Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 89
Jaar: 2003
Maand: september
Auteurs: Chris Simoens

BIJEN EN GENETISCH GEMODIFIEERDE PLANTEN

DEEL 3: reglementering in de Europese Unie en in België

Reglementering van GGP-gewassen en GGP-producten in de Europese Unie

GGP’s kennen hun uitgesproken voorstanders en hun al even doorwinterde tegenstanders. Het heeft lang aangesleept maar nu benadert de EU haar doel: een regelgeving uitbouwen die voor beide partijen aanvaardbaar is.

De EG-wetgeving werkt onder meer met ‘richtlijnen en ‘verordeningen’. Een richtlijn bevat doelstellingen die gelden in de hele EG. De lidstaten staan echter zelf in voor het bepalen van de vorm en de middelen waarmee de doelstellingen bereikt worden. Een verordening echter is een echte EG-wet die in elke lidstaat tot op de letter gelijk is. GGP’s worden geregeld door richtlijnen.

De opzettelijke vrijstelling van GGP’s wordt sinds 17 oktober 2002 geregeld door de richtlijn 2001/18/EC. Deze zogenaamde Food and Feed richtlijn is een beter geformuleerde en strengere uitgave van de oude richt­lijn 90/220/EEC en omvat twee regulatorische regi­mes.

Deel B regelt de teelt van GGP-gewassen in veld­testen met het oog op onderzoek en ontwikkeling. Hierover kunnen de individuele lidstaten autonoom beslissen. Er gelden strikte voorwaarden: uitgebreide opvolging en rapportering, grondige analyse van milieu- en gezondheidsrisico’s, vernietiging van het GGP-materiaal na afloop van de test, beperkte duur van de eerste vergunning (max. tien jaar), verplichte doorstroming van informatie naar het publiek toe, verbod van antibioticum-resistentie-genen in GGP’s, verplichte raadpleging van wetenschappelijke commissies enzomeer.

Deel C reglementeert de vrijstelling van GGP’s in de commerciële teelt, dus met het oog het GGP – of een derivaat – op de markt te brengen. Elke lidstaat beschikt hiertoe over een bevoegde instantie die de aanvragen nauwgezet analyseert en binnen de negen­tig dagen een opinie formuleert. Daarna evalueren de overige lidstaten de aanvraag. Als er bezwaren zijn, kan geen vergunning toegekend worden.

Dit verklaar­de situatie waarin de EU gedurende vijf jaar verkeer­de. Doordat sinds oktober 1998 een aantal lidstaten de goedkeuring van nieuwe dossiers blokkeerden, konden geen nieuwe producten met GGP’s op de markt gebracht worden. Hierdoor gold een de facto moratorium, totdat men het eens was over een degelijk uitgewerkte wetgeving die de consument zo goed mogelijk zou beschermen en informeren.

In juli 2003 werd een cruciale stap gezet in de richting van de opheffing van het moratorium. Het Europese parlement, de Commissie en de Raad keurden namelijk een nieuwe verordening betreffende  etikettering en tracering goed. Bijgevolg moet deze nieuwe wetgeving in principe binnen de zes maanden van kracht zijn in de hele EG.

Dan moet de aanwezig­heid van GGP’s op het etiket vermeld worden vanaf een drempelwaarde van 0,9%. Op die manier kan de consument kiezen wat hij op zijn bord wil. De wet geldt voor alle GGP-afgeleide producten, ook deze die strikt genomen geen genetisch gewijzigde stoffen (DNA of eiwit) bevatten, zoals plantaardige oliën. Daarnaast moet volledige tracering (=opsporing) van de genproducten mogelijk zijn, zowel in voeding als in dierenvoer. Aangezien in honing normaal slechts 0,1%  stuifmeelkorrels aanwezig zijn, is etikettering niet wettelijk verplicht, maar kan vanzelfsprekend vrijwil­lig gebeuren (zoals voorgesteld door de Britse ‘Honey Association’).

Onder de oude richtlijn 90/220/EC – tot aan het moratorium van 1998 – werden achttien GGP’s goedgekeurd waaronder drie vaccins, Bt-maïs en herbicide-resistente soja (van Monsanto). Ondertussen liggen zeker twintig producten te wachten op Europese goedkeuring. Men verwacht dat nog dit jaar de eerste, nieuwe GGP’s op de markt kunnen toegelaten worden.

f1

Toch is de zaak nog niet helemaal rond. Een netelig  probleem is namelijk de organisatie van de  zogenaamde ‘coëxistentie’, het naast elkaar bestaan van wel en niet genetisch gewijzigde voedselstromen. Alleen wanneer een strikte scheiding mogelijk is, heeft etikettering echt zin. Maar hoe zeker kan een zaadkweker of biologische boer zijn dat zijn gewassen niet bestoven zijn met GGP-pollen van velden in de buurt?

De Europese Commissie wenst hieromtrent geen dwingende wetgeving uit te werken en houdt het bij ‘aanbevelingen’. Zo wordt aangeraden coëxistentie te regelen door middel van minimumafstanden en bufferzones tussen verschillende soorten gewassen, de aanleg van stuifmeelbarrières zoals hagen, een verschillende timing van de gewassen en samen­werking tussen naburige boerderijen.

Elk EU-land moet zijn eigen wetgeving over coëxistentie uitwerken, aangepast aan de lokale omstandigheden. Inderdaad ligt de situatie helemaal anders in een land met grote landbouwbedrijven en uitgestrekte velden dan in een land met kleinschalige landbouw. Europese Commissaris voor Landbouw Fischler wil echter niet dat GGP-vrije zones worden verplicht, omdat in dat geval de ontwikkeling van GGP-landbouw zou gefnuikt worden. Een verbod op GGP’s mag uitzonderlijk wel in regio’s waar coëxisten­tie onmogelijk te regelen valt, zoals in streken waar smalle stroken akkers naast elkaar liggen.

Voorts moeten de lidstaten ieder voor zich nagaan of hun aansprakelijkheidswetgeving volstaat om te bepalen wie moet opdraaien voor economische schade als gevolg van een vermenging van conventionele en genetisch gemanipuleerde gewassen.

Reglementering van GGP-gewassen in België

In België wordt de vrijstelling van GGP’s in het milieu nog steeds geregeld door het KB van 18 december 1998, dat in feite de uitwerking is van richtlijn 90/220/EEC. De richtlijn Food and Feed werd nog niet op een correcte manier omgezet in Belgische wetgeving (we schrijven 30 juli 2003).

De federale wet bepaalt dat officiële toestemming MOET bekomen worden voordat een experiment kan worden aangevat. De federale administratie (Ministerie van Volksgezondheid, met onder meer de Sectie Bioveiligheid en Biotechnologie – SBB – van het Wetenschappelijke Instituut voor Volksgezondheid Louis Pasteur) staat specifiek in voor het beheer en de opvolging van de administratieve procedures. De website www.biosafety.be is de officiële, federale informatiebron naar het publiek toe.

Elke aanvraag om GGP-gewassen in een proefveld te testen wordt grondig doorgelicht door de Bioveiligheidsraad. Daarnaast wordt een (bindend) advies geformuleerd door de Minister van Leefmilieu, verantwoordelijk voor het gewest waar de proef wordt uitgevoerd. Op basis van deze evaluaties verleent de (federale) Minister van Volksgezondheid al dan niet een vergunning.

Het bovenvermelde dossier voor zelf-bestuivende appelbomen was een testcase (zie deel 2). Minister Tavernier wou hier al inspelen op de richtlijn Food and Feed door een publiekraadpleging te organiseren en bijkomend advies in te winnen van een ad hoc commissie ‘duurzaamheid en ethische aspecten’. In de toekomst zouden deze twee extra adviezen een vaste component zijn van het evaluatie­proces. Het is op dit moment niet duidelijk hoe het nieuwe beleid van de paarse regering aangaande GGP’s er zal uitzien. Ze zal in elk geval dringend werk moeten maken van de omzetting van de richtlijn Food and Feed in Belgisch recht, maar ook de recent gestemde wetgeving voor etikettering en tracering moet worden toegepast en de regels voor co-existen­tie moeten uitgewerkt worden.

f2