Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 91
Jaar: 2005
Maand: juni
Auteurs: Louis Eerselmans
ZWERMVERHINDERING OF ZWERMBEHANDELING
Bijen zwermen omdat:
- ze te weinig ruimte in de kast hebben;
- ze een oude moer hebben;
- ze meer dan één moer hebben; ze verplaatst werden;
- het plots mooi weer wordt na een regenperiode;
- er te weinig dracht is;
- er een slaande dracht is;
- ze op het koolzaad staan;
- de kasten in de zon staan;
- de kasten in de schaduw staan; ‘de mot’ erin zit;
- de varroa erin zit;
- ze te veel geprikkeld werden;
- er teveel honing in de raten zit; het carnica’s (schwarmnica’s) zijn;
- het geen echte carnica’s zijn;
- ….
Er worden zoveel verschillende antwoorden gegeven op de vraag waarom de bijen zwermen, als er vragenstellers en voordrachtgevers zijn. Doch maar zeer zelden hoort men het enig mogelijk juiste antwoord: ‘bijen zwermen omdat ze moeten zwermen om te kunnen voortbestaan! Bijen zwermen omdat het in hun natuur Ligt om te zwermen, omdat ze, kortom, niet anders kunnen dan zwermen!’
Zij zwermen om dezelfde reden dat ze was zweten, raten bouwen, pollen en nectar verzamelen, broed verzorgen, hun nest verdedigen en honderden andere dingen doen die ze moeten doen om te overleven.
Door te zwermen, gehoorzamen ze aan één van die strenge wetten in de natuur die ertoe geleid hebben dat ze de strijd voor het bestaan tot dusver met zoveel succes hebben gestreden. Want, bijen van de soort zoals wij die nu kennen, bestaan al negentig miljoen jaar. Dat is dus een behoorlijk stuk langer dan de mensheid bestaat.
In zowat alle lessenreeksen voor beginnende imkers wordt heel veel aandacht en tijd besteed aan zwermverhindering. Daarbij wordt het zo voorgesteld, alsof het zwermen het grootste euvel is dat een bijenvolk kan overkomen; bovendien zou het zowat de grootste schande zijn, die een imker kan te beurt vallen.
Door deze voorstelling van de feiten, zet men de beginnende imker van bij de aanvang op het verkeerde been. Want precies deze beginneling is bijzonder idealistisch ingesteld, soms zelfs op het naïeve af.
Dit idealisme vormt een belangrijk aandeel in zijn motivering om bijen te gaan houden; het is de daadwerkelijke veruiterlijking van zijn gevoel van natuurverbondenheid. Men plaatst de beginner van meet af aan in een conflictsituatie met een natuurlijk gebeuren, precies op het ogenblik dat hij meende te gaan deel hebben aan één van de wonderbaarlijkste processen in de natuur.
Inzicht in het zwermgebeuren, vaardigheid in de zwermbehandeling, zouden de beginner meer baat bijbrengen dan de zwermverhinderende bemoeizucht van de laatst gepasseerde voordrachtgever.
De inzichten in de biologische krachten die in de zwermacte besloten liggen, zijn voor het bijenvolk én voor de imker waardevoller dan om het even welke tegennatuurlijke ingreep om het zwermen te verhinderen.
Zwermen zijn een teken van opgang, want een volk dat niet de omvang bereikt waarop het zich kan delen, is ook als productie-eenheid voor zijn eigenaar van geen economische waarde. De oude stelling dat men geen honing kan oogsten van een zwermrijp volk, is een mythe die helaas nog lang niet gestorven is en kunstmatig in leven wordt gehouden.
Zwermen vormen een hinderlijk element in de bedrijfsvoering van de imker, niet in het biologische afwikkelingproces van het bijenvolk. Zwermen zijn een belastende factor in de rentabiliteitberekening van de imker, maar niet in de kosten-batenanalyse van het bijenvolk.
De beheersing van de zwermbehandeling maakt de trots uit van elke imker. In talrijke anekdotes en sterke verhalen weerklinkt de voldaanheid en de fierheid over het recupereren van een afgekomen zwerm. Dergelijke exploten worden vastgelegd op foto en video en jaren Later nog getoond en verteld aan vrienden en collega’s. Immers: zwermen en wat ermee samenhangt kruiden en kleuren het imkergebeuren.
Zwermen worden vooral als vervelend en bedreigend ervaren door de buren van de imker. Daar wringt hem meestal het schoentje! Niet dat de buren er inderdaad echt hinder van hebben, maar ze vrezen het wel! Hun weerzin, hun schrik steunen niet op feitelijke gronden, maar stoelt op een psychologische basis – entomofobie, weet je wel ! Maar hoe kan het ook anders, wanneer ze gezien hebben hoe de compleet verraste beginneling een afgekomen zwerm aanpakt.
Onder een kapruin die zijn bovenlijf omsluit als een middeleeuwse maliënkolder, met lederen handschoenen tot over de ellebogen, met de broekpijpen in twee paar over elkaar aangetrokken lange wintersokken, staat hij daar met slaande kookpotdeksels – ook dat wordt nog steeds aangeleerd – op de perceelscheiding onder die dure sierboom van de buurman, waarin de zwerm zich voorlopig genesteld heeft. Dikke wolken walmen uit zijn smoker en door de tuin schallen luide bevelen naar vrouw en kinderen: zij moeten allerhande kastdelen bij elkaar zoeken, waarvan zij het bestaan niet eens vermoedden.
Op veilige afstand staan de buren vol afschuw en angst toe te kijken. Ze zijn zwaar aangeslagen door dit indrukwekkende optreden en kunnen niet anders dan hopen en bidden dat de hele vertoning een happyend mag kennen. Maar dat is nog zeer de vraag, want dat werd niet aangeleerd; het opvangen en inslaan van een zwerm werd niet ingeoefend. Zwermen had men immers niet, die werden verhinderd!
Onze pas gestarte bijenvriend voelt zich opgelaten en bij de neus genomen. Men had hem nog zo verzekerd: ‘de bijen waarmee we werken, zwermen niet!’ Nu, dan had hij weer eens brute pech.
Trouw en volgzaam had hij alles verricht wat hem in de les was aangeprezen om het zwermen te verhinderen; maar daar hingen ze nu!
Men had hem natuurlijk kunnen vertellen dat het in de aard lag van alle bijen om te zwermen en dat hij zich daarop moest voorbereiden, dat hij zich daaraan mocht verwachten, maar dat zoiets helemaal geen ramp was en nog veel minder een schande! Dat hij best enig reservemateriaal achter de hand kon houden. Onze zwetende neofiet zou zich dan heel wat gemakkelijker gevoeld hebben onder zijn kapruin, als hem bovendien was verteld hoe hij eraan moest beginnen!