Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 101
Jaar: 2015
Maand: oktober
Auteurs: dr. Pia Aumeier

WASMOTTEN TE SLIM AF ZIJN

Raten hebben een korte vervaldatum. Bijen laten gedurende hun ontwikkeling zes vellen, resultaat van even zovele vervellingen, evenals ontlasting en voederresten in hun cel achter. Een potentiële ziektebron voor volgende larvengeneraties. Wilde bijen vertrouwen, ten laatste na twee jaar, deze raten toe aan hun natuurlijke recyclingspecialisten. Imkers doen het dikwijls anders.

foto wasmot

De gebruikelijke methodeVeel bladzijden van imkerboeken worden gevuld met raadgevingen voor het beschermen van het imkerkapitaal, bestaande uit waardevol geachte raten. In de strijd tegen de wasmotten, maar ook tegen schimmels, stuifmeelmijten, mieren of muizen, wordt grof geschut ingezet. Er worden omvangrijke stuifmeel- en voedervoorraden opgeslagen en beschermd, intelligente, met bestrijdingsmiddelen ontsmette ramenkasten gebouwd en dan eens tocht, hitte of koude toegepast en dan weer azijnzuur, zwavel of bacteriën.

Het alternatief
De slimme imker gebruikt slechts twee dingen voor het beschermen van zijn raten: besluitvaardigheid bij het sorteren van ramen in de herfst en enige kennis van wasmotbiologie. Wasmotten zijn namelijk op zuivere was eenvoudig te doden.

Vreetmachine
Eieren van wasmotten komen op natuurlijke wijze voor op bijna alle raten. Larven van de kleine wasmot worden in het volk geboren en leven overwegend op de bodem van cellen. Daarbij duwen ze de bijenpop naar boven, waardoor het zogenaamde “buisbroed” ontstaat ( is broed dat door een buis, gesponnen door de wasmot, naar boven wordt geduwd. In het slechtste geval is het broed verstrikt in het spinsel en kan het niet uitlopen (fig. 1).
Voor het volk is de wasmot onproblematisch daar de bijen schade aan was en raten kunnen beperken. Zonder bijenbescherming vreten echter reeds na enkele dagen een dozijn wasmotlarven zich dik.
Eerst nog onopvallend en slechts aan een paar spinsels te herkennen(fig. 2) vernietigen ze fluks ganse ramen en laten vuil, spinsel, uitwerpselen en stank achter (fig. 3). Op de zoektocht naar een veilige plaats om te verpoppen knagen ze zelfs aan hout en plastiek. Bijzonder getroffen worden imkers die nauwelijks bebroede ramen tussen niet bebroede ramen bewaren. Larven van wasmotten sterven op zuivere was, omdat ze voor hun ontwikkeling nood hebben aan proteïnen van stuifmeel of larvenvellen en uitwerpselen.
Maar zelfs kleine bebroede of van stuifmeel voorzien oppervlakten (fig. 5) brengen de rest van het ratenbestand in gevaar. Het is daar dat de pasgeboren larven van de wasmot zich versterken en vervolgens het onbebroede materiaal aanvallen (fig. 6).

Fig1
Fig. 1
Fig2
Fig. 2
Fig3
Fig. 3
Fig4
Fig. 4
Fig5
Fig. 5
Fig6
Fig. 6

Vastberadenheid
Ik gebruik helemaal geen beschermingsmiddelen tegen wasmot en toch heb ik geen wasuitval. Het recept: na het slingeren verdeel ik alle ramen rigoureus in drie groepen.
Groep 1: alle onbebroede, lege ramen en wasramen. Slechts zij worden ‘buiten een volk’ opgeslagen! Mijn koninginnerooster zorgt voor onbebroede honingramen. Alle honingramen die ik in de nazomer niet gebruik voor routinematige raamhygiëne plaats ik in een lege romp boven een sterk volk. Na nog geen week zijn zij zuiver en droog, en worden voor de winter in een rompentoren op een roosterbodem opgeslagen. Noch mieren- of wasmottenbestrijdingsmiddelen zijn hierbij nodig, het vlieggat van de toren wordt wel afgesloten met een schuimrubberstrook ( ook bijen interesseren zich aan lege ramen) en muizenrooster.

Groep 2: weinig bebroede ramen of ramen met honing- of stuifmeel voorraad. Zij worden steeds ‘in een volk’ opgeslagen, bijvoorbeeld ter vervanging van weggenomen darrenramen. Zolang het warm is zijn het de bijen, in de winter de koude, die de ramen beveiligen tegen de vraatlustige motten.

Groep 3: zijn de te smelten ramen. Hiertoe behoren:

  • Bebroede ramen die maximaal 2,5 jaar oud zijn. Geen rekening houden met stuifmeel of honing, want zuivere ramen zijn belangrijk voor de bijen.
  • Bebroede ramen met afgestorven broed of darrencellen.
  • Alle ramen uit groep 2 die niet in een volk kunnen worden ondergebracht.
  • Onbebroede ramen die slecht zijn uitgebouwd of beschadigd.

Imkers hangen aan hun bebroede en stuifmeeldragende ramen. Bijen daarentegen verkiezen nieuwe en frisse raamvullingen.

* Bovenstaand artikel is verschenen onder de titel ‘Den Motten ein Schnippchen schlagen’ in ‘Die neue Bienenzucht’ van november 2013. Met dank aan dr. Pia Aumeier voor het verlenen van de toelating het artikel te publiceren in ons maandblad.