Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 95
Jaar: 2009
Maand: April
Auteurs: Alois Schotanus

 IMPACT NOSEMA CERANAE BETWIST

Ter herinnering

Het debat is nog volop aan de gang: hoe dodelijk is Nosema ceranae voor de bijenvolken en hoe groot is het aandeel van deze ziekteverwekker in het CCD, ofte het zgn. ‘Verdwijnsyndroom’?

Ter herinnering nog even dit: het was Mariano Higes van de faculteit Diergeneeskunde van de universiteit van Madrid die de kat de bel aanbond. Sindsdien zijn door vorsers overal ter wereld projecten ontwikkeld om de impact van deze darmparasiet op de gezondheid van het bijenvolk te bestuderen.

In Nederland werd in dit verband door Romée van der Zee een grootschalig project opgezet, waaraan ook Vlaamse imkers deelnemen. Op de AVIB-dag 2007 kwam zij haar opzet en werkwijze toelichten. In het maartnummer 2008 van ons Maandblad, publiceerde Chris Van Gampelaere een uitvoerig verslag over deze uiteenzetting.

Bij dit alles zat natuurlijk de gedachte voorop om Nosemaceranaete kunnen aanwijzen als de grote boosdoener, verantwoordelijk voor de massale bijensterfte van de laatste jaren.

Maar het bleek al snel dat Nosema ceranae vast niet als de enige oorzaak kon weerhouden worden. Dat werd o.m. aangetoond door het USDA-ARS (*), dat daarbij verwees naar professionele imkers in Washington State, die met bijenvolken werkten waarin weliswaar N. ceranae voorkwam, maar die voor het overige blaakten van gezondheid.

Ook dit aspect werd breedvoerig behandeld in ons Maandblad van april 2008, onder de titel: ‘De nosema-tweeling’.

Update

40.1_1

Uit Spanje, het land toch dat met M. Higes het voortouw nam in de poging om Nosema ceranae te veroordelen, komt nu een heel ander geluid.

Antonio Pajuelo, (zie foto) is een bioloog, ook van de univ. van Madrid. In zijn functie van Bijenteeltinspecteur (Consultoras Apicolas) is hij van ambtswege belast met het toezicht op de gezondheid van de bijenstapel in zijn land. Hoe kijkt hij aan tegen de massale verdwijning van de bijenvolken?

Vooreerst stelt hij dat er al vanaf 1807(!) in aantekeningen regelmatig sprake is van massale ineenstorting van bijenvolken, in de herfst en bij de uitwintering.

In 2000 noteerde Pajuelo in zijn ambtsgebied ernstige verdwijn-problemen, na een uitermate droge herfst.

Er was in de kasten een groot gebrek aan stuifmeel en de bijen vlogen op gras en andere ongewone gewassen, om toch maar aan pollen te geraken. Zij verzamelden zelfs stof en zaadkorrels uit de voederruiven van paarden en runderen.

Van de Iste oktober 2004 tot de 30ste september 2005, leed Spanje onder de 12 droogste maanden sinds de georganiseerde weerwaarnemingen. In die jaren noteerde hij substantiële verliezen van bijenvolken in de professionele imkerij.

In de kolonies die Pajuelo inspecteerde, ontbrak telkenmale stuifmeel. De onderzochte bijen vertoonden een fundamenteel gebrek aan eiwitvetlichaampjes. In slechts 16% van de gecontroleerde kolonies, kon hij nosema vaststellen. Om de verliezen in te dijken, werden volken naar betere drachtvelden overgebracht, en supplementen van pollen en fumagillin bijgevoerd.

In 2006 en 2007 kende Spanje een behoorlijke regenneerslag en de bijen voeren er wel bij. Twee laboratoria in het land rapporteerden dat de meerderheid van de onderzochte kolonies, geïnfecteerd waren door N. ceranae, maar dat er geen sprake was van abnormaal hoge verliezen. (Het was nochtans in 2006 dat Mariano Higes zijn onderzoekingen verrichtte).

Drie factoren

PajueLo suggereert dat het Sindrome de Desaparicion de Colmenas (het Spaans CCD – syndroom) veroorzaakt wordt door drie factoren:

– ontoereikend voedsel (pollen!);

– hoge concentratie van residuen van pesticiden én acariciden in de bijenkasten;

– een zeer hoge varroabelasting.

Hij is er niet van overtuigd dat Nosema ceranae een beslissende invloed uitoefent op de teloorgang van bijenvolken.

Frustrerend

Alles bij mekaar is het toch wel frustrerend voor de doorsnee-imker, dat de wetenschappers – nota bene uit hetzelfde land – het onderling niet eens zijn over de impact van Nosema ceranae op hun bijenvolken in veldopstelling.

‘In afwachting dat de bijenvorsers uitvoerigeren metmeereensgezind­heid kunnen informeren over deze nosemavariant, lijkt het ons voor de hand liggend dat alle maatregelen ter bestrijding van de van oudst bekende Nosema apis, evenzeer van toepassing blijven op Nosema ceranae.’

Dat schreven wij in ons Maandblad van april 2008 op blz. 9 — 12. Het ziet er naar uit dat we nog steeds achter die bewering kunnen staan. En dat we zullen moeten roeien met de riemen die we hebben.

Bronnen:

Pajuelo, A. G.: Sindrome del Despoblamiento de las Colmenas — Vida Apicola 145 (2007): 36-47.

Pajuelo, A.G. y Bermejo,Fco. J. 0.: Nueva teroria : Un estudio demonstraria que no hay relacion entre SDC (CCD) y Nosema ceranoe. — Noticias Apicolas — 17de Diciembre de 2008

http://www.noticiasapicotas.com.ar/CCD. htm

Schotanus, A. : De Nosema-tweeling. — Maandblad van de Vlaamse Imkersbond – april 2008 — p. 09 -12.

(*) USDA-ARS : Studiediensten van het Departement van Landbouw in de USA.