Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 100
Jaar: 2014
Maand: maart
Auteurs: dr. Pia Aumeier, dr. Gerhard Liebig, dr. Otto Boecking

BOUWSTENEN VOOR IMKERS (DEEL 1)

Het artikel “Bausteine für Imker” is in mei 2012 in het tijdschrift “Deutches Bienen-Journal” verschenen. Met dank aan de auteurs Dr. Pia Aumeier, Dr. Otto Boecking, Dr. Gerhard Liebig en de redactie van Deutsches Bienen-Journal voor het verlenen van de toelating het artikel te publiceren in ons maandblad.
In deel 1 worden de opzet en de algemene resultaten van het BiV-project besproken, in deel 2 belangrijke onderdelen van het project.

Verenigt men in september goede afleggers met productievolken ontstaan sterke volken met 30.000 bijen. Zo luidt een van de grondprincipes van de rotatiebedrijfsmethode van Celle. Klinkt logisch, maar is het ook zo? Zoals vele mensen hebben ook bijen een eigen wil en reageren dikwijls anders dan de imker verwacht. Vele imkerwijsheden worden overgeleverd van generatie naar generatie, maar kloppen ze wel?

Essentiële verschillen Hoe houd ik duurzaam vitale bijenvolken met zo weinig mogelijk werk? Deze vraag hebben we gedurende vier jaren onderzocht in het BiV-project. Wij, dat zijn de wetenschappelijk bijeninstituten in Celle, Bochum en Hohenheim. De afkorting “BiV” staat voor “Betriebsweisen im Vergleich”. Het project werd ondersteund door het federaal ministerie van voeding, landbouw en consumentenbescherming en vergelijkt de rotatiemethode van Celle (*), vooral toegepast in het noorden van Duitsland en de Hohenheimse methode (*), meer verspreidt over het gehele land, maar vooral in Zuid-Duitsland.
De twee methoden verschillen principieel van elkaar in de teelt van jonge volken en in de nazomerverzorging van de volken. Wij wilden vooral weten of de aanbevolen varroabehandelingsmethoden deden wat ze beloofden, omdat het verlies aan volken meestal samenhangt met een gebrekkige varroabehandeling.

Klimaat, dracht en bijendichtheid zijn wat betreft wintersterfte minder belangrijk evenals het gebruikte kasttype.
Een gepaste varroabehandeling garandeert een goed overwintering en dit onafhankelijk van de bijensterfte in de omgeving.
Vanaf het begin lag de nadruk in het project op de praktijk.
In 2008 waren er 34 deelnemende imkers met 360 bijenvolken in het noorden, westen en zuiden van het land, maar het project groeide snel uit tot het grootste ooit in Duitsland.
In 2011 waren er 150 imkers met meer dan 2600 bijenvolken die de invloed uittestte van de twee bedrijfsmethoden op de volksontwikkeling, het zwermgedrag, de honingproductie en de varroabesmetting. De imkers overtuigden andere collega’s ook deel te nemen aan het project en gaven zelfstandig hun kennis door.

Bovendien bepaalden de deelnemende imkers welke onderdelen van de methode praktisch waren. Daaruit hebben we negen betrouwbare bouwstenen ontwikkeld die elke imker tot een eenvoudige bedrijfsmethode kan combineren of in zijn bedrijfsmethode kan integreren. In volgende hoofdstukken worden de twee onderzochte bedrijfsmethoden in het kort toegelicht. Vervolgens worden de negen bouwstenen, die de imker als puzzelstukken kan samenvoegen tot een eigen bedrijfsmethode, besproken (zie deel 2). Telkens wordt aangegeven wanneer de bouwsteen van toepassing is en wat het alternatief is.
Wie deze bouwstenen gebruikt heeft de varroa onder controle. De imkers die aan het project hebben deelgenomen hebben gemiddeld aanzienlijk minder verliezen geleden dan het Duits gemiddelde (zie figuur 1).

VERGELIJK TUSSEN DE BEDRIJFSMETHODEN

Rotatiemethode van Cell
1. De rotatiemethode van Celle is gegroeid uit de kennis aanwezig op het Instituut voor Bijenkunde te Celle (Nedersaksen, Noord-Duitsland). De belangrijkste doelstelling van deze methode was sterke volken te telen voor late drachten. In Nedersaksen reisden in augustus vele imkers naar de heide.
2. Maken van afleggers
Begin juni, bij het slingeren van de koolzaadhoning, worden kunstzwermen gemaakt door het afvegen van bijen uit de honingzolder. Een alternatief is de pas geslingerde ramen op volken te plaatsen en die de volgende dag af te nemen. Met rook worden bijkomende bijen naar boven gedreven (aflegger op deze manier gemaakt wordt “treibling” genoemd). De koningin wordt toegevoegd. De productievolken verlieren hierdoor ongeveer 9000 bijen.
3. Wegnemen van darrenbroed
In de onderste broedkamer wordt aan beide randen een darrenraam geplaatst.
4. Zwermverhindering
Elke zeven dagen worden de broedkamers gecontroleerd op doppen; indien aanwezig worden de dopen gebroken.
5. Productievolken
Na de heide worden de broedramen van de productievolken weggenomen en samengebracht in een zogenaamde “broedschuur”. De bijen worden in een kunstzwerm met Perizin behandeld en worden vervolgens ter versterking aan jonge volken gegeven.
Hetzelfde gebeurt met het uitlopende broed van de broedschuur.
6. Varroabehandeling
De kunstzwermen/treiblingen worden in juni, de bijen van de productievolken en de broedschuren in de herfst, met Perizin behandeld. Ook de winterbehandeling met Perizin.
7. Resultaten van het project
a. Jonge volken zijn in oktober even sterk als de afleggers volgens de Hohenheimse methode.
b. Productievolken, verzwakt door het maken van kunstzwermen, verzamelden minder zomerhoning.
c. De opbrengst van heidehoning was gelijk.
d. Door het maken van kunstzwermen wordt de zwermstemming in de meeste jaren onderdrukt.
e. Darrenramen in de onderste broedkamer zijn weinig effectief.
8. Conclusie van de projectimkers
De Nedersaksische imkers waren als fans van “hun” bedrijfsmethode gestart. Na 4 jaar zijn er nog drie van de 142 imkers die werken volgens de klassieke methode van Celle. De rotatiemethode vraagt duidelijk meer tijd en materiaal.
Hohenheimse methode
1. De Hohenheimse methode berust op het experimenteel onderzoek naar de populatie ontwikkeling van bijenvolken. Kenmerken van deze methode zijn het telen van relatief zwakke jonge volken, met geïntegreerde koninginnenteelt, met onderdrukking van de zwermdrift, zonder echter de honingoogst te verminderen, evenals een nazomerverzorging van de volken aangepast aan de varroabesmetting en volksgrootte.
2. Maken van afleggers
Het maken van een verzamelbroedaflegger tussen einde april en midden mei voor volksvermeerdering en geïntegreerde koninginnenteelt. Voor de verzamelbroedaflegger wordt van ieder productievolk een broedraam genomen en 21 dagen later worden, met de geboren koninginnen, afleggers gemaakt. Met ieder broedraam wordt een aflegger gemaakt.
3. Wegnemen van darrenbroed
In de bovenste broedkamer wordt tegen het kantraam een of twee darrenramen gehangen.
4. Zwermverhindering
Zelfde als rotatiemethode.
5. Productievolken
De nazomerverzorging begint midden augustus. De volken worden eng gezet door het wegnemen van de onderste broedkamer (volk bestaat uit bovenste broedkamer en geslingerde honingramen). Voor en na het voederen wordt een mierenzuurbehandeling van korte duur gegeven. In oktober worden de productievolken met elkaar verenigd, evenals de jonge volken, om sterke overwinteringsvolken te krijgen. Eventueel worden koninginnen vernieuwd.
6. Varroabehandeling
Bevruchtingsvolkjes in mei met melkzuur. Productievolken in augustus/september met mierenzuur voor en na het voederen. Jonge volken in september met mierenzuur na het voederen. Winterbehandeling met oxaalzuur.
7. Resultaten van het project
a. Het aantal volken kan eenvoudig verhoogd worden.
b. Geïntegreerde koninginnenteelt.
c. De afleggers worden met ongeveer 2800 bijen gemaakt in april/mei en zijn in de herfst even sterk als de afleggers van de rotatiemethode gemaakt met 8000 bijen.
8. Conclusie van de projectimkers
Duidelijk hun favoriet. De verkoop van volken verloopt vlot.

(*) De rotatiemethode van Celle is beschreven in het maandblad in het voorjaar van 2003 en in 2009. De originele methode in http://www.laves.niedersachsen.de/download/41628/Bienenhaltung_in_der_Rotation_-_Die_Celler_Betriebsweise.pdf .
De Hohenheimse methode is hier minder gekend en wordt gedetailleerd beschreven in het boek “Einfach Imkern” van Dr. Gerhard Liebig (derde druk).

dr. Pia Aumeier, dr. Otto Boecking, dr. Gerhard Liebig.