Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 93
Jaar: 2007
Maand: maart
Auteurs: Roger Depuydt
DE 20/30 MINUTENMETHODE – DEEL 1
Vandaag stel ik u een nieuwe bedrijfsmethode voor met, toegegeven, een wat onhandige naam. Het klinkt beloftevol dat twintig of dertig minuten per jaar kunnen volstaan om een volk optimaal te laten renderen.
Varroabestrijding en inwintering zijn daar echter niet inbegrepen. En nieuw is ook relatief want sinds 1997 testen bijna zeshonderd imkers samen met mij ze uit in vijftien landen. Elk jaar volgt er een grondige evaluatie en bijsturing met de medewerking van o.a. het bijenteeltinstituut aan de universiteit van Stuttgart. De man achter het hele project is de Zwitser Rudolf von Schumacher.
De werkwijze is in de eerste plaats bestemd voor kasten met gelijke broedrompen, genre simplex e.a. In dit eerste deel stel ik u de grote lijnen van de methode voor, in het tweede deel zal ik het hebben over de kritische punten en de resultaten.
Veldproef
Hoe veel tijd besteedt een imker jaarlijks aan één volk? De cijfers die daarover de pers haalden liggen nogal uit elkaar. We lezen anderhalf uur in het Aligemeine Deutsche Imkerszeitschrift tot 10 uur in Bienenzucht als Erwerb. Dan ligt de lat wel erg hoog in de methode die ik u vandaag voorstel: twintig of dertig minuten slechts, al naargelang de gekozen variante, per volk per jaar, moeten volstaan én de opbrengst moet hoger liggen dan bij de klassieke bedrijfsmethodes. Dat is nog niet alles! von Schumacher vat de oogmerken van zijn methode-inontwikkeling als volgt samen:
• maximalisering van de opbrengst, niet per volk (intensieve bedrijfswijze), maar per arbeidsuur (extensieve bedrijfswijze);
• eenvoud: enkel bewerkingen met hele rompen; vrijwel geen ingrepen op individuele ramen;
• geen ‘gedoe’ met kasten op en naar de stand met uitzondering van de honinghoogsels en de rompen voor de broedafleggers;
• naargelang de gekozen variante maximaal 20 of 30 minuten werk per jaar aan een volk (varroabestrijding en inwintering niet meegerekend) met een hogere opbrengst als bij de gebruikelijke bedrijfsmethoden;
• systematische vervanging van de raat en koninginnen zonder drastische ingrepen in de volken. De koningin moet nooit opgezocht worden.
Hoe het werkt
De methode bestaat uit vier of zes stappen, al naar gelang de imker opteert voor de 20 – of de 30 minuten methode:
• stap 1: omzetten broedrompen;
• stap 2: omzetten broedrompen;
• stap 3: omzetten broedrompen;
• stap 4: slingeren lenteoogst en zwermverhindering;
• stap 5: slingeren zomeroogst en uitbreiden vlieger;
• stap 6: volken verenigen
Bij de 20 minutenmethode vallen stappen één en zes weg, zoals nevenstaand schema laat zien. Dat schema geeft ook de ouderdom van de wasraat en, eventueel, die van de koningin weer, als deze laatste aanwezig is. Dat gaat als volgt:
Volgorde stappen
De methode start een beetje controversieel met stap 6 bij het begin van het imkers seizoen in het najaar, na de eerste koude.
Stap 6: na de eerste koudeprik
Bij de eerste koude zonder vlucht in het najaar:
• twee volken op elkaar plaatsten,gescheiden door een bijendicht gaas;
• het volk met de nieuwste raten en de jongste koningin moet boven staan;
• ieder volk moet een eigen vlieg‑gat hebben. Gedurende de eerste twee jaren van de veldproef werden de volken onmiddellijk na de inwintering boven elkaar geplaatst, maar dat gaf aanleiding tot roverij.
Daarom besliste de testverantwoordelijke von Schumacher om de eerste koude periode af te wachten.
De bijenliteratuur bevat veel aanbevelingen om de bijen tijdens een koude periode met rust te laten, maar geen enkel volk heeft daar tijdens de testperiode bij ons ooit schade door geleden.
Bovendien heeft het roven zich niet meer herhaald.
Stap 1: bij de reinigingsvlucht
Deze stap wordt uitgevoerd na de eerste reinigingsvlucht. Intussen zijn we in een nieuw jaar aanbeland en verandert de leeftijd van de koningin en de was. In de schema’s worden de witte rompen Lichtgrijs en de lichtgrijze donkergrijs. Dit moet er gebeuren:
• de rompen van het in het najaar ontstane dubbelvolk omwisselen;
• het bijendichte gaas vervangen door een moerrooster;
• daarbij de voorjaarscontrole uivoeren;
• het vlieggat van romp 3 openen, alle andere sluiten.
Stap 2: tien dagen lentedracht
Handelingen:
• omwisselen van de rompen;
• wegnemen van de moerrooster;
• openen van het bovenste vlieggat;
• sluiten van het onderste vlieggat
• inbreng van twee bouwramen in het midden van romp 1 met een uitgebouwd raam ertussen
• normaal overleeft de beste moer (=de jongste).
Door het verwijderen van de moerrooster bij het omwisselen van de rompen worden de twee volken in feite verenigd. Deze stap is met het oog op stap 3 van groot belang. Om het succes van stap 3 te waarborgen is het nodig dat de koningin tussen stap 2 en stap 3 haar broednest aanlegt in de rompen 1 en 2, want rompen 3 en 4 worden in stap 3 honingzolders.
De ervaring leerde dat het sluiten van het vlieggat onderaan en het openen van het boorgat in romp 1 ertoe bijdroeg om de koningin naar deze romp te lokken. Het aanbrengen van de waswafels en de lege raat verhogen nog die kans. Ook rook blazen in het onderste vlieggat helpt om de koningin naar boven te krijgen. Toch is succes niet verzekerd, maar meer daarover in deel 2.
Stap 3 : begin van de lentedracht
Handleidingen
• rompen omwisselen zodat ze terug staan zoals aan het einde van stap 1;
• moerrooster leggen tussen rompen 2 en 3;
• het onderste vlieggat opnieuw openen;
• de bovenste rompen worden honingzolders;
• Boorgat in romp 4 openen om darren een uitgang te bieden.Boorgat onderste romp naar achter en gesloten.
Mogelijk probleem: beide koninginnen overleven of de moer zit toch in de honingrompen.
Als beide koninginnen overleven wordt de moerrooster terug verwijderd omdat we mogen aannemen dat door de te verwachten erg hoge honingopbrengst van een volk met twee koninginnen het volk het broednest naar beneden zal drukken.
Als er slechts één moer de concurentieslag overleefde maar in de honinghoogsels zit, worden de rompen opnieuw omgezet naar de begintoestand van stap3.
Stap 4: slingeren en zwermverhindering
Handelingen uit te voeren op alle volken als er bij één zwermverschijnselen zichtbaar worden, bij goed vliegweer:• een vlieger maken;
• op de plaats waar het volk stond, komt er een lege romp (op een bodem met vliegplank en vlieggat);
• in het midden komen er twee raten met open broed zonder moer;
• aanvullen met waswafels, geen voedselraten geven;
• de in het hoofdvolk weggenomen raten vervangen door wafels;
• alle vlieggaten van volk C sluiten, uitgezonderd het boorgat aan de achterkant van de onderste romp;
• alle vliegbijen komen in de vlieger terecht: de zwermdrift is gebroken;
• in de vlieger kan men een moer laten geboren worden of een edelmoer inbrengen;
• romp 4 van volk C slingeren, eventueel restsuiker uitsnijden, daarna de raten smelten.
Tijdens de testjaren is gebleken dat een aflegger als middel om zwermen te voorkomen niet perfect is. Ook daar kom ik in deel 2 op terug.
Stap 5: laatste oogst, uitbreiding vlieger met romp 6
Voor het testen van de waarde van de voorgestelde bedrijfsmethode is deze stap niet echt van belang. Het komt er uitsluitend op aan om de situatie te creëren die stap 6 mogelijk maakt.
Uiteraard is het noodzakelijk de laatste oogst tijdig af te sluiten en de varroa onmiddellijk te bestrijden.
Daarom wil ik nog even doorgaan op het aspect moervernieuwing dat met stap 4 wordt ingeleid. Als we de bijen laten betijen, zullen ze redcellen aantrekken en zal daaruit een nieuwe koningin geboren worden. Dat is geen goede oplossing. Beter is:
• tussen de vijfde en de tiende dag alle redcellen breken en een nieuwe, bevruchte of onbevruchte moer invoeren, in een gewoon invoerkooitje met suikerdeegstop.
• bij een overlarver twee aangezogen larfjes bestellen (twee per vlieger) en deze aanbrengen op de raat van de vlieger.
Extra informatie
De boorgaten hebben een diameter van 19 tot 24 mm. Andere voordelen zijn bijv.:
• de geoogste honing is over het algemeen droger;
• het waaieren door de haalbijen aan het vlieggat valt bijna volledig weg, dat geeft een zekere energiebesparing en er zijn meer haalbijen actief;
• minder beschimmelde raten in de winter.
Epiloog
In ons aprilnummer zal ik het hebben over de kritieke punten van de methode en u verneemt ook meer over de omstandigheden waarin deze veldproef zich afspeelt.
De volledige powerpoint presentatie kunt u bij mij verkrijgen: depuydt.roger@skynet.be.