Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 103
Jaar: 2017
Maand: september
Auteur : Kris Baert en Ghislain De Roeck

STUIFMEEL EN WINTERBIJEN (DEEL 2)

In het vorige deel hebben we ontwikkeling van winterbijen en de functies van vitellogenine besproken, net als het nut van een goede bijenweide in de herfst. In dit tweede deel leggen we de nadruk op het evalueren van de hoeveelheid stuifmeel in de kast en vervolgens je bijen te helpen hun vitellogeninevoorraad op peil te brengen als de omstandigheden een verlaagde stuifmeeltoevoer doen vermoeden.

 Evaluatie stuifmeelvoorraad
Vertrekkend van de bestaande voorraad op een bepaald moment, moeten we een prognose maken van het stuifmeel dat de volken nog zullen oogsten en verbruiken. Dat vergt uiteraard enige kennis van je bijenweide en van je volken.
We schreven eerder dat een volk als wintervoorraad ongeveer 750 g stuifmeel opslaat. Op basis van de studies van de Amerikaanse onderzoeker C.L. Farrar, legt Kim Flottum in zijn boek ‘Better Beekeeping’ dat praktischer uit: hij stelt dat een volk, in een gematigd klimaat, 3000 cm2 stuifmeel nodig heeft om de winter gezond door te komen en goed te kunnen opstarten in de lente. Dat is ongeveer 1,3 ramen dadant-blatt (DB) aan beide kanten gevuld of 2,7 ramen simplex. Maar hoe meet je dat en wanneer? Als je een tekort vaststelt, moet je immers nog kunnen bijsturen. Eind augustus lijkt ons een hiervoor een goed moment. De varroabestrijding is dan net achter de rug en je wilt een aantal zaken over je volken te weten komen, bijvoorbeeld hoeveel suikervoorraad ze nog hebben of hoe fit de koningin is na de varroabestrijding. Hoe gaan we daarbij te werk? Om de gegevens achteraf op een betrouwbare manier te kunnen gebruiken, stellen we voor elke kast vooraf een formuliertje op zodat we de gegevens meteen kunnen noteren (zie de afbeelding onderaan deze pagina). Het inschatten van de voorraden vraagt wat ervaring omdat de cellen met bijenbrood verspreid liggen over een aantal ramen. Met dadant-blatt is het handig de voorraad in achtsten van een raam te schatten, beide kanten afzonderlijk. Met de kleinere simplexkasten zal het met vierden ook best lukken. Sommigen gebruiken hierbij een doorzichtig plastic vel waarop ze vooraf een van de twee indelingen aanbrengen.

2017 38 1
Uiteindelijk bekom je een aantal achtsten of vierden voor de hele kast. Daaruit kun je dan het aantal ramen stuifmeel berekenen waarover het volk beschikt.
Uit ervaring weten we dat de verschillen in voorraad tussen gelijkwaardige volken op dezelfde stand hoog kunnen oplopen. Een voorbeeld hiervan vind je bovenaan de pagina hiernaast: eind augustus beschikte volk M1 over een voorraad van 375 cm2 en 7,5 ramen met broed, volk M2 had 3250 cm2 stuifmeel en ongeveer evenveel broed en bijen.
Op een andere stand liet volk V1 1000 cm2 optekenen en 3,5 ramen met broed, volk V4 van zijn kant had 3375 cm2 stuifmeel en vier ramen met broed. Voor de duidelijkheid, deze volken waren gehuisvest in DB-kasten. Dergelijk inventaris opstellen neemt per volk een kwartier tijd in beslag als je het alleen doet. Dat is vrij veel, maar, als imker, is het beter over deze gegevens te beschikken. Daar staat natuurlijk tegenover dat, als je het geluk hebt om in een stuifmeelrijke omgeving te imkeren, het mogelijk is dat je volken vlot de geciteerde minimum hoeveelheden kunnen oogsten en dat je helemaal geen tijd in metingen hoeft te investeren. We raden je aan dat zelf te ontdekken, daarom niet meteen bij alle volken, als je er tegenop ziet, maar bij enkele ervan. Dus ja, het kost wat moeite, maar een zorgzame imker neemt die graag in het belang van zijn bijen, denken wij.
Hoe dan ook, na inventarisatie zien we welke volken eventueel een tekort hebben of een teveel. Grosso modo zullen er zich drie groepen aftekenen:
•    een groep die meer dan 2/3 van de drempel haalt.
•    een andere die tussen 1/3 en 2/3 uitkomt.
•    een laatste die het met minder dan 1/3 moet stellen.
Geen enkele groep zal tijdens de winter in moeilijkheden komen als hij eind augustus aan de volgende voorwaarden voldoet:
•    de volken hebben een jonge koningin.
•    de stand ligt in een omgeving met een rijke stuifmeeldracht tot eind oktober en de weersomstandigheden zijn gunstig.
•    de volken hebben veel broed waaruit bijen ontstaan die dat stuifmeel in het najaar mee kunnen gaan oogsten. Vb.: DB-volken met minstens vijf ramen met open en gesloten broed.
•    de varroabesmetting van de volken is laag (minder dan twee mijten natuurlijke sterfte per dag in september en oktober).
Als aan die voorwaarden niet voldaan is, is het aangewezen eiwit aan te bieden zodat de jonge bijen in staat zijn een vitellogeninevoorraad aan te leggen en de larven degelijk te voeden. Het aanwezige stuifmeel blijft dan een beetje gespaard voor gebruik later in de winter, dat is nodig omdat bijen het deeg niet kunnen opslaan in de raten, ze zijn daartoe niet uitgerust.

Hoe remediëren?
Indien er zich tekenen van eiwittekort voordoen bij een of meerdere volken op je stand, kun je reageren door de bezetting ervan te verminderen, de volken te verplaatsen naar een locatie met een ruim stuifmeelpotentieel of stuifmeel af te nemen van volken met een ruime voorraad. Misschien heb je eerder in het seizoen zelfs ramen met bijenbrood in de diepvries kunnen opsparen, die kun je nu bij behoeftige volken inbrengen.

2017 38 2
In veel gevallen zal dat allemaal niet mogelijk zijn. Je kunt dan opteren om de volken bij te voeden met een eiwitproduct. In België zijn er weinig commerciële producten op de markt en die hebben bovendien gewoonlijk maar een laag eiwitpercentage (1 à 2%). Als je er toch zou vinden, let dan ook op de versheid ervan. Het is mogelijk om zelf een supplement samen te stellen met een hoger eiwitgehalte (zie verder). Dat kan aangeboden worden in de kast als een deeg, meestal gecombineerd met suiker om het aantrekkelijker te maken voor de bijen. Je kunt het ook buiten de kast aanbieden in een droge poedervorm zonder toevoeging van suiker. Droge stuifmeelvervanger kunnen de bijen wel in de cellen opslaan. Recent onderzoek van Maes en collega’s (2016) geeft aan dat werksters die vers stuifmeel of verse eiwitvervanger, onder droge vorm opnemen, vergelijkbare fysiologische functies vertonen. Maar oudere eiwitvervanger, opgeslagen in de raten, leek sneller zijn voedingswaarde te verliezen dan ouder pollen. Het laat zich dus aanzien dat eiwitvervanger nuttig kan zijn voor het opladen van winterbijen met eiwit, maar dat het minder geschikt is om als eiwitreserve te fungeren tijdens de winter of als voeding voor de bijen die voortkomen uit de eerste legrondes van de koningin.

Wanneer remediëren?
Vanaf wanneer en hoe lang zullen we eiwitdeeg geven? Een moeilijke vraag waarvoor we je geen concrete cijfers kunnen aanreiken, wel een redeneringspatroon dat je verder kunt ontwikkelen in functie van je lokale situatie. Als we de inventaris opstellen zijn we eind augustus en is het niet te voorspellen hoe het najaar op weergebied zal evolueren. Het is dus voorzichtig om alle volken uit groep 3 vanaf deze datum vers eiwitdeeg te geven als we de kans niet hebben om hun probleem anders op te lossen.
Sjef van der Steen van bijen@wur raadt aan het volume van de eiwitdeeg tot de grootte van een kippenei te beperken om schimmelvorming te voorkomen. Anderen voegen aan het deeg een bewaarmiddel toe en geven meer deeg in een keer. Hoe dan ook, plaats het deeg steeds boven de tros op een drager, bijvoorbeeld bakpapier, zodat het niet tussen de ramen wegglijdt. Druk het deeg plat zodat er zoveel mogelijk bijen kunnen rond plaatsnemen, dat leidt naar een sneller verbruik ervan. Een houten kader van 2 cm hoog die op de broedbak past, de zogenaamde ‘boy’ van Henri Verslegers, is hierbij een handig hulpmiddel (zie foto onderaan).
Als de bijen het deeg opnemen, kun je ervan uitgaan dat ze het eiwit nodig hebben, indien niet is dit meestal een teken dat er iets mis gaat. Blijf deeg geven tot aan de bloei van een drachtbron in de buurt (klimop, groenbemester, …). Als de weersvoorspellingen op dat ogenblik niet goed zijn, blijf je doorgaan en geef je vanaf nu ook eiwitdeeg aan groep 2. Doe dat tot wanneer de drachtmogelijkheden hervatten of de bijen overschakelen op wintermodus, dat is wanneer de natuurlijke pollendracht stopt.
Controleer dan nog even vluchtig de zorgenkinderen uit groep 3. Daarna kun je beslissen of je hen liever verenigt met een ander volk. Vraag je daarbij steeds af waarom deze volken achterbleven en verenig ze niet als er een risico op ziekteoverdracht bestaat.

Recept voor eiwitdeeg
Op het internet zijn vele recepten voor eiwitdeeg te vinden. Dat van Sjef van der Steen is bij de allerbeste, het bevat de volgende ingrediënten:
●    3gewichtdelen sojabloem (niet ontvet).
●    2 gewichtsdelen biergist.
●    3,2 gewichtsdelen calciumcaseïnaat (melkeiwit 90%).
●    0,8 gewichtsdelen wei-eiwit (melkeiwit 80%).
●    10 gewichtsdelen sacharoseoplossing 50% in water.
●    2 gewichtsdelen lijn(zaad)olie.
Het recept bevat 23% eiwit en 24% sacharose. Zo maak je het:
●    meng verse sojabloem, biergist en calciumcaseïnaat tot wanneer je een fijn poeder bekomt.
●    mix het mengsel vervolgens met de sacharosenoplossing en lijn(zaad)olie tot je een smeuïge deeg bekomt.
De gemiddelde consumptie van het stuifmeelsurrogaat varieert van 7 tot 20 gram per dag met een gemiddelde van 14 g. Beperk de voorraad tot drie dagen om de vorming van gisten te vermijden.
Sojabloem, biergist en calciumcaseïnaat vind je gemakkelijk in de betere hengelzaken.
Misschien lijkt deze formule je te gecompliceerd of geraak je toch niet aan de ingrediënten. Dan is er het beproefde recept van de Amerikaanse specialist voor bijenvoeding Mykola Haydak dat je kunt toedienen in poedervorm of als deeg:
•    Poeder: meng 3 delen sojabloem, 1 deel biergist en 1 deel mager melkpoeder.
•    Deeg: maak suikersiroop 2:1 en neem de gewenste hoeveelheid van het mengsel. Dat moet vrij solide zijn om niet tussen de ramen te glijden (leg het deeg steeds op een drager, bijvoorbeeld bakpapier).
Meer info vind je in Honeybee nutrition op het internet.

2017 38 3

Besluit
Het opladen van de winterbijen met kwalitatief hoogwaardig eiwit is zeer belangrijk om langlevende, gezonde winterbijen te vormen. Dat gebeurt best met een variatie aan stuifmeel, aangezien bijen het best ontwikkelen met deze natuurlijke bron van eiwit. Bij stuifmeeltekort, bijvoorbeeld omwille van slechte weersomstandigheden, onvoldoende stuifmeeldracht of competitie tussen de volken, kan een stuifmeelvervanger voor sommige levensnoodzakelijk zijn en voor andere zorgen voor een welkome aanvulling. Het is daarbij volstrekt niet de bedoeling om de volken aan te prikkelen maar om ze aan voldoende eiwit te helpen.
Het is niet aan te raden om eiwitvervanger te blijven aanbieden als de stuifmeeldracht gestopt is. Dat kan de natuurlijke oorzaak van het stoppen van de eileg verlengen, wat onnodig is.
Naast het zorgen voor goede voeding, is het bestrijden van varroa en de controle op mogelijke herbesmetting uitermate belangrijk voor het overleven van de kolonie.
Afhankelijk van je oogmerken (vroege lentedracht, bestuiving, splitsen van volken), kun je beslissen om in het voorjaar ook bij te voederen met eiwitvervanger, maar dat is een ander verhaal.