Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 89
Jaar: 2003
Maand: januari-februari
Auteurs: F. Somers

HET GESLACHT VAN DE EITJES

Het lezen van het artikel ‘Geslachtbepaling van de bijeneitjes’ van voorzitter Baeten in het februarinummer van verleden jaar, heeft mijn geheugen opgefrist. Ik heb immers ooit een bijzondere proef uitgevoerd die ik hier wil beschrijven omdat ze een antwoord biedt op de vraag hoe het te bewijzen valt dat de moer niet zelf voor het geslacht van haar nakomelingen kiest.

Proef

Ik moet teruggaan tot 1976, ergens in de meimaand. Na veel plannen smeden, wilde ik aantonen dat de moer niet zelf het geslacht van haar eitjes bepaalt. Even logisch doordenken! Halverwege de voormiddag benevelde ik een uitgebouwde darrenraat lichtjes met honingwater en hing het midden in het broednest van een sterk volk. Ongeveer acht uur later, rond vijf uur in de namiddag dus, nam ik het belegde raam uit de kast. Vervolgens spande ik een stukje nylonkous van tien cm op tien over een aantal eitjes en maakte het met kopspeldjes stevig vast. De gedeeltelijk afgeschermde darrenraat hing ik daarna in dezelfde kolonie terug.

Na drie dagen verwijderde ik het stukje nylonkous. Van dan af beginnen de bijen immers voedsel in de cellen te brengen. Dat dient om de larfjes te voeden die geboren gaan worden. Intussen was het sperma de eitjes binnengedrongen waardoor ze bevrucht werden. Het eerste voedsel maakte de eischillen zacht. Zo konden de larven zonder weerstand geboren worden. De eitjes bleken inderdaad bevrucht omdat het sperma door de micropyle – of opening in het eitje – gedrongen was, de bijen waren inderdaad niet bij de eitjes geraakt. De darrencellen werden herbouwd tot werkstercellen.

Bewijs uit het ongerijmde

Wat bewijst dat? Elk eitje komt voorbij de spermateek waar het van sperma wordt voorzien! De bijen likken het sperma van de eitjes die in darrencellen liggen af zodat hieruit darren worden geboren. Hierbij speelt de moer geen enkele rol van betekenis: zij is de legmachine die per cel een eitje met sperma legt. Daar de werksters uit mijn proef niet bij de eitjes konden, bleven ze bevrucht en werden er dus werksters geboren!

Besluit

f1

In Die Biene van maart jl., pag. 14-15, schreef Bruno Binder-Köllhofer over ‘Die drei Bienenwesen’. Hij vermeldde daarin dat de moer in darrencellen onbevruchte eitjes legt omdat ze haar spermateek hierbij gesloten houdt. In de kleinere werkstercellen opent ze de spermateek waardoor de erin gedeponeerde eitjes sperma ontvangen en bevrucht raken. Mensen met een sprankelend voorstellingsvermogen vinden dat natuurlijk een zeer aanvaardbare verklaring. Het is helaas niet waar. Ieder eitje dat de moer legt, is met sperma omgeven. De moer beschikt over geen enkel stuurmechanisme. Het zijn de bijen die alles regelen in de kolonie die een echte en hechte commune is. Als uitzondering op de regel geldt dat, als de spermateek van de moer leeg is, zij alleen maar onbevruchte eitjes kan leggen, waaruit natuurlijk enkel darren voortkomen!

Na die, mijn inziens, wetenschappelijk verantwoorde proef met eitjes, kreeg ik zoveel ‘biologische’ tegenwind, dat ik het resultaat ervan in 1976 in de koelkast borg. Het artikel, vertaald door voorzitter Baeten, schudde me wakker en spoorde me aan mijn proef alsnog te publiceren!