Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 89
Jaar: 2003
Maand: Januari
Auteurs: L. Eerselmans
HOE BEPERKEN WE HET VERVLIEGEN VAN ONZE BIJEN
De veronderstelling dat bijen zien, zoals wij dat doen, is niet juist. Ze is de oorzaak van onze verkeerde opvattingen inzake de opstelling en de herkenning door de bijen van hun kasten op onze standen. Zich vergissende en vervliegende bijen zijn er het gevolg van. Kunnen we dat voorkomen of verhelpen?
Vervliegen heeft vervelende gevolgen
In de natuur komt het niet voor dat bijenvolken hun behuizing vlak bij elkaar kiezen, netjes op een rij, zij aan zij, zoals ze in onze bijenhal opgesteld staan. Massaal vervliegen is dan ook een typisch uitvloeisel van de wijze waarop mensen bijen houden. Het verschijnsel doet zich des te intenser voor naarmate de opstelling van de kasten eenvormiger is en de herkenning van hun nest voor de bijen moeilijker wordt. Concreet heeft het vervliegen een aantal vervelende gevolgen die we in vier rubrieken kunnen onderbrengen.
1. Verlies van koninginnen
K. von Frisch citeert het voorbeeld van de monniken van de abdij van St.-Odile in Beieren, die zestien van 21 koninginnen verloren op hun terugkeer van de bruidsvlucht. Nadat de paringskastjes in een bijenvriendelijk kleurtje werden gezet en verschillend werden georiënteerd, bedroeg het verlies nog slechts drie op 42.
2. Verlies van bijen
Kasten die op de uiteinden van een aaneengesloten rij staan opgesteld, zullen de meeste vervliegers aantrekken. In het voorjaar lokken sterk voorspelende volken veel werksters uit het naaste buurvolk, mee naar binnen. Dit laatste kan hierdoor ernstig verzwakken, doordat het broednest niet meer op temperatuur kan gehouden worden, precies op het ogenblik van het jaar dat daartoe de grootste behoefte bestaat.
De schermutselingen op de vliegplank tussen de wachtdienst en de zich van domicilie vergissende bijen, maken de volken zenuwachtig en moeilijk handelbaar. Roverij wordt erdoor in de hand gewerkt.
3. Vergissingen in het selectiewerk
De honingopbrengst is toch nog altijd een belangrijk beoordelingselement in het selectiewerk. Dit gegeven kan gemakkelijk vervalst worden doordat vervliegende haalbijen de resultaten van hun noeste arbeid in het verkeerde volk deponeren. Het risico is dus niet denkbeeldig dat een koningin prestaties worden toegedicht die ze niet heeft geleverd, maar waarvoor ze wel zal gehonoreerd worden, doordat men ze gaat aantrekken voor de nateelt.
4. Infectie of herinfectie door ziektes
Onderzoek heeft al bij herhaling aangetoond dat de varroamijt zich niet enkel verspreid door de zwermacte van de bijen en door de vrije toegang die de darren hebben tot alle volken, maar ook door vervliegende werksters.
Vooral de herinfectie van een volk in het najaar nadat het quasi varroavrij was gemaakt na de zomeroogst is meestal te wijten aan vervliegende werksters afkomstig van kasten in de buurt, waarop geen of een ontoereikende bestrijding werd doorgevoerd.
Amerikaans vuilbroed wordt zowel op de eigen stand als van stand tot stand verspreid door vervliegende werksters die de sporen van de bacil in hun haarkleed of hun honingblaas meedragen.
Bijen zien kleuren anders dan wij
De basiskleuren voor de bij zijn geel, blauw en ultraviolet. Deze laatste kleur kan het menselijke oog niet waarnemen. Verder onderscheiden de bijen paren van complementaire kleuren of van extreme kleuren. Zij zien maar moeilijk het verschil tussen rood en oranje, tussen geel en Lichtgroen en tussen blauw en paars. Zij onderscheiden zeer goed helder blauw in een gevarieerde gamma van grijs. De kleuren in de bloemen zien zij op een andere wijze dan wij ze waarnemen.
De bloemblaadjes van de klaproos die wij als rood zien, weerkaatsen het ultraviolette licht en voor de bijen hebben ze dan ook die kleur. De meeste van de bloemen die wij als wit zien, zijn voor de bijen gekleurd. Wit onder ultraviolet licht, zal als blauwgroen worden ervaren.
Gele bloemen voor het menselijke oog, zullen voor de bijen naar purper overhellen, naarmate ze minder of meer het UV-Licht weerkaatsen.
Het honingmerk in de bloem dat wij niet of nauwelijks kunnen zien, contrasteert fel met de kleur van de bloembladen. Samen met de geur helpt het de bij om snel en efficiënt nectar te oogsten.
Het gebladerte komt als grauwgelig grijs over, haast zonder kleur dus, waartegen de bloembladen met de nectariën fel afsteken.
Twee foto’s van de teunisbloem (Oenothera sp.). Boven: In wit licht. Onder: In ultraviolet licht vertonen de meeste bloemen die door de bijen worden bestoven een opvallendee donkere vlek in hetmidden en dikwijls ook strepen of vlekken, honingmerken genoemd, die naar het hart van de bloem wijzen. |
Bijen onderscheiden sommige vormen gemakkelijker dan andere
De samengestelde ogen van een bij bestaan uit ‘ommatidia’ of ‘facetten’: 5.000 bij de koningin, 6.000 bij de werksters en 13.000 bij de dar. Vanwege de bolle vorm is de as van elk facet op een ander deel van de omgeving gericht. De gezichtshoek van elk facet is erg klein en bedraagt slechts één graad (bij de mens is dat zestig keer meer). Hierdoor kunnen ze met elkaar niet elk detail van de omgevende werkelijkheid zien. Er wordt een mozaïekbeeld gevormd, er zitten ‘blinde zones’ tussen de waargenomen punten.
Als bijen naar dergelijke samengestelde bloemen kijken, zien ze een onscherp mozaïek van verschillende kleuren (rechts). Zelfs met 8000 afzonderlijke facetten is het beeld veel grofkorreliger dan dat van een slecht televisiescherm, dat altijd nog een oplossend vermogen van 50 000 tot 100 000 puntjes heeft. |
Boven: Dwarsdoorsnede van een ommatidium. Onder: Lengtedoorsnede van een ommatidium. |
De ocelli van een insekt liggen boven op de kop, tussen de samengestelde ogen. Meestal zijn ze nauwelijks te zien tussen de haartjes die de kop bedekken. |
Maar in volle vlucht kan ze wel tweehonderd beelden per seconde opvangen. De mens slechts twintig! Aldus compenseert ze haar gebrekkig onderscheidingsvermogen in de tijd. Bijen maken moeilijk het onderscheid tussen regelmatige geometrische figuren, zoals tussen de cirkel en het vierkant, de driehoek en de rechthoek enz. Ze worden meer aangesproken door onregelmatige of grillige vormen.
In dit experiment konden zij elke vorm uit de bovenste rij onderscheiden van elke vorm uit de onderste rij; maar zij maakten geen onderscheid tussen vormen van dezelfde rij. |
Het schaakbord werd beter herkend dan het kristalpatroon, dat dan weer duidelijker overkwam dan de ring of het cirkelvlak. |
Bijen hebben een goed ontwikkelde oriënteringszin
De haalbij oriënteert zich tijdens haar vlucht op de stand van de zon en op de merkpunten in het landschap die zij op een kaart in haar geheugen kan opslaan. Maar wanneer ze toekomt voor de bijenstand met allemaal gelijkvormige kasten, netjes op één rij, helpen haar al die navigatiemiddelen niet langer. Gehaast als ze is om haar vrachtje af te leveren, vergist ze zich wel eens van adres.
In periodes van goede dracht, zal ze desondanks toch binnengelaten worden, alle baten helpen immers. Maar o wee! de jonge koningin die terugkeert van de bruidsvlucht en zich vergist van hotelsuite! Voor haar geldt er geen pardon: ze zal onverbiddelijk afgemaakt worden door de wachters van dienst.
Hoe beperken we het vervliegen?
Met wat voorafgaat in ons achterhoofd, kunnen we de bijen al een heel eind ‘op de rechte weg’ helpen naar hun woning. We kunnen de herkenbaarheid van de kast vergroten door identificatieplaatjes in afwisselende vormen en sprekende kleuren en door variatie in de opstelling.
Kasten en korven hebben meestal een stereotype vorm en ook een uniforme grauwe tint. Dat is ook begrijpelijk: het is om bedrijfstechnische redenen niet aangewezen om elke kast in een andere opvallende kleur te zetten; dat is alleszins niet de meest economische oplossing.
Daarenboven worden in de bedrijfsvoering voortdurend rompen op- en afgezet, verticaal en horizontaal uitgewisseld, verenigd en verplaatst, zodat de verwarring voor de bijen alleen maar groter zou worden. En hoewel. we over kleuren en smaken niet kunnen redetwisten, verdient het toch aanbeveling om de bijenbehuizingen een natuurvriendelijke aanblik te bezorgen.
Alleen het identificatieplaatje voeren we uit in een sprekende bijenkleur. Hiervoor kiezen we dan kanariegeel, hemelsblauw of hagelwit.
Doordat de bij enkel het onderscheid kan maken tussen eenvoudige en ingewikkelde patronen, tussen volle en gebroken vormen, gaan we die eigenschap combineren met de kleuren. Uit een dunne plaat aluminium – type offset- knippen we die regelmatige en onregelmatige patroontjes van hierboven in 10 cm x 10, nadat we deze plaat in even brede stroken hebben gelakt in de aangeduide kleuren.
Met een duimspijker of klompnagel is een dergelijke nummerplaat gemakkelijk aan te brengen op elke kast en ook weer te verwijderen. Door afwisseling in vorm en kleur, doorbreken we de eentonigheid van het kastenfront en vergroten we daarmee de herkenbaarheid van het eigen nest.
Verspreide opstelling van |
De merktekens in de buurt van de bijenhal zijn meestal karakteristiek en gevarieerd genoeg om door de bijen als dusdanig herkend te worden. Maar dat is niet altijd het geval op de reisstanden. Vaak worden de kasten op lange rijen naast elkaar geplaatst. Bij een controlebezoek is het zelfs voor de imker moeilijk om het eigen materiaal te lokaliseren. In een fruitaanplanting van vele hectaren gelijkt de ene rij sprekend op de andere. Voor de bijen is dat niet anders. We bewijzen ze een grote dienst, wanneer we in de buurt van de kasten een opvallend merkteken plaatsen.
Voor de paringskastjes is afwisseling in de opstelling, naast kleur- en vormindicatie gewoon een absolute noodzaak