Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 99
Jaar: 2013
Maand: Juli-Augustus
Auteurs: J. C. Guillaume

ECOLOGISCH BIJENHOUDEN VAN A TOT Z DEEL 1

Inleiding

Over imkeren bestaan er massa’s opvattingen en meningen. Door de tijd heen zijn er verschillende systemen ontstaan om bijen te houden. Sinds een tijd horen en lezen we meer en meer over ‘natuurlijk’ imkeren. Alsof niet alle imkeren natuurlijk zou zijn. Als zestigjarige ben ik pas een goed jaar concreet met bijenhouden begonnen, maar ik heb er al behoorlijk wat over gelezen en met heel veel imkers gepraat. Vanaf mijn jonge jaren ben ik intens bezig met milieu, ecologie en natuurlijk leven.

Ik ben begonnen met zeer open naar bijenhouden te kijken, zonder enige vooronderstelling. Al snel snapte ik dat er veel omgevingsfactoren speelden waar we als imker vaak weinig of geen vat op hebben: buren, landbouwers, veranderd klimaat, beschikbare bijen, … Maar als imker kan je een heel aantal keuzes toch zelf maken: kasttypes, overwinteringsmethodes, behandelingen tegen ziektes of mijten, bijenvoeding, koninginnenkweek en noem maar op. Op mijn zoektocht leerde ik over het ontzettend belang van nestwarmte, vochtigheidsgraad, en ventilatie in de kast.

Maar vooral over hoe een dergelijk bijenvolk echt functioneert, over het mogelijk belang van interne communicatie en tal van andere ongelofelijk boeiende zaken. Ik kwam ook de naam van Jean –Marie Frèrès tegen. Een Belg die blijkbaar niet een ‘sant in eigen land’ was. Jean-Marie heeft samen met Jean-Claude Guillaume een manier van ecologisch imkeren op punt gezet. Hun grote inspirator was pastoor Warré (geboren 9 maart 1867 te Grébault-Mesnil – gestorven 20 april 1951 te Tours). Die droomde van een goedkope en eenvoudige manier van imkeren die haalbaar was voor iedereen, maar die vooral de bijen 100% respecteert.

Ik vernam dat Jean-Marie Frèrès jammer genoeg al in 1995 overleden was, maar ik vond J.-C. Guillaume aan de voet van de Pyreneeën. Dank zij het jarenlang aandringen van J.-C. Guillaume is uiteindelijk in 2012 L’apiculture écologiquede A à Z in België uitgegeven bij uitgeverij Résurgence van Marco Pietteur. Ik verslond de 800 Pagina’s die gewoon alles uitleggen in verband met natuurlijk imkeren. Misschien geraakt het boek ooit in het Nederlands vertaald. J.-C. Guillaume heeft een aantal kronieken geschreven die de essentie van deze methode weergeven. Op zijn vraag heb ik die graag vertaald. We zijn bijzonder blij dat de redactie van dit tijdschrift bereid is om deze kronieken te publiceren. Jean- Claude Guillaume lanceert nogal wat kritische bedenkingen over de klassieke imkerij.

Maar lees dit a.u.b. niet als ‘de grote waarheid’. Die ambitie is er gelukkig niet. Lees het veeleer als een warme uitnodiging om samen een hoop zaken die we nu vanzelfsprekend vinden, met open blik opnieuw te bekijken. En misschien eens uit te testen. En er is één groot doel: onze bijen het leven geven waarvoor ze geboren zijn en waar ze recht op hebben. Hopelijk helpt deze reeks artikelen hierbij.

Radicale omzwaai

Onze traditionele manier van bijen houden kampt vaak met ernstige problemen waarvan sommige niet echt op te lossen lijken. Ecologisch bijen houden geeft zeer goede resultaten in verschillende regio’s over de ganse wereld en misschien is het wel hét moment om je in deze methode te verdiepen en iets anders te proberen. Anders konden de bijen ons wel eens aan ons trieste lot overlaten. In Canada, de Verenigde Staten en bepaalde streken van China is er al een duidelijk tekort aan bijen, maar ook dichter bij ons ziet het er niet rooskleurig uit, vooral op het platteland dreigt de bijenpopulatie nog verder af te nemen.

Je zult merken dat met deze methode zowat alles radicaal verschilt van de manier waarop we de voorbije honderd jaar bijen zijn gaan houden. Bij het ecologisch imkeren is het materieel heel eenvoudig en de te investeren tijd

wordt herleid tot een minimum. Alles samen maakt dit tot een methode die beduidend goedkoper is dan de moderne techniek die nu algemeen wordt toegepast. Het gebruikte kasttype wijkt af van alle gebruikte types met kaders en is geheel ontworpen in functie van het comfort van de bijen en niet van hun exploitatie.

Het unieke van deze kast is dat ze geen kaders bevat en dat de bijen, zoals ze dat al duizenden jaren in het wild doen, zelf geheel hun raten opbouwen. Voor velen zal dit op het eerste zicht een vreselijke stap achteruit lijken, maar we hopen aan te tonen dat deze benadering eigenlijk alleen maar echte voordelen heeft. Bovendien kunnen we beter nu al meegeven dat deze en de moderne methode niet te combineren zijn. Het vergt een andere manier van denken om de mentaliteit te begrijpen die achter dit vernieuwde concept van bijen houden schuilgaat.

Met deze ecologische manier van imkeren kiezen we niet meer voor een aanpak waar productie en rentabiliteit centraal staan, maar wel de bijen en de bescherming ervan. De essentie is het in stand houden van de soort en haar koloniën zodat ze hun primaire rol als bestuivers kunnen vervullen. Het oogsten van honing is van ondergeschikt belang. Het is een gouden regel om alle producten die de bijen voortbrengen rechtvaardig met hen te delen. Het welzijn van de kolonie staat altijd voorop. Het oogsten van wat dan ook uit de kasten, mag nooit ten koste van de bijen gaan. Bijen houden is een vorm van samenwerken met de bijen, waarbij respect voor de bij en haar natuurlijke levenswijze centraal staan.

Oplossingen zoeken

Het ecologisch bijen houden werd op punt gezet door de Belg, Jean-Marie Frèrès. Hij was een amateurimker, maar tegelijk een gepassioneerd onderzoeker die gedurende meer dan twintig jaar geconfronteerd werd met problemen als ziekten, de varroamijt en de problemen gelinkt aan het gebruik van de dadantkast. Hij was vast besloten om andere oplossingen te vinden dan die welke in de gespecialiseerde bladen werden vooropgesteld. Een oplossing vinden zonder het gebruik van chemische middelen was een grote uitdaging. Het was erop of eronder.

Ofwel vond Jean-Marie een oplossing die hem op alle vlakken voldeed, ofwel stopte hij deze activiteit die hem al sinds zijn prille jeugd passioneerde. Zijn uitgangspunt was dat de bij zonder al te grote problemen duizenden jaren tot aan de moderne tijd overleefd had. De kans was reëel dat de huidige problemen mede veroorzaakt waren door de manier waarop de mens, op zoek naar eigen profijt, het lot van de bijen in handen had genomen.

Van boomstam tot warrékast

Jean-Marie Frèrès stortte zich enerzijds op het analyseren van de gebruikte methodes, procedures en materieel, en anderzijds op het grondig begrijpen van de natuurlijke levenswijze van de bij. Dat laatste leek hem zeker cruciaal. Hij bouwde primaire kasten uit holle boomstammen om de natuurlijke levenswijze van de bijen te bestuderen. Hij vergeleek dit met de levenswijze in klassieke bijenkasten en hij merkte snel dat;de bijen veel beter gedijden in die boomstammen.

De levenswijze die wij aan de bijen opdrongen leek te ver af te liggen van de spontane levenswijze in het wild. Na heel wat onderzoek concludeerde hij dat daar wel eens de kern van het probleem kon liggen. Het toeval bracht hem in contact met het boekje van pastoor Warré L’Apiculture pour tous. Een boekje zonder pretentie, maar het lezen en herlezen ervan bleek echt een openbaring en bezorgde hem de ontbrekende schakel in zijn reflecties. Pastoor Warré had een kast uitgedacht zonder ramen, kleiner dan een dadant, waarin de bijen hun raten geheel zelf konden bouwen op natuurlijke wijze en uitbreiden naar beneden, net zoals in het wild.

Alleen een ontoereikende ventilatie en de onmogelijkheid om gemakkelijk de evolutie van de kolonies te volgen zonder de kast te moeten openen, waren nog problematisch. De werking van deze warrékast leek bijzonder goed op de holle boomstammen van Jean-Marie Frèrès, die dan ook met dit nieuwe kasttype aan de slag wou om er meer over te weten te komen.

 Observatie en ventilatie

De eerste testen waren niet meteen overtuigend, ook al omdat het moeilijk was om te weten wat er precies in de kast gebeurde. De enige oplossing was het regelmatig

wegen van de kasten ofwel de kasten openen. De eerste optie was verre van handig en de tweede impliceerde grondig verstoren van de kolonie. Het openen wou Jean-Marie ten alle prijze vermijden, overtuigd als hij was dat dit nadelig was voor de kolonies. De holle boomstammen had hij met kleine vensters uitgerust, wat hem toeliet de evolutie van de kolonies te volgen.

Hij paste dit ook toe op de hoogsels van de warrékast, waardoor hij beter kon observeren en beheren. Wat zeker moest verbeterd worden bij de originele warrékast was de ventilatie. Het concept van het dak zoals het uitgedacht was door pastoor Warré zorgde niet voor een voldoende ventilatie. Hij had een isolatiekussen bovenop het bovenste hoogsel geplaatst met als doel het teveel aan vocht in de kast op te nemen. Maar dit zorgde niet voor voldoende ventilatie, waardoor dit systeem aan efficiëntie te wensen overliet. Er moest daarvoor een oplossing komen.

Dit werd bereikt door helemaal boven in het dak een ventilatiekamer in te bouwen die werkt als afzuigkap, waardoor de vochtige lucht niet alleen wordt aangezogen, maar ook naar buiten geëvacueerd. Dit is bij elk type dak toepasbaar, zowel bij een plat dak of een dak met schuine hellingen. Hiermee was de ecokast geboren. Er restte alleen nog haar te testen en te zien of ze inderdaad zoveel voordelen had tegenover andere kasttypes. Er moest ook in detail een methode uitgewerkt worden die aan iedereen toeliet deze kast te gebruiken en dat tegen een lage kostprijs.

Daar is gedurende tien jaar aan gewerkt. Spijtig genoeg heeft Jean-Marie de eindfase niet meer kunnen meemaken. Met de eindfase bedoelen we de succesrijke implementatie van dit kasttype in zoveel verschillende landen, een laatste verbetering aan het ventilatiesysteem en de officiële uitgave van het boek l’ Apiculture écologique de A à Z, dat de oorspronkelijke handleiding van 1997 kwam vervangen.

We zullen verder nog de verschillende versies van de warrékast bekijken, inclusief de jongste telg, de ecologische bijenkast. We gaan daarbij voor- en nadelen op een rijtje zetten. Het is goed om weten dat de voordelen van het beperktere volume ook geïnspireerd heeft tot het ontwerpen van een moderne warrékast. Maar dit kasttype deelt alleen de naam met het origineel concept. De manier waarop dit type functioneert leunt veel maar aan bij een moderne kast met beperkt volume, ook al omdat er meestal van ramen gebruik gemaakt wordt. Hoewel die ook zonder kan werken. Later zullen we zien dat we met dit kasttype, dat fundamenteel afwijkt van het concept van pastoor Warré, ver verwijderd zijn van de basisprincipes waarop de ecologische bijenkast functioneert.

Definitie ecobijenkast

Alle gebruikte afmetingen zijn zeer precies gebaseerd op heel wat observaties van wilde bijenzwermen. De eco bijenkast respecteert de optimale ruimte en afmetingen voor een kolonie, de natuurlijke zelfbouw van alle raten en een natuurlijke overwintering. Deze kast biedt aan de bijen alles wat ze missen door overdreven domesticeren in de meeste andere kasttypes. Daarmee bedoelen we het systematisch volledig hernieuwen van hun natuurlijke was, de honing die ze altijd in vrij recente cellen kunnen stockeren en een sanitaire staat van de kast die in alle seizoenen gezond is.

Een sanitaire staat die de bijen trouwens geheel zelf in stand houden dankzij een ingenieus systeem voor de regeling van ventilatie, temperatuur en vochthuishouding in de kast. Door het concept en door het feit dat dit kasttype observatie toelaat (zonder te openen of verstoren) kan de imker ten allen tijde de toestand van de kolonie binnen in de kast kennen. Dit laat gepaste tussenkomsten toe op elk gewenst moment. Wat betekent: gewenst voor en door de bijen.