Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 97
Jaar: 2011
Maand: Juni
Auteurs: Norbert Nijs

MOEREN IN BEVRUCHTINGSKASTJES BRENGEN

Om bevruchtingskastjes te bevolken, kan men twee wegen volgen: ofwel kastje per kastje afwerken en telkens zowel de bijen als de moer inbrengen, ofwel eerst alle kastjes met bijen vullen – wat veel vlotter werkt – en daarna de moeren toevoegen.

In het tweede geval stelt zich dan wel het probleem dat, om de moer erin te krijgen, de bevolkte kastjes opnieuw moeten geopend worden, hetzij aan het vlieggat, hetzij aan één der glazen wanden, hetzij aan de bodemrooster, waarbij men telkens geconfronteerd wordt met bijen die het kastje willen ontvluchten, wat erg vervelend is.

Dat probleem kan echter gemakkelijk uit de weg gegaan worden door de moeren via de vlieggaten te laten inlopen vanuit kegelvormige kooitjes, dit zijn de kooitjes die bestemd zijn voor het kooien van moerdoppen. Ik gebruik daarvoor (zie foto) een houten constructie, samengesteld uit een vak voor de moerkooitjes en een vak voor de kastjes. De kastjes staan op twee latten zodat de verluchtingsroosters vrij blijven om langs daar aan de opgesloten bijen water te kunnen geven met een plantenspuit.

Het voor de moerkooitjes (lengte = 7,3 cm) bestemde vak heeft een triplexbodem. Het is onderverdeeld in kleine vakjes, elk met een eigen dekseltje, hoewel dat eigenlijk niet echt nodig is. Men zou bijvoorbeeld ook stoffen doekjes over de kooitjes kunnen leggen om ze af te schermen tegen lawaai en licht ten einde alles zo rustig mogelijk te laten verlopen.

Opdat ze stabiel zouden liggen, worden de moerkooitjes vooraan ondersteund door een strookje triplex waarin de nodige uitsparingen gemaakt zijn en achteraan door een lat die op de plaatsen waar de kooitjes liggen wat uitgehold wordt. Tussen de kastjes en de kegelvormige kooitjes bevindt zich een 3,8 cm hoge lat waarin op de hoogte van de vlieggaten (normaal op 2,5 cm) horizontale boorgaten met een diameter van 6,5 mm gemaakt zijn langs waar de moeren in de kastjes geraken.

Doorheen elk boorgat loopt een verticaal boorgaatje met een diameter van 2,5 mm. Daarin zit een los metalen staafje, gemaakt uit moerroosterdraad, waarmede de doorgang naar keuze kan versperd of geopend worden. De staafjes blokkeren de doorgang voor zowel de moer als de werksters.

Het inbrengen van de moeren verloopt als volgt:

1. De met bijen gevulde kastjes, vlieggat gesloten, worden, tussen isomo plaatjes, naast elkaar in het bakje geplaatst. Het bakje wordt op een houten stelling geplaatst zodat de bodemroosters van de kastjes bereikbaar blijven.

2. Het vlieggat van de kastjes wordt op de grootste opening gezet door de ronde afdekplaatjes in de juiste positie te draaien. Omdat de vlieggaten van de kastjes op dat ogenblik niet zichtbaar zijn, heb ik met ijzerzaag en vijl in de ronde plaatjes een inkeping gemaakt die zich helemaal bovenaan bevindt wanneer de opening in de grootste stand staat. De metalen staafjes in de verticale boorgaten beletten dat de bijen de kastjes kunnen ontvluchten.

3. De kegelvormige kooitjes, waarin zich de jonge moeren bevinden, worden in de kleine vakjes gelegd en afgedekt.

4. Er wordt wat water doorheen de bodemrooster van de kastjes gesproeid en het lokaal wordt verduisterd.

5. Na een korte wachttijd, wanneer de bijen wat rustiger geworden zijn, worden de staafjes voorzichtig uit de verticale gaatjes getrokken wat voor de moeren de weg naar de kastjes vrijmaakt. Ze kunnen dan de kastjes inlopen zonder dat enige opgesloten bij de kans krijgt om te ontsnappen. De volkjes verblijven drie dagen en twee nachten in de verduisterde ruimte. Ze krijgen elke dag wat water via de bodemrooster. De derde dag worden de verticale staafjes terug ingebracht ten einde de kastjes gemakkelijker te kunnen sluiten alvorens ze naar de bijenstand gaan.

Ik pas deze werkwijze al enige jaren met succes toe. Het is prettig werken en het verloopt altijd bijzonder vlot.