Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 94
Jaar: 2008
Maand: November
Auteurs: L.G.M. Hensels

DE BETEKENIS VAN BLOEIENDE WEGBERMEN VOOR DE IN ONS LAND VOORKOMENDE BESTUIVENDE INSECTEN

Algemene beeldvorming

Bij de teelt van vele land- en tuinbouwproducten is het onder­deel ‘Bestuiving door insecten om voldoende vruchtzetting te verkrijgen’.zeer belangrijk.
Voorbeelden zien we bij de fruitteelt, de groenteteelt, de zaadteelt en de teelt van siergewassen.
De bestuivingswaarde van de bestuivende insecten voor onze wilde flora en het stedelijk groen, krijgt veel te weinig aandacht.
De nutswaarde van deze insectengroep voor de zekerstelling van de biodiversiteit dient meer betrokken te worden bij de verbreiding van kennis en bij projecten ter bevordering van de biodiversiteit. De waarde van de imker voor zijn bijdrage aan de natuur is door gebrek aan kennis te weinig bekend. Meer aandacht aan dit gegeven is dringend gewenst.

Hoewel het bestuivingswerk groten­deels door onze statenvormende honingbij, (Apis mellifera), verricht wordt, moeten we onder bijen eveneens verstaan het grote aantal soorten solitaire bijen en de hommels. Ook vlinders, kevers en vliegen leveren hun bijdrage aan het bestuivingswerk.
Door het toepassen van insecticiden en herbiciden, de zeer intensieve cultuurtechniek in de land- en tuinbouw, en de grote versnippering van natuurterreinen, heeft men de levensvoorwaarden voor de genoemde insectengroepen ernstig bemoeilijkt en vaak onmogelijk gemaakt. Het instinctieve gedrag van deze insecten is vaak zo gecompliceerd, dat aanpassing in de gewijzigde omstandigheden niet verwacht mag worden. Een gevolg is dan ook een sterke achteruitgang van deze diergroep.

De honingbij, Apis mellifera, is ‘nog’ de enige soort die door de mens gehouden kan worden. Om dit verder mogelijk te maken voor de toekomst dient bevorderd te worden dat de planten waar de bijen hun voedsel op verzamelen – de zogenaamde drachtplanten – zoveel mogelijk behouden blijven, en ook zoveel mogelijk uitgebreid worden.
Niet alleen de honingbijen, maar de hele groep van de bestuivende insecten is hierbij gebaat.

Het is tegenwoordig mogelijk om kunstmatig hommels te kweken maar dit kan alleen als honingbijen in welstand verkeren. Het voert ons te ver om hier dieper op in te gaan, maar om hommels kunstmatig te telen, zijn honingbijen nodig.
Het is belangrijk mogelijkheden te scheppen tot uitbreiding van het areaal drachtplanten; mogelijkheden te benutten bij het beheer van natuurterreinen, herbebossing, erfbeplanting, stedelijke groenvoorziening; en een zodanig beheer van wegbermen, dijken, oevers en houtwallen toe te passen, dat planten die een waarde hebben als drachtplant, behouden blijven.

De hommels en de solitaire bijensoorten hebben niet alleen voor het vergaren van voedsel, maar ook voor de nestgelegenheid, een milieu nodig, zoals dit vaak te vinden is in wegbermen en houtwallen. Behoud en uitbreiding van het hommelbestand is niet alleen nodig uit sentimentele overwegingen, maar ook omwille van de economische belangen die ermee gemoeid zijn.

Een bekend voorbeeld is de teelt van rodeklaverzaad. De hommels en andere langtongige bijen zijn de beste bestuivers van dit gewas. Veel hommelsoorten nestelen graag in begroeide bermen, houtwallen, in oude mollengangen en muizennesten. Veel soorten solitaire bijen nestelen en overwinteren in braamstengels `’ en stengels van de berenklauw en meer van dit type planten. Het op een onjuist tijdstip vernietigen van droge vegetatieresten, het net vóór de bloei kappen en verhakselen van wilgen, en een ondeskundig maaibeheer van wegbermen, dijken en oevers, richt in dit opzicht veel schade aan. Dezelfde nadelen zijn te vinden in het onderhoud van stedelijk groen zoals dit in de huidige tijd valt waar te nemen.
Chemische onkruidbestrijding met herbiciden is evenzeer een zware aanslag op de biodiversiteit.

Oproep tot bezinning
De instelling van ecologische verbindingszones heeft alleen zin als er ononderbroken leefwerelden in aanwezig zijn voor de vele levensvormen. Elke planten- en diersoort heeft hierin zijn eigen wensen om optimaal te kunnen functioneren. De bestuivende insecten zijn erbij gebaat dat er een groter assortiment aan drachtplanten aanwezig is. Men kan hiervoor ook de term waard of voedselplant gebruiken. De grotere beschikbaarheid aan drachtplanten komt zonder meer ten goede aan honingbijen, hommels, solitaire bijen, vlinders, zweefvliegen en vele andere insecten. En mede daardoor aan insectenetende vogels en andere dieren. Ecologie in brede zin!

Beheer en onderhoud door de inzet van koniks (kleine paarden), Schotse hooglanders en galloways altéén, is geen zinvol beheer. Honingbijen bijvoeren met alleen suikerwater helpt niet om deze insecten in stand te houden. Solitaire bijen en hommels op een rode lijst plaatsen als ze zeldzaam zijn geworden, helpt niet. Wat hier gevraagd wordt, is bezinning op de aanpak van het huidige beheer van natuurgebieden: moet men bevers en wisenten (bizonsoort) invoeren en tamme kastanje en acacia weren omdat zij hier niet van nature thuishoren?

In dit aandachtsveld past ook een andere aanpak van het bermbeheer. Als wegbermen, dijken en oevers gaan leven, geeft men de natuurgebieden ook kansen om te leven.
Een beter samenspel in de natuur – ecologie in brede zin – kan bevorderd worden door een betere samenwerking tussen de verschillende natuur-geïnteresseerden: vogelbescher­ming, vlinderstichting, de diverse bijenhoudersbonden, landbouw­organisaties.
Ook bloeiende akkerranden horen hierbij.

Enige bijzonderheden

De honingbij vliegt op de volgende soorten die langs de wegbermen, dijken en oevers kunnen voorkomen: Cardamine pratensis, Ononis spinosa, Coronilla varia, Anthyllis vulneraria, Lytrum salicaria, Salvia pratensis, Plantago media, Succica pratensis, Scabiosa Columbaria, Knautia arvensis, Campanula spec., Cirsium Spec., Leontodon autumnalis, Taraxacum officinalis, Sinapus arvensis, Mentha arvensis, Vicia spec., Centaurea spec., Trifolium spec., Brassica spec., Epilobium spec., Chamaenerion angustifolium, Oenothera spec., Senecio spec., Eupatorium cannobinum, Chrysanthemum vulgare, Petasites hybridus, Solix spec., Verbascum spec. Barbarea spec., Origanum vulgare en vele andere.

Anthophora-soorten vliegen op Lamium spec. Salix spec., Anchusa. Andrena spec. vliegen op Salix spec, Taraxacum officinalis, Cytisus spec. Deze bijen nestelen vaak in wegbermen in de grond.

De Anthidium-soorten vliegen graag op diverse Labiaten, Lycopus europeus, Leonurus. cardiaca, Teucrium spec., Stachys spec., Mentha spec..
Voor hun nestgelegenheid verzamelen ze graag de wollige beharing van Verbascum lychnitis. De nesten zijn te vinden in de holle braamstengels en de holle stengels van berenklauw en fluitenkruid.

Sterk gebonden aan een bepaalde plantensoort zijn bv.: Panurgus aan Hieracium; Macropus aan Lysimachia; Andrena florea aan Bryonia dioica; Andrena hatorfiana aan Knautia arvensis. Eriades spec. vliegen graag op campanula’s.

Osmia aurulenta vliegt graag op Glechoma hederacea.

Tranchusa byssina is uitsluitend te vinden op op Lotus corniculatus.
Het bijtje Osmia papaveris heeft om zijn nest te bekleden de kroon­blaadjes nodig van Papaver rhoas. Dit alles vraagt om meer zorg dan een botte klepelmaaier, hakselaar en cirkelmaaier op ongewenste momenten. Bezinning en aandacht is meer dan ooit nodig.

Wat vaak vergeten wordt, is dat er voor veel vlinderrupsen voer genoeg is, denk aan de brandnetel als voedselplant.De volwassen vlinders van veel soorten verhongeren, omdat er geen bloemen beschikbaar zijn tijdens hun volwassen leven.Kort geleden is een wereldcongres in Bonn gewijd aan het instand­houden en verbeteren van de biodiversiteit.
Het geschetste beeld hoort hierbij betrokken te worden.

Nadere informatie, is te vinden in het recent verschenen werk van dr. Arie Koster,
Plantenvademecum voor tuin, park en landschap, 2007.
Uitgever Fontaine BV. ‘s-Graveland, ISBN 978 90 5956 1724.
En in het nog steeds waardevolle boek van dr. P. Zonderwijk: De bonte berm. De rijke flora en fauna langs onze wegen.

Uitgever Zomer en Keuning 1979. BV Ede. ISBN 90 210 11530 0