Bron: Maandblad van de vlaamse Imkersbond
Jaargang: 92
Jaar: 2006
Maand: maart
Auteurs: Dirk Desmadryl

LAAT ZE MAAR VLIEGEN

Bijen houden kan boeiend zijn: vol verwachting staan kijken hoe de werksters stuifmeel en nectar binnenhalen, het wonder van een zwerm beleven die als een explosie van duizenden levensvonkjes door de lucht zweeft … Het is allemaal zo fascinerend.

Maar als imker willen we nog wat meer, we willen honing, en soms ook stuifmeel, propolis en koninginnenbrij. Daarom gaan we een handje toesteken, we laten onze bijen niet aan hun lot over, we zorgen ervoor dat ze gezond en wel zijn, dat ze hun beste krachten niet verspillen in vele kleine zwermen, dat ze sterk en vol werklust een ruime honingvoorraad opslaan zodat er kan geslingerd worden. Kortom, we gaan planmatig en doelbewust werken met onze bijen: een bedrijfmethode ontwikkelen.

Een bedrijfmethode houdt vanzelfsprekend in dat we de bijen op de voet volgen. We doen waarnemingen aan en rond de vliegplank om een eerste aanwijzing te krijgen.
Geregeld moeten we ook de kasten openmaken om onze waarnemingen te toetsen aan de werkelijkheid, zodat we een correcte diagnose kunnen stellen, de juiste beslissing treffen en de juiste handelingen uitvoeren. ‘Hola,’ hoor ik u al zeggen, ‘bijenkasten moet u dicht houden, u mag daar niet gaan in rommelen. Iedere keer als u de kast opendoet bent u een kilo honing kwijt.’

Inderdaad, vroeger hebben ze mij dat ook ingehamerd. En nu controleer ik tijdens het seizoen wekelijks mijn kasten en heb ik drie tot vier maal meer honing dan in de goede oude tijd, en zwermen is een zeldzaamheid geworden. Door wekelijkse controle volgt u de toestand en de evolutie van uw volken op de voet en u wordt niet verrast door een onverwachte zwerm, een eierleggende werkster of een lege kast … Natuurlijk moet u hiervoor over raamvaste en zachtaardige bijen beschikken, met agressieve steekduivels kunt u immers niets aanvangen, tenzij enkele pijnlijke steken oplopen en de buren venijnig maken.

Een kast openen is niet rommelen in de kast, het moet omzichtig en efficiënt gebeuren. U moet vooraf goed weten waarom u in een volk gaat kijken. Alles wat u zou kunnen nodig hebben, moet binnen handbereik liggen. Wanneer u nog wasraten moet insmelten terwijl de kast open is, vraagt u om problemen. De manier waarop u werkt, is ook heet belangrijk: niet stoten, geen bruuske bewegingen maken, heel voorzichtig de ramen uithalen, geen twee keer dezelfde bijen afkloppen, het broednest niet nodeloos onderste boven halen … Bijen zijn vrouwelijke wezens, u doet er goed aan om ze heel subtiel te benaderen.

Er zijn heel wat bedrijfmethoden en ieder imker heeft zijn eigen methode. Uit ervaring weten we dat veel imkers de laat-ze-maar-­vliegen-methode toepassen. Ze laten de bijen hun vrije gang gaan, en grijpen slechts in wanneer het te laat is, ze lopen figuurlijk en letterlijk hun bijen achterna. Dat resulteert meestal in talrijke zwermen, zeer wisselende honingopbrengsten, onhandelbare bijen, en ten slotte de ‘verdwijnziekte’ … Op de duur worden ze het moe en geven ze er de brui aan.

 Raamvaste en zachtaardige bijen zijn een noodzaak geworden.

‘Allemaal de schuldvan de raketten die ze de lucht inschieten, besluiten ze en ze gaan een potje honing in de Aldi kopen. Of het aan de raketten te wijten is, laten we in het midden, maar dat er in de natuur het een en het ander naar de knoppen is, willen we zeker wel beamen.

De omstandigheden en de omgeving waarin we nu moeten bijen houden, zijn niet meer dezelfde als vijftig jaar geleden. Wilde bloemen, bosjes en struwelen zijn voor een groot stuk verdwenen. De monocultuur in de land- en tuinbouw, het gebruik van gewasbeschermende middelen zijn allemaal elementen waar onze bijen het vaak moeilijk mee hebben. En momenteel worden er veel vragen gesteld over genetisch gemodificeerde planten en de gevolgen voor de bijenteelt.

De tijd is voorbij dat het volstond om achteraan in de tuin een bijenkast te plaatsen, de natuur zijn vrije loop te laten, en op het einde van de zomer de volle honingraten eruit te halen. Het voedselaanbod is zodanig geslonken dat we nu over zeer haaldriftige bijen moeten beschikken die in superconditie verkeren, willen we nog enigszins resultaat halen. Ook moeten we ons realiseren dat we nu hoofdzakelijk in een verstedelijkt gebied wonen. De buren zijn nooit ver weg. Bijen die om de haverklap de hele buurt op stang jagen, passen niet meer in onze leefgemeenschap. Zachtaardige bijen zijn een noodzaak geworden.

De laatste decennia is ook de wetenschap enorm vooruit gegaan. We weten nu veel meer over de biologie, gedragpatronen, voortplanting en communicatie van de bijen. We hebben een grondiger en correcter inzicht in het leven van de bijen en in hun belagers en ziekteverwekkers. Bijgevolg heeft dat ook zijn gevolgen voor de praktijk van het imkeren. Intussen hebben ook nieuwe ziekten en parasieten hun intrede gedaan, denk maar aan de varroa. Ook deze hebben een grote invloed op onze methode van imkeren.

Is het imkeren dan voor specialisten geworden? Helemaal niet. Het is en blijft een hobby voor mensen die zich verbonden voelen met de natuur en die graag de uitdaging aangaan om beetje na beetje dieper door te dringen in de wondere wereld van de bij. Academische diploma’s en titels zijn er zeker niet voor nodig. Wel is er een grondige kennis van het leven van de honingbij noodzakelijk. Imker wordt u niet door alleen maar een boek te lezen of een cursus te volgen. Imker wordt u door ervaring en praktijk, gebouwd en gesteund op theoretische kennis en inzicht.

Willen we als imker overleven, dan moeten we ons aanpassen aan de omstandigheden waarin onze bijen foerageren. Imkeren zoals in grootvaders tijd kan wel heel mooi en romantisch lijken, maar dat loopt uit op ontgoochelingen. Een goede      methode respecteert evenwel de bijen in hun geaardheid en gedragpatronen. We maken gebruik van de natuurlijke neigingen en instincten. Maar ook hieraan zijn er grenzen. Wanneer we tegen de natuur in te veel manipuleren, wreekt dat zich vroeg of laat.

Op de vraag: ‘Wat is nu de beste methode’, is er geen duidelijk antwoord. Elke bedrijfmethode is afhankelijk van zoveel factoren als: het kasttype, het ras en de toestand van de bijen, de bijenweide, de weeromstandigheden en de imker zelf met zijn eigen kennis, ervaring en mogelijkheden. Daarenboven is geen enkele bedrijfmethode een kant-en-klaar-recept, het is veeleer een model dat aan de omstandigheden moet aangepast worden, maar waarvan de principes wel moeten gerespecteerd worden.

In volgende bijdragen gaan we dieper in op enkele eenvoudige bedrijfmethoden, toepasbaar voor de gewone hobbyimker.

Foto’s Hubert Swinnen.

 

 De tijd is voorbij dat het volstond achteraan in de tuin bijen te plaatsen.