Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkerbond
Jaargang: 89
Jaar: 2003
Maand: oktober
Auteurs: Chris Simoens
BIJEN EN GENETISCH GEMODIFICEERDE PLANTEN
Deel 4: Slotbeschouwingen
GGP-veldproeven in België
In België werden tot nu toe meerdere GGPgewassen in een ‘open veld’-situatie getest. Ook gewassen die de imkers aanbelangen, zoals koolzaad en Indische mosterd of Brassica juncea. De genetisch gewijzigde kenmerken in het GGP-koolzaad waren meestal op insectenresistentie (Bacillus thuregensis), mannelijke steriliteit en herbicidenresistentie. Het gebruikte GGP-koolzaad leverde bijgevolg geen risico op voor de bijen. Bovendien stelt één van de verplichte voorzorgsmaatregelen dat binnen een straal van 1 km de imkers moeten opgespoord worden.
In 2002 werd een bepaald GGP-zomerkoolzaad getest op een oppervlakte van 9,4 hectare, verspreid over de volgende gemeenten: Nazareth, Maldegem, Bassevelde, Wortegem-Petegem, Kaprijke, Dentergem, Olsene, Oostrozebeke, Vaudignies, Ellezelles, Maffle, Flobecq, Saint-Sauveur, Russignies, Orroir, Salles en Saint-Aubin. In 2001 waren er beduidend meer koolzaadproefvelden. Onder andere wenste men een analoog GGP-winterkoolzaad te testen op een totale oppervlakte van 44 ha in een nog langere reeks gemeenten, maar door het slechte weer bleef het bezaaide areaal beperkt tot 22,6 hectare. In Dikkele werd Indische mosterd getest op een oppervlakte van ruim 7000 m2. Het jaar 2000 was hét piekjaar voor veldproeven van GGP’s.
In december 2002 besliste de Belgische biotechindustrie om in 2003 geen veldproeven uit te voeren. Hiermee wilde ze een signaal geven aan de toenmalige regering om een einde te maken aan de verwarrende situatie in de regelgeving, die door de niet-GGP-gezinde groene ministers werd tot stand gebracht. Ze hoopt dat de nieuwe paarse regering in het vroege najaar eindelijk de richtlijn ‘Food and Feed’ op een correcte en transparante manier zal omzetten in Belgisch recht, zodat de proeven en het onderzoek hervat kunnen worden. Informatie over standpunten en plannen van de Belgische biotech-industrie kan terug gevonden worden op www.belgobiotech.be.
Wat er ook van zij, wie de volgende jaren principieel strikt GGP-vrije honing wenst te produceren, doet er goed aan nader te informeren naar de aanwezigheid van GGP-proefvelden in de omgeving, en liefst in een straal ruimer dan 1 km. Gegevens over de proefvelden zijn – weliswaar na enig zoekwerk – terug te vinden op www.biosafety.be. Voor de exacte localisatie moeten de bedrijven zelf gecontacteerd worden.
Slotbeschouwingen GGP-gewassen en bijen
Voor onze bijen hebben we een beperkt aantal risico’s vastgesteld, al is bijkomend onderzoek vereist om tot een eenduidige conclusie te komen. We mogen verwachten dat een aantal wetenschappers hiermee doorgaan. Door het beperkte percentage stuifmeelkorrels in honing is etikettering niet wettelijk verplicht.
Uiteindelijk moet ieder voor zichzelf uitmaken of hij al dan niet GGP-gezind is. Aan de aanwezigheid van GGP’s in onze omgeving valt in elk geval niet te ontkomen. Gelukkig heeft de EU een vrij degelijke regelgeving uitgewerkt die voor de meeste partijen aanvaardbaar is. Zelfs de harde milieuverenigingen Greenpeace en Friends of the Earth bleken best tevreden met de onlangs gestemde wetgeving. Voor het publiek – meer in het bijzonder de imkers – is het van belang dat GGP-gewassen aan een streng onderzoek onderworpen worden alvorens ze in veldproeven getest worden of op de markt komen. Bovendien bestaat een vlotte informatiedoorstroming naar het publiek toe. Dit zou moeten toelaten dat de imker die principieel GGP-vrije honing wenst te produceren, gemakkelijk de nodige gegevens kan bekomen. Een heikel punt blijft de coëxistentie. Hopelijk blijkt de scheiding tussen GGP- en niet-GGP-landbouw in de praktijk uitvoerbaar.
Slotbedenkingen over GGP-gewassen
In hoeverre zijn GGP-gewassen nodig? In deel 1 meldde ik dat de GGP-gewassen vooral tegemoet komen aan de voedselbehoeften van een nog steeds toenemende wereldbevolking. Naast de toepassingen in de industrie en de geneeskunde wordt dit argument inderdaad vaak gehanteerd. Volledigheidshalve moet ik hieraan toevoegen dat er tot op vandaag – op wereldniveau – geen voedseltekorten bestaan, alleen bereikt de voeding al te vaak niet die mensen die er nood aan hebben. De oorzaken voor de gebrekkige verdeling zijn onder meer – voor de ontwikkelingslanden – armoede, te lage verkoopprijzen voor de plaatselijke kleine boeren binnen een open, vrije wereldmarkt, gebrek aan (vruchtbaar) land en de aanwezigheid van grote plantages voor export.
GGP-gewassen zijn zeker niet de enige uitweg uit voedselgebrek. Als onrechtstreekse maatregel moet men vanzelfsprekend de bevolkingsaangroei terugdringen. Door verlaging van het vleesverbruik kan op eenzelfde hoeveelheid land meer voedsel voor mensen geteeld worden.
Het onderzoek in laboratoria dat aan de vorming van een GGP-gewas voorafgaat, vergt grote investeringen, die gevolgd worden door dure risicoanalyses alvorens het GGP-gewas reglementair op de markt kan komen. Al te vaak concentreert men zich op de schepping van een supergewas op zich, terwijl de context; zoals een gezonde bodem, evenzeer, zoniet van groter belang is. Zo slaagde men erin met behulp van het enten van een cocktail van welbepaalde in de natuur voorkomende (zgn. effectieve) micro-organismen de bodem dusdanig te herstellen en gezond te maken dat ziekteverwekkers geen kans kregen en de gewassen meer opbrachten dan normalerwijze via genetische modificatie mogelijk is.
De vraag is niet alleen ‘hoe moet ik deze vervelende ziekte of pest bestrijden?’, maar ook (en vooral) ‘hoe is het mogelijk dat deze pest zo drastisch toeslaat?’ (dit is ook van toepassing op de varroaplaag). Het basiskenmerk van de alternatieve landbouwsystemen (biologisch, biologisch-dynamisch, …) is precies dat hier veel meer met de context rekening gehouden wordt. Een netelig nevenaspect – althans voor de grote bedrijven – is wel dat de eenvoudigere en goedkopere oplossingen geen blijvende, grote winsten kunnen garanderen. Gedreven door noodzaak – de verregaande verloedering van het milieu en de druk van de publieke opinie – vindt de holistische of ecologische visie stilaan ingang in de conventionele landbouw. Men spreekt over ‘geïntegreerde’ landbouw, omdat weliswaar de algemene technieken van de conventionele landbouw van toepassing blijven, maar anderzijds het gebruik van scheikundige gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest zoveel mogelijk wordt vermeden. Tevens komt er meer aandacht voor natuurelementen (zoals akkerranden, poelen, houtkanten, latere maaibeurten en dergelijke). Dit is ook een gunstige evolutie voor de bijenweide. Laat ons hopen dat deze tendens zich verder doorzet.
Voornaamste bronnen
1. Keil, S., Romeis, J., Fluri, P., and Bigler, F. (2002). Transgene Pflanzen. Sind Honigbienen durch den Einsatz von insektenresistenten transgenen Pflanzen einem Risiko ausgesetzt? Teil 1, in Bienenvater, Heft 1, pp. 18- 22; Teil 2, in Bienenvater, Heft 2, pp. 22-27.
2. Williams, I. (2002). 3 delen in Bee world, Vol. 83.
- The EU regulatory framework for GM crops in relation to bees. 83(1), pp. 24-35.
- The EU regulatory framework for GM foods in relation to bee products. 83(2), pp. 78-87.
- Cultivation of GM crops in the EU, farmland biodiversity and bees. 83(3), pp. 119-133.
3. Higa, T. (1998). Effectieve organismen – Voor een duurzame landbouw en een gezond milieu. Uitgeverij Jan Van Arket.
4. Websites:
- De officiële, federale website voor biotechnologie en www.biosafety.be.
- Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek (viWTA): www.viwta.be.
- De EU-website: http://europa.eu.int
- Kritische stemmen: Vereniging voor Ecologische Leef- en Teeltwijze (www.velt.be) en Werkgroep Rechtvaardige Landbouw (www.wervel.be).
- Voorstanders: Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie (www.vib.be) en BelgoBiotech, de federatie van de belangrijkste biotechnologiebedrijven van België (www.belgobiotech.be).