Bron: Maandblad van de Vlaamse Imkersbond
Jaargang: 95
Jaar: 2009
Maand: Oktober
Auteurs: Dr. Michel Asperges
OP WELK TIJDSTIP VAN DE DAG ZIJN STUIFMEEL EN STEMPELS KLAAR VOOR BESTUIVING – DEEL 1
Inleiding
Meeldraden met stuifmeel en de stempels van stampers zijn niet altijd gelijktijdig klaar om bestuiving mogelijk te maken. Veldwaarnemingen hebben ons geleerd dat het voor imkers en fruittelers belangrijk is hiermee rekening te houden als we bijen willen plaatsen voor bestuiving.
Nog te veel imkers en fruittelers denken dat het voldoende is om bijen in een plantage te plaatsen en dat de zaak dan in orde is.
Bestuivingsimkers weten maar al te goed dat het niet zo eenvoudig is.
Van meerdere soorten fruitbomen hebben we uur na uur nagegaan wanneer de meeldraden opengingen en wanneer de stempels tevoorschijn kwamen en vooral wanneer ze ontvankelijk waren voor bestuiving. Wat we bij dit onderzoek niet gedaan hebben, is nagegaan hoe dit varieert bij verscheidene soorten variëteiten van fruitbomen.
Hommels en dan vooral de aard- en weidehommels zijn reeds vrij vroeg op de dag actief en dit tot laat op de avond. Ze zijn ook niet echt kieskeurig en dansen zowat op alles wat stuifmeel en nectar heeft. Ze zijn dus zeker niet bloemvast zoals de honingbijen.
Bij de honingbijen bestaat een strikte taakverdeling en moet je dus niet verwachten dat honingbijen die stuifmeel verzamelen ook nog nectar halen. Stuifineelhaalsters en nectarhaalsters zijn verschillende bijen en dit is niet het geval voor de hommels. Dit wordt wel eens vergeten door de imkers en is zeker niet bekend bij de doorsnee-fruitteler.
Meeldraden
De meeldraden zijn de mannelijke voortplantingsorganen van bloemen. In hun helmknoppen ontstaan na meiose-deling stuifmeelkorrels of pollen. Deze voortplantingscellen bezitten slechts de helft van het normaal aantal chromosomen (dragers van erfelijk materiaal) dat we in de andere lichaamscellen van de plant vinden.
Als we goed observeren dan zien we of een meeldraad rijp is of niet. Een rijpe meeldraad laat duidelijk twee opengesprongen of geplooide helmknoppen zien zodat het stuifmeel naar buiten kan. Onder de microscoop zien we dan dat een helmknop nog eens uit twee hokken bestaat. Tijdens de veldwaarnemingen noteerden we de kleuren van de niet-rijpe en rijpe meeldraden (zie tabel 1).
Tabel 1: Kleur van de helmknoppen en het stuifmeel van de meeldraden
Soms is het nuttig de stuifineelhaatsters die met klompjes thuiskomen eens te observeren. Aan de kleur van de stuifineelklompjes (zie tabel 2) kun je zien waarop ze vliegen. Dit wil niet zeggen dat ook de nectarhaalsters op deze bloemen vliegen. Natuurlijk is het bekijken en interpreteren van een kleur persoonsgebonden. Er bestaan wel internationaal erkende kleurenkaarten die vooral in chemie- en verflaboratoria gehanteerd worden. Ze zijn echter erg duur in aankoop!
Stamper en eicellen
De stamper bestaat uit het vruchtbeginsel, de stijl en de stempel. In het vruchtbeginsel zit(ten) de zaadknop(pen) met de eicel(len) die eveneens ontstaan na meiose.
De stamper bestaat uit één of meer vervormde bladeren die opgeplooid zijn. Hierdoor kan men een rug- en een buiknaad onderscheiden.
Mooie voorbeelden zijn erwten en bonen die uit slechts één vruchtb[ad bestaan. Bij het ‘ranken’ van bonen trekken we de rugnaad weg. Bij de meeste planten bestaat de stamper echter uit meerdere vruchtbladen, bij de appel zijn het er vijf. Je kan dit zien op een dwarse doorsnede van het vruchtbeginsel of je kan ook de stempels tellen.
De stempels van de stamper zijn voorzien van papillen die soms pluimvormig of vingervormig zijn. Bij de windbloeiers zijn ze steeds pluimvormig zodat ze het stuifmeel dat door de wind wordt aangevoerd, gemakkelijk kunnen vasthouden. Bij insectenbloeiers zijn de papillen eerder knobbelvormig. Deze papillen scheiden suikers en groeihormonen af waardoor het stuifmeel gestimuleerd wordt om te kiemen tot een stuifineelbuis.
De stempels van fruitbloemen zijn maar gedurende enkele uren van de dag ‘rijp’ Je kan dit goed zien met een loep van 10 x vergroting. Niet-rijpe stempels, zo rond 10 uur ‘s morgens, zijn romig wit en vertonen geen of zeer weinig papillen. Rijpe stempels, rond 12 à 14 uur, zijn lichtgeel en vertonen dikke papillen. Oude, overrijpe stempels, rond 15 à 17 uur, zijn geelbruin en staan gebogen, de papillen zijn dan klein en verdroogd. Het is dus belangrijk dat de bijen vooral rond de middag zeer actief zijn.
In het vruchtbeginsel ontstaan één of meerdere zaadknoppen. Dit zijn uitstulpingen van de wand van het vruchtblad. Hierin bevindt zich ook een vaatbundel die het nodige voedsel aanvoert. Later ontstaan in elke zaadknop een eicel en een kiemwitcel. Na bevruchting van de kernen van deze twee cellen ontstaat een zaad met een kiem en groeit het kiemwit zeer snel uit tot reservevoedsel voor de kiem. Tegelijkertijd zal het vruchtbeginsel verdikken tot een vrucht. Dit alles kan maar gebeuren als honingbijen, hommels en andere insecten voor de bestuiving gezorgd hebben.
Foto’s © Michel Asperges
Wordt vervolgd …