Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 95
Jaar: 2009
Maand: november
Auteurs: Dr. David J. Heaf
Vertaling en bewerking Alois Schotanus

ETHISCH IMKEREN – DEEL 1

Uitgangspunt

In mijn opvatting (nvdr: die van de auteur) is een handeling maar ‘etisch’, als ze verricht wordt uit vrije wil, d.w.z. zonder enige vorm van dwang, hetzij vanuit het instinct, hetzij vanuit godsdienstige, culturele, of welke norm dan ook.

Bovendien is het evident dat de persoon die de handeling verricht, de rechtvaardiging begrijpt van het moreel principe dat hem motiveert; d.w.z. dat hij/zij het onderliggend ideaal erkent, maar niet gedwongen wordt om het te volgen.

Als we dit uitgangspunt aanvaarden, kunnen we ook geen voorschriften bij voorbaat uitschrijven omtrent wat de imkers moeten doen of laten, om ‘ethisch’ te imkeren. Zij moeten zelf de te volgen koers bepalen.

Opdeling

Afgezien van extreme standpunten, bijv. dat we helemaal geen honing zouden mogen afnemen van de bijenvolken, kunnen we vier mogelijke houdingen, of gefundeerde attitudes onderscheiden en met morele argumenten ondersteunen vis à vis de natuur in het algemeen en het bijen houden in het bijzonder. We hebben op deze vier mogelijke attitudes een persoonsnaam gekleefd, (telkens met hoofdletter): Dominator, Steward, Partner, Participant.

De reeks loopt van de meest egocentrische tot de meest biocentrische houding, of, m.a.w.: van de meest utilistische houding, tot één van respect voor de intrinsieke waarde van alle levende wezens.

Gelieve echter te noteren dat geen enkele van de vier vergeleken attitudes per se belangrijker, of ethisch waardevoller moet zijn dan een andere. Het is een kwestie van volledig vrije keuze binnen een spectrum van attitudes, waarin de bijenhouder zichzelf positioneert.

Dominator

De Dominator gaat ervan uit dat de natuur er is om de instandhouding van de menselijke soort te ondersteunen. Voor hem is de natuur nauwelijks meer dan een bron van ruw materiaal om de menselijke doelstellingen te realiseren. Daartoe moet de natuur veroverd, gecontroleerd, onderworpen, kortom: gedomesticeerd worden.

De Dominator streeft naar de maximale bruikbaarheid en het maximale gewin dat wettelijk en economisch haalbaar is. De natuur op zich, volgt een koers van ‘trial and error’, van vallen en opstaan, de koersvan de natuurlijke selectie. Maar omdat de Dominator gebruikmaakt van beredeneerde teelttechnologie, verloopt bij hem het ‘trial and error’-proces efficiënter: hij vertrekt vanuit een beperkte en geselecteerde pool van startmateriaal, met minder mislukkingen als gevolg.

De Dominator-bijenhouder zal de genetische structuur van zijn bijen willen modificeren d.m.v. om het even welke beschikbare techniek, als die hem maar voordelen oplevert.

Dat impliceert eveneens het creëren van kunstrassen, het kunstmatig insemineren en het toepassen van de recombinant-DNA-technologie.

Als hij de gewenste genetische eigenschappen niet kan terugvinden in de plaatselijke bijenrassen, zal hij ze importeren, desnoods van aan de andere kant van de wereld.

Hij zal bijen houden in omstandigheden die hem de grootst mogelijke controle’ verzekeren door gebruik te maken van gestandaardiseerde kasten en ramen, voorbedrukte wasraat, koninginnenroosters, chemische acaricides, antibiotica … Hij zal ingrijpen om het zwermen te voorkomen, koninginnen van merktekens voorzien, hun vleugels knippen, darrenbroed ‘koppen’ of wegsnijden, enz. enz.

Zich bewust zijnde van de arbeidskost, zal hij het bijenvolk maar zo vaak openen, als nodig is voor de volledige controle ervan. Hij neemt zoveel honing af als maar kan en geeft suikerstroop in

de plaats. In ruil voor lucratieve) bestuivingscontracten of een grotere honingoogst, zal hij de bijenvolken desnoods over honderden kilometers verslepen. 

De utilistische ethiek van de Dominator wordt het best veruiterlijkt in sommige praktijken uit een nog vrij recent verleden. Eén van die praktijken bestond erin om de bijen in de korven boven een putje in de grond te plaatsen, waarin men een zwavelstrip verbrandde om de bijen te verstikken en om aldus de oogst gemakkelijker te kunnen afnemen. (zie afbeelding hierna)

Bij een andere routineprocedure in sommige noordelijke klimaatstreken, doodde men de bijen op het einde van de laatste zomerdracht, om op de kosten van het inwinteringsvoedsel en de kastenisolatie te besparen.

Het nieuwe seizoen startte men dan met de invoer van pakketbijen uit de zuidelijke streken. Deze laatstgenoemde praktijk wordt in de beroepsimkerij – en daar niet alleen – nog courant toegepast 

Steward

Ook de Steward ziet de natuur vanuit een egocentrische gezichtshoek. Maar in tegenstelling tot de Dominator erkent hij bepaalde grenzen. Hij ziet zichzelf als iemand aan wie wél het gebruik van de natuur is toevertrouwd, maar niet de onbegrensde consumptie ervan. De Steward erkent tenminste de plicht om ook andere organismen dan de mensen te respecteren, onafgezien van de mate waarop zij op mensen gelijken of de mate waarin hun lijden met dat van de mensen kan vergeleken worden.

Voor hem bestaat het probleem erin een rangorde op te stellen van de intrinsieke waarde van die organismen die hij respecteert.

De onderwerping van een bepaald dier aan een zekere vorm van domesticatie en kunstmatige teelt, kan niet zo maar arbitrair gebeuren. Alhoewel de menselijke belangen prevaleren over deze van dieren en planten, mogen deze laatstgenoemde categorieën niet alleen maar van uit het oogpunt van puur economisch belang beschouwd worden.

Ook onze samenleving accepteert dat dieren kunnen gebruikt worden voor verschillende doeleinden, maar zij stelt ook bepaalde beperkingen aan dat gebruik.

Bijen echter vallen buiten het gezichtsveld van die maatschappelijke controle. De Steward beschouwt het als zijn plicht om zorg te dragen voor de instandhouding van de biodiversiteit en de bescherming van ecosystemen, desnoods tegen de economische belangen van de mens in. De Steward wil de integriteit van de natuur niet aantasten, maar toch zal hij tand en water in cultuur brengen en hij zal zonder enig bezwaar dieren domesticeren, zij het dan binnen bepaalde grenzen.

De bijenhouder met de attitude van de Steward, geeft de voorkeur aan de meer traditionele teeltmethodes, maar net zoals de Dominator, zal hij naar moderne technieken grijpen als hem dat goed uitkomt. In de bijenteelt vermijdt hij wel extremiteiten als het knippen van de moervleugels of het roven van het laatste restje van de honingvoorraad. Maar dat belet hem niet om aan zwermverhindering te doen in de oude stijl.

Hij onderzoekt zijn bijen op ziekten en behandelt ze ook, maar dan bij voorkeur met niet-chemische middelen; antibiotica komen niet in aanmerking en het hernieuwen van raten geschiedt op regelmatige basis.

Hij is bereid om aan pastorale bijenteelt te doen over korte afstanden om de bevoorrading in pollen en nectar voor zijn bijen te waarborgen. Daarbij overweegt hij zorgvuldig hoeveel kolonies een bepaalde dracht kan dragen.

(voortzetting in deel 2: de Partner – de Participant)