Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 99
Jaar: 2013
Maand: April
Auteurs: Dr. M. Asperges
DE GEWONE ROBINIA (ROBINIA PSEUDOACACIA L.), EEN PRACHTIGE BOOM RIJK AAN NECTAR EN STUIFMEEL
Samen met veel andere nectar- en pollenrijke planten zoals de tamme kastanje (Castanea sativa Mill.), esdoorn (Acer platanoïdes L.), mispelboom (Mespilus germanica L.), Amerikaanse eik (Quercus rubra L.) en zelfs een aantal soorten linde (Tilia sp.), staat de gewone robinia op de lijst van niet-inheemse soorten en krijgt hij het vaak erg te verduren. We willen er wel op wijzen dat men op gemeente- en privégronden en in privébossen nog altijd vrij is om deze prachtige bomen te bewaren en aan te planten Waaraan men niets kan doen, zijn de niet-inheemse dieren die meer en meer naar het noorden verhuizen, ze blijven namelijk niet zitten of staan zoals de planten. Migratie is nu eenmaal een normale vorm in de evolutie en gelukkig heeft de mens dat niet in handen.
Herkomst
Robinia is inheems in het oosten van Noord-Amerika, voornamelijk in het Alleghenygebergte en in de staten ten oosten van de Mississippi. Het is één van de eerste Amerikaanse boomsoorten die in Europa geïmporteerd en voor de bosbouw gebruikt werden. Vooral in de Balkan zijn deze bomen over grote oppervlakten van de poesta aangeplant. Ook in Frankrijk komen aanzienlijke productiebossen voor (100.000 ha). Inmiddels doen ook veel Oost-Europese landen intensief aan bosbouw op basis van robinia.
Ongeveer 340.000 hectare bos of een vijfde van het totale bosbestand bestaat er uit robinia. Roemenië beschikt over een 191.000 ha, Bulgarije over 73.000 ha. Met 1 miljoen kubieke meter is de Hongaarse robinia goed voor 18% van de totale houtproductie. Het moet ons dus niet verwonderen dat acaciahoning − die bij ons vooral uit Hongarije wordt ingevoerd − zeer veel verkocht wordt in onze grootwarenhuizen en dit aan spotprijzen. Het is niet mogelijk om microscopisch te achterhalen of de honing afkomstig is uit België of uit een ander EU-land. Vandaag is de gewone robinia, op de eucalyptus en de hybride populieren na, de meest aangeplante loofhoutsoort ter wereld.
Zuid-Korea bijv. heeft een bestand van 1.017.000 ha. De naam robinia is afgeleid van de Franse botanicus Jean Robin, die in 1601 samen met zijn collega Vespasien, als eerste deze boom uit Amerika naar Europa bracht en in de tuinen van het Louvre in Parijs aanplantte. Beiden waren tuinman aan het hof van Henri IV. De Latijnse naam Robinia pseudoacacia geeft aan dat de boom erg veel lijkt op de echte acacia’s die in de Afrikaanse en Australische savannes groeien, want pseudo betekent vals. Gewone robinia heet hij in het Nederlands, maar velen onder ons noemen hem acacia, valse acacia of robinia. In het Frans heet de boom robinier, in het Engels false acacia of yellow (black) locust en in het Duits Schein-Akazie of Robinie.
Een beetje plantkunde
De gewone robinia behoort tot de vlinderbloemigen of Fabaceae, vroeger de Leguminosae genoemd.
• De bloemen gelijken op vlindersals ze volledig ontloken zijn. Zestaan bijeen in een hangende trosvan 10 tot 25 bloemen. Iederebloem is tweezijdig symmetrischen tweeslachtig, dus mannelijk envrouwelijk samen in één bloem.Er zijn vijf witte kroonbladen (eengrote vlag, twee zwaarden en eenkiel) en vijf vergroeide kelkbladen.Van de tien meeldraden zijn ernegen vergroeid en is er eentje vrij.Het bovenstandig vruchtbeginsel bestaat uit een enkel vruchtblad met verschillende zaadbeginsels. Ooit zal de stamper tot een peulvrucht uitgroeien. De nectar is zeer aromatisch en wordt beneden aan de stamper geproduceerd. Insecten moeten duidelijk een inspanning leveren om de nectar − die twee tot drie keer per dag wordt geproduceerd − zo diep in de bloem te vinden. Eens dat een bloem bezocht werd door een bij of hommel en de bestuiving gedaan is, zal de bloem dit duidelijk laten zien. Haar kiel staat dan open zodat de stamper en de meeldraden naar buiten steken; bezoek door een volgend insect is dan niet meer wenselijk. De bestoven bloem produceert ook geen nectar meer.
• Het stuifmeel is eerder van matige kwaliteit voor de honingbijen. Zelden zie je bijen met stuifmeelklompjes op de gewone robinia. Volgens Horn (2009) bevat het draaggewicht van stuifmeel slechts 14% eiwit wat vrij laag is. De stuifmeelklompjes zijn bleek- tot donkergrijs. Microscopisch zie je bij een vergroting van 10×60 in equatoriaal zicht drie colpen of openingen waarlangs de stuifmeelbuis naar buiten kan komen. Het zijn driehoekige openingen met gebogen zijden. Er is weinig verschil te zien met appel en pruim. De exinelaag is eerder glad. De diameter van een stuifmeelkorrel varieert tussen 21 en 31 μm. In zijzicht is de korrel eerder rond en ook daar zie je de openingen. Een celkern is bijna nooit te zien. Het cytoplasma is gelig en korrelig. Volgens Von der Ohe (2003) zijn de stuifmeelkorrels in acaciahoning hoe dan ook ondervertegenwoordigd. Ook wij stelden vast dat zelfs na centrifugeren aan 5000 toeren per minuut het aantal stuifmeelkorrels in acaciahoning gering is. Meestal zie je linde, koolzaad, appel en pruim. Appel, pruim en gewone acacia zijn soms zeer moeilijk van elkaar te onderscheiden.
• De bladeren van de gewone robinia zijn oneven geveerd en bestaan uit 9 tot 21 deelblaadjes die verspreid staan op de hoofdnerf. Ze zijn eirond tot elliptisch en gaafrandig. Waar de bladsteel op de stengel vastzit, staan links en rechts doornen. Deze doornen zijn eigenlijk vervormde steunblaadjes. Dikwijls zijn de blaadjes aangesneden door de bladsnijderbij (Megachile sp.). Deze solitaire bijen gebruiken de bladstukjes bij het maken van hun nest ergens in een holle tak of twijg.
• De vruchten zijn typisch voor deze familie: peulen zoals we ze kennen van erwten en bonen. De peulen verkurken en verhouten en springen open langs één zijde of naad. In de winter zien we de bruine peulen heel goed hangen aan de kale takken. De zaden hebben de vorm van een boon. Ze zijn bruin en hard en behouden 30 jaar lang hun kiemkracht. Opgepast: vooral schors, peulen en zaden zijn GIFTIG! Het komt voor dat timmerlui die zonder mondbescherming robiniahout bewerken, misselijk worden en moeten overgeven.
• Stengel en stam
De boom wordt in onze streken gemiddeld 20 tot 30 meter hoog. Omdat de stam vrij laag gevorkt is, is de onderstam vrij kort. De boom groeit snel en de stam kan een diameter van 1 meter bereiken. Hij eist niet veel van de bodem en plant zich gemakkelijk en overvloedig voort. Het bladerdek is fijn en transparant, de schors grijs, dik en gegroefd. De bomen kunnen gemakkelijk 150 tot 200 jaar oud worden.
• De wortels zijn bijna steeds voorzien van kleine knolletjes waarin zich stikstofbindende bacteriën ontwikkelen. Je kan dus spreken van een symbiose tussen de robinia en de bacteriën. De door de bacteriën gebonden stikstof wordt door de boom gebruikt in de opbouw van eiwitten. Het sterk uitgebreide wortelgestel houdt de losse bodem goed vast. Vandaar dat deze boom ideaal is om erosie op hellingen en taluds tegen te gaan. De gewone robinia vermenigvuldigt zich vegetatief met worteluitlopers en dit kan soms wel vervelend zijn als hij foutief aangeplant wordt langs vlakke banen, fiets of wandelpaden. Het transparante bladerdek en de geurige witte bloesems maken robinia geliefd als park- en sierboom.
Honing
De honing van de gewone robinia wordt verkocht onder de naam acaciahoning. Deze honing wordt vaak duurder verkocht gezien de zeldzaamheid en de speciale smaak en kleur. Robinia is een ideale nectarplant die een transparante, vloeibare honing geeft. Plaats de kasten echter niet langs snelwegen waar de bomen gebruikt worden als anti-erosiebeplanting. Je loopt er het risico dat zware metalen zoals lood in de honing
terechtkomen. In Vlaanderen zijn grote oppervlakten met gewone robinia eerder zeldzaam.
De bloei is vrij kort en slecht weer met veel regen en wind kan de bloei volledig vernietigen. Ideaal is een temperatuur rond de 20°C en niet te droge lucht. Te warm weer is ook niet goed want dan wordt er onvoldoende nectar geproduceerd bij gebrek aan vocht. Het is dus duidelijk dat het oogsten van zuivere acaciahoning niet alle jaren lukt. Op het ogenblik dat de gewone robinia bloeit, staat ook de vroege linde in bloei zodat de honing van acacia meestal gemengd is met lindehoning.
Acaciahoning bevat volgens Horn (2009) tussen de 38 en 49% fructosesuiker. Dit is waarom deze honing vloeibaar is en blijft. Hij bevat maar 21 tot 31% glucose, ook een weinig sacharose, maltose, isomaltose, turanose en trehalose. Verder bevat deze honing weinig enzymen. Het HMF-gehalte ligt nooit boven de 15 mg/kg. De pH-waarde ligt tussen de 3,3 en 4,3 wat zeer zuur is. De elektrische geleidbaarheid ligt bij 0,1 en 0,3 mS/cm wat dan weer zeer laag is. Acaciahoning wordt sterk gewaardeerd in de bakkerij en door onze klanten omdat het een vloeibare honing is die toch alle mineralen en de nodige eiwitten bevat.
Commercieel gebruik
De boom geldt als een alternatief voor tropisch hardhout en is een van de duurzaamste houtsoorten in Europa. De gemiddelde volumemassa bedraagt 750 kg/m3, de hardheid 7550 N en de buigsterkte 133N/ mm2 Vandaar dat het zeer gegeerd is voor afsluitingen en hoekpalen. Ook Natuurpunt gebruikt dit hout regelmatig voor het maken van afspanningen. In hun tijdschrift maken ze eveneens betaalde reclame voor firma’s die ecologisch verantwoord materiaal verkopen zoals afspanningen uit acacia en tamme kastanje. Het onbehandelde hout blijft gemakkelijk 20 jaar intact.
Het bevat giftige stoffen zoals calciumoxalaat dat insecten en schimmels doodt. Het is dusniet geschikt om te gebruiken alsnestplaats voor solitaire bijen. Hetspinthout (2 tot 3 jaar) onder deschors en de kurklaag zijn lichtgeelvan kleur en erg zacht, dit integenstelling tot het duurzamehardhout en het centrale kernhoutdat geelbruin is en sterke vlammenof spiegels vertoont. Het enige probleem met de stammen is dat ze zelden mooi recht zijn.
Naast piketten voor omheiningen wordt acaciahout ook gebruikt voor onderdelen van harken, eggen, wagenonderdelen (naven, spaken), traptreden, fineer, draai- en buigwerk, speelgoed en spelen (kegelspel, croquet), afbakening van wandelpaden, papierpulp, spaanderplaten. Het wijdvertakte wortelstelsel bestrijdt ook bodemerosie op terrils. Vroeger gingen verschillende imkers in Limburg met hun bijen in de omgeving van de terrils in Waterschei en Winterslag staan. Nu is ook daar de gewone robinia eerder een zeldzaamheid geworden.
Foto’s: © Michel Asperges
Literatuur
• Horn H. 2009, Die wichtigsten Trachtpflanzen und ihre Sortenhoninge (teil 4: Robinie), ADIZ/db/F 4/2009 p 7 – 9.
• Jacobs F.J., Beeuwsaert K. en Rotthier B. 2010, Bijenplantengids, uitgave van de KonVIB p 80.
• Van der Ham R.W.J.M., Kaas J.P., Kerkvliet J.D. Neve A.en De Ruijter A. 1999, Pollenanalyse (stuifmeelonderzoek van honing voor imkers, scholen en laboratoria), Stichting Landelijk Proefbedrijf
voor insectenbestuiving en bijenhouderij Ambrosiushoeve, Hilvarenbeek. p. 156.
• Von der Ohne K. en Von der Ohe W. 2003, Celler Melissopalynologische Sammlung, Herausgeber: Niedersächsisches Landesinstitut für Bienenkunde Celle p. 232.