draaien de onderlat voorgaat zodat ze grondig uitgeslingerd worden. Gedurende het slingeren moet de slinger dicht zijn om geen vocht uit de lucht aan te trekken. Eerst draaien we langzaam om de raat niet te breken door het honinggewicht van de achterkant. We slingeren de eerste zijde half uit en dan draaien we de ramen en slingeren nu deze zijde volledig uit. Daarna draaien we de ramen opnieuw om de eerste zijde volledig uit te slingeren.

Na het slingeren wordt de honing afgetapt door een grove en fijne zeef om de honing te zuiveren van wasdeeltjes en onzuiverheden. Sommige imkers gebruiken een neteldoek in plaats van een zeef. Zeven worden met koud water uitgewassen om te voorkomen dat de wasresten gaan smelten en de mazen verstoppen.

Heidehoning bezit de eigenschap van thixotropie. Dit betekent dat de honing vast in de cellen zit. Daarom moeten we na het ontzegelen de heidehoning eerst losmaken alvorens te slingeren. Daartoe gebruiken we een ontzegelwals of een honingstempel. Het losmaken van de honing gaat gemakkelijker als we het apparaat vooraf opwarmen. Heidehoning moeten we ook langer en intensiever slingeren en het zeven verloopt ook niet zo gemakkelijk.

3. HET KLAREN EN KRISTALLISATIE VAN HONING

Klaren van honing
De geslingerde honing wordt opgevangen in een roestvrije (inox) honingrijper of een grote plastic emmer, geschikt voor voedingsmiddelen, bij voorkeur met een luchtdicht sluitend deksel. We laten de honing enkele dagen in de rijper staan, goed afgesloten in een warme ruimte. Er zal een schuimlaag op de honing komen, dat zijn luchtblaasjes met microscopische onzuiverheden. Met een pannenlikker of schuimspaan schuimen we af, desnoods verscheidene keren. Het schuim kan in een voederbakje teruggegeven worden aan de bijen.

Kristallisatie of rijpen van honing


Na een viertal dagen is de honing afgeschuimd en plaatsen we hem in een koele droge plaats (14 °C) zodat hij kan kristalliseren. We zorgen er wel voor dat hij netjes afgedekt blijft.
De druivensuiker (glucose) in de honing zal eerst kristalliseren in grove kristallen en zakt naar de bodem, terwijl de vloeibare fijne kristallen van de vruchtensuiker (fructose) naar boven stijgen. We moeten deze druiven- en vruchtensuikers goed mengen en gaan daarom de honing tweemaal daags gedurende een vijftal minuten goed roeren in alle richtingen, zonder er lucht in te mengen. De kristallen die zich het eerst op de bodem en aan de wanden gaan vormen (daar is de temperatuur het laagst), worden door het roeren verdeeld over de gehele inhoud. Zo bekomen we een mooie gelijkmatige kristallisatie. We kunnen roeren met een grote houten lepel of een honingstamper in aluminium. In de handel zijn er ook roerstaven te verkrijgen om op de boormachine te monteren. De boormachine moet wel op een laag toerental draaien, anders maken we er een schuimig boeltje van. Professionele imkers gebruiken (dure) roermachines.

Enten van honing
Voorjaarshoning en in het bijzonder koolzaadhoning kristalliseert vlug, vaak in één week tijd. Zomerhoning heeft gewoonlijk veel meer tijd nodig om voldoende rijp te worden. Het kristallisatieproces kan men inkorten door de honing te enten. We mengen de verse honing met honing die al een fijne gekristalliseerde structuur heeft. Hiervoor nemen we enkele honingpotten van een vroegere oogst. We hebben 5 à 10% enthoning nodig. We gaan deze vloeibaar maken door lichtjes op te warmen, zeker niet hoger dan 40 °C, om te voorkomen dat enzymen en aromastoffen zouden verloren gaan. Honing kunnen we opwarmen in de magnetron, maar dat zou de kwaliteit ernstig schaden, beter is een warmwaterbad ‘au bain-marie’. We gieten de vloeibaar gemaakte enthoning in onze rijper met honing en roeren die goed door elkaar.

4. HET INPOTTEN VAN HONING

Honingbokalen vullen
Wanneer de honing in de rijper bleker wordt van kleur en je tijdens het roeren strepen trekt in de stugge massa, is de honing rijp om in te potten.
Gebruik nette glazen potten die uitsluitend voor honing bestemd zijn. We wassen de potten goed af en laten ze opdrogen. Een vaatwasmachine is nog gemakkelijker.
Om de potten te vullen plaatsen we de honingrijper op ooghoogte, vb. op een tafel, zodat je gemakkelijk kunt werken. Zorg ervoor dat tijdens het vullen de honing geen lucht en vocht kan opnemen. Houd daarvoor de potten zo dicht mogelijk onder de snijkraan en lichtjes schuin, zoals je een glas bier tapt. Vul de pot voldoende, maar ook niet te vol, anders gaat de honing aan het deksel kleven. Pot gevuld, deksel erop en eventueel een etiket erop.

Uittreksel uit “Bijenhouden in de 21ste eeuw” door Dirk Desmadryl